ECLI:NL:RBAMS:2025:2058

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2025
Publicatiedatum
28 maart 2025
Zaaknummer
11166241 CV EXPL 24-7618
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van vakantiegeld en niet genoten vakantiedagen door een rabbijn tegen een kerkgenootschap

In deze zaak vordert [eiser], een rabbijn en voorzitter van de vereniging [naam vereniging], betaling van vakantiegeld en vergoeding voor niet genoten vakantiedagen van de Portugese-Israëlietische Gemeente in Amsterdam. De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen de Gemeente en de Vereniging, waarin is afgesproken dat de Gemeente maandelijks € 3.300,- betaalt voor de diensten van [eiser]. De Gemeente heeft de overeenkomst twee keer verlengd, maar heeft deze per 31 december 2021 beëindigd. [eiser] stelt dat er een arbeidsovereenkomst bestond en dat hij recht heeft op vakantiegeld en vergoeding voor niet genoten vakantiedagen. De Gemeente betwist dit en stelt dat de betalingen aan de Vereniging als bevrijdend moeten worden beschouwd.

De kantonrechter oordeelt dat er inderdaad een arbeidsovereenkomst heeft bestaan, maar dat de afspraken over het vakantiegeld en de niet-genoten vakantiedagen niet rechtsgeldig zijn. De kantonrechter wijst de vorderingen van [eiser] af, omdat hij zijn aanspraken niet voldoende heeft onderbouwd. De Gemeente heeft ook een reconventionele vordering ingesteld, waarin zij betaling van onverschuldigd betaalde bedragen vordert. De kantonrechter wijst ook deze vordering af, omdat de Gemeente geen belang meer heeft bij de gevorderde stukken. De proceskosten worden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11166241 \ CV EXPL 24-7618
Vonnis van 27 maart 2025
in de zaak van
[eiser],
te [woonplaats] (België),
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigden: mr. H. Loonstein en mr. J.X. ten Velden
tegen
het kerkgenootschap PORTUGEES-ISRAËLIETISCHE GEMEENTE,
te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de Gemeente,
gemachtigde: mr. L.D.N. Mordaunt.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het incidenteel vonnis van 28 november 2024;
- de conclusie van antwoord en een eis in reconventie, waarin ook een exhibitievordering is
opgenomen, met producties;
- conclusie van antwoord in reconventie;
- een afzonderlijk toegezonden productie 19 van de Gemeente;
- een afzonderlijk toegezonden productie 4 van [eiser] .
1.2.
Op 27 januari 2025 heeft de mondelinge behandeling van de zaak plaatsgevonden. [eiser] verscheen in persoon, vergezeld van de gemachtigden. Namens de Gemeente verschenen [naam 1] (voorzitter), [naam 2] (penningmeester) en [naam 3] (oud voorzitter), vergezeld van de gemachtigde. Partijen hebben, mede aan de hand van spreekaantekeningen, hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Ten slotte is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald.

2.De feiten in conventie en in reconventie

2.1.
[eiser] is rabbijn. Hij is ook voorzitter van de vereniging [naam vereniging] (hierna: de Vereniging).
2.2.
Tussen de Gemeente en de Vereniging is op 31 december 2018 voor de duur van 12 maanden een overeenkomst tot stand gekomen op grond waarvan de Vereniging diensten ten aanzien van kennis en advies van de Joodse wetten zal verlenen, die zullen worden uitgevoerd door rabbijn [eiser] (hierna: de Overeenkomst).
2.3.
In de Overeenkomst staat onder meer:
“2 Vergoeding
2.1
De Opdrachtnemer heeft voor zijn diensten uit hoofde van deze overeenkomst jegens de Opdrachtgever aanspraak op een vergoeding van EUR 3.300,- per maand. Dit bedrag is inclusief eventuele bijkomende kosten, waaronder ook reiskosten.
2.2
De Opdrachtnemer zal de Opdrachtgever aan het begin van iedere maand een deugdelijke en gespecificeerde factuur sturen ter zake van haar diensten verricht in de voorafgaande maand, vergezeld van een specificatie die inzicht geeft in de gewerkte uren. (…)
3 Kosten
In de vergoeding bedoeld in artikel 2 zijn begrepen alle kosten die in verband staan met de uitvoering van de Opdracht. (…)
4 Belastingen en vrijwaring
4.1
De Opdrachtgever zal geen belastingen en premies inhouden op de betalingen aan de Opdrachtnemer, tenzij er naar het oordeel van d Opdrachtgever sprake is van een wettelijke verplichting daartoe.
4.2
De Opdrachtnemer draagt zorg voor correcte aangifte en afdracht van eventueeldoor de Opdrachtnemer verschuldigde belastingen en premies en vrijwaart de Opdrachtgever (…).”
2.4.
Vanaf aanvang van de Overeenkomst heeft de Vereniging de Gemeente maandelijks facturen gestuurd steeds met de omschrijving ‘Honorarium (met een jaartal, red. ktr) ‘volgens overeenkomst 31.12.2018’, met vermelding van telkens een bedrag van € 3.300,-.
2.5.
De Gemeente heeft de Overeenkomst met de Vereniging en de aanstelling van [eiser] twee keer verlengd voor de duur van twaalf maanden. Daarna heeft de Gemeente aan de Vereniging meegedeeld dat de Overeenkomst per 31 december 2021 zal eindigen.
2.6.
[eiser] heeft zich op 4 januari 2022 op het standpunt gesteld dat tussen hem en de Gemeente een arbeidsovereenkomst bestond. Omdat de Gemeente dit betwistte is [eiser] een procedure gestart waarin hij een verklaring voor recht heeft gevorderd dat tussen hem en de Gemeente en een arbeidsovereenkomst bestaat die niet is geëindigd en dat de Gemeente het loon van € 3.300,00 per maand verschuldigd is, althans dat [eiser] aan de Gemeente een transitievergoeding en een billijke vergoeding is verschuldigd.
2.7.
In zijn beschikking van 10 oktober 2023 heeft het hof Amsterdam voor recht verklaard dat tussen partijen een arbeidsovereenkomst in de zin van artikel 7:610 BW heeft bestaan en heeft de Gemeente veroordeeld tot betaling aan [eiser] van de wettelijke transitievergoeding vermeerderd met de wettelijke rente en de proceskosten. [1]
2.8.
Tussen partijen is een discussie ontstaan over de omvang van de transitievergoeding (bruto of netto) en over de proceskosten ter afwikkeling van de beschikking van het hof. De Gemeente had aanvankelijk het netto equivalent van € 3.300,- (namelijk € 1.650) voldaan, een bedrag aan proceskosten en wettelijke rente. De Gemeente had deze bedragen overgemaakt op de bankrekening van de Vereniging. [eiser] heeft zich op het standpunt gesteld dat die betalingen niet bevrijdend zijn geweest, omdat die aan hem zouden moeten worden gedaan. De Gemeente heeft de betalingen daarna nogmaals gedaan aan [eiser] .
2.9.
De Gemeente heeft de Vereniging verzocht de betalingen aan de Gemeente terug te storten. De Gemeente heeft daartoe [eiser] aangeschreven als bestuurder van de Vereniging. [eiser] heeft zich namens de Vereniging op verrekening beroepen met door de Vereniging gemaakte onkosten ten behoeve van de Gemeente.
2.10.
Op 27 december 2023 heeft de advocaat van [eiser] namens hem aanspraak gemaakt op vakantiegeld en op vergoeding van niet genoten vakantiedagen bij de Gemeente.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser] vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van de Gemeente tot betaling aan [eiser] van:
- € 14.850,- aan vergoeding van niet genoten vakantiedagen, welk bedrag inclusief de wettelijke verhoging is, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- € 14.256,- aan vakantietoeslag, welk bedrag inclusief de wettelijke verhoging is, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- € 1.066,06 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten.
3.2.
[eiser] stelt dat hij recht heeft op twaalf vakantiedagen en dat hij gedurende die vakantiedagen recht behoudt op loon. Omdat [eiser] die dagen tijdens zijn dienstverband, dat inmiddels is geëindigd, niet heeft kunnen opnemen heeft hij recht op vergoeding van die vakantiedagen. Ook maakt hij aanspraak op een jaarlijkse minimumvakantietoeslag van 8% waar hij op grond van artikel 15 van de Wet minimumloon en minimumvakantietoeslag (WML) recht op heeft over de periode dat hij in dienst was van de Gemeente. De vakantietoeslag moet worden berekend op basis van zijn loon, subsidiair moet in ieder geval de minimumtoeslag overeenkomstig de wet worden betaald. Alle bedragen moeten netto worden uitgekeerd aan [eiser] .
3.3.
De Gemeente voert verweer. De Gemeente concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de volledige kosten van deze procedure vermeerderd met de wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
In reconventie
3.5.
De Gemeente vordert – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeling van [eiser] tot betaling van € 2.371,76 aan onverschuldigd betaalde bedragen en € 348,26 aan buitengerechtelijke kosten, beide vermeerderd met de wettelijke rente. Verder vordert de Gemeente om [eiser] te gebieden om aanslagen inkomstenbelasting, salarisstroken en betaalbewijzen van banktransacties te overleggen op straffe van verbeurte van een dwangsom, met veroordeling van [eiser] in de volledige proceskosten en die te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.6.
De Gemeente stelt dat de bedragen die op grond van de beschikking van het hof moesten worden betaald volledig en bevrijdend zijn betaald aan de Vereniging. De betalingen die de Gemeente daarna nogmaals aan [eiser] heeft gedaan zijn daarom onverschuldigd betaald. Ondanks ingebrekestelling van [eiser] heeft De Gemeente deze bedragen nog niet terug ontvangen. Verder heeft de Gemeente recht en belang bij de door de Gemeente gevorderde stukken, omdat [eiser] steeds ten onrechte stelt dat hij recht heeft op nettobedragen. Uit die gevorderde stukken zal de afdracht van loonbelasting en sociale verzekeringspremies blijken. Ook wil de Gemeente controleren of aan artikel 4.2 van de Overeenkomst is voldaan.
3.7.
[eiser] voert verweer. [eiser] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de Gemeente, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de Gemeente, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de Gemeente in de kosten van deze procedure.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Conclusie
4.1.
De kantonrechter komt tot de conclusie dat partijen een all-in loon hebben afgesproken maar dat wat betreft de niet-genoten vakantiedagen die afspraak niet rechtsgeldig is. Toch worden de vorderingen van [eiser] afgewezen omdat hij zijn aanspraak niet voldoende heeft onderbouwd, terwijl dat dit in zijn geval op zijn weg lag. De vorderingen van de Gemeente worden afgewezen omdat de Gemeente aan [eiser] had moeten betalen en de Gemeente geen belang meer heeft bij de gevorderde stukken. De kantonrechter licht dit hierna toe.
In conventie
4.2.
Tussen partijen staat vast dat tussen hen een arbeidsovereenkomst heeft bestaan. De beschikking van het hof van 10 oktober 2023 is in kracht van gewijsde en heeft tussen partijen gezag van gewijsde. In de beschikking is het hof ervan uitgegaan dat [eiser] van januari 2019 tot en met 31 december 2021 voor (in elk geval) acht uur per week rabbinale werkzaamheden bij de Gemeente heeft verricht. Dat neemt de kantonrechter dan ook tot uitgangspunt. Verder staat vast dat tussen partijen geen afzonderlijke schriftelijke arbeidsovereenkomst tot stand is gekomen. Wel is de Overeenkomst tussen de Gemeente en de Vereniging tot stand gekomen, waarin is afgesproken dat de Gemeente maandelijks € 3.300,- betaalde voor de werkzaamheden van [eiser] .
All-in loon
4.3.
De kantonrechter zal allereerst de vraag beantwoorden of tussen partijen een all-in loon is overeengekomen zoals de Gemeente heeft aangevoerd. [eiser] betwist namelijk dat dit het geval is. Voor het antwoord op die vraag zal de kantonrechter aan de hand van het zogenaamde Haviltax-criterium onderzoeken wat partijen hierover hebben afgesproken en wat hen voor ogen heeft gestaan toen de arbeidsrelatie aanving en wat zij redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.4.
Partijen hebben hun arbeidsrelatie geconstrueerd als een uitzendrelatie. Zoals het hof heeft overwogen was het de bedoeling van [eiser] dat met het aangaan van de Overeenkomst zo min mogelijk (loon)belasting en sociale premies zouden hoeven worden betaald en had de Gemeente de bedoeling om [eiser] niet in loondienst te nemen om eventuele werknemersrisico’s af te dekken. Feitelijk bestond er weinig onderscheid tussen [eiser] en de Vereniging, zo overwoog het hof. Gelet hierop kunnen naar het oordeel van de kantonrechter de afspraken in de Overeenkomst redelijkerwijs dan ook niet anders worden gezien als onderdeel van de arbeidsrechtelijke afspraken tussen partijen. Voor de uitleg van de tussen partijen gemaakte (loon)afspraken zal dan ook moeten worden gekeken naar de Overeenkomst met de Vereniging. Het hof heeft al geoordeeld dat de daarin overeengekomen vergoeding moet worden gezien als loon in de zin van artikel 7:610 van het BW [2] .
4.5.
De Gemeente stelt ter onderbouwing van haar standpunt dat die vergoeding een all-in loon betrof tegenover de inzet van 8 uur per week van de rabbijn van € 3.300,- bruto per maand. Uit artikel 2.1 van de Overeenkomst blijkt duidelijk dat dit een all-in vergoeding is, waarin bijkomende kosten en aanspraken zijn inbegrepen. Dat volgt ook uit artikel 4.2 van de Overeenkomst, waaruit blijkt dat de Vereniging verantwoordelijk was voor de belastingen/afdrachten en betalingen aan [eiser] . Dat ook [eiser] de maandelijkse vergoeding als een all-in vergoeding zag, blijkt uit de correspondentie over de betaling van de transitievergoeding. Daarin heeft [eiser] de hoogte van de transitievergoeding van € 3.300,- niet ter discussie gesteld, maar slechts de vraag of dit bedrag netto of bruto moest worden betaald. Ook de opgebouwde vakantiedagen zijn in het all-in loon verdisconteerd. Gelet op de beperkte arbeidsomvang vormde vooruitbetaling hiervan in een all-in vergoeding geen belemmering voor [eiser] om daadwerkelijk vakantie te genieten. Daarbij heeft [eiser] niet aangetoond dat hij niet in staat was vakantiedagen op te nemen.
4.6.
[eiser] betwist dat in de vergoeding van € 3.300,- het vakantiegeld is verdisconteerd, omdat dit schriftelijk moet zijn afgesproken en dit is niet is gebeurd. Op de zitting heeft [eiser] nog toegelicht dat in de Overeenkomst niets staat over vakantiegeld of dat 8% van de vergoeding verspreid over 12 maanden wordt vergoed. Vakantiegeld valt niet onder (bijkomende) kosten, zoals omschreven in de Overeenkomst. Een vereniging kent ook geen vakantiegeld. Verder voert [eiser] aan dat de vergoeding op meer dan 8 uur per werkweek zag, [eiser] was namelijk full time beschikbaar en is ook meer uren gaan werken voor de Gemeente. Ook betwist [eiser] dat hij het loon voor niet genoten vakantiedagen al ontving bij zijn salaris. [eiser] heeft aangevoerd dat betaling niet mag zijn inbegrepen in de reguliere loonbetalingen en dat ook nergens op transparante en voor hem begrijpelijke wijze is aangegeven dat de waarde van zijn vakantiedagen maandelijks zou worden uitbetaald.
4.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter brengt een redelijke uitleg mee dat partijen hebben bedoeld een loon inclusief vakantietoeslag en loon over de vakantiedagen overeen te komen. Met de bedoeling van [eiser] om fiscaal zo gunstig mogelijk uitgekeerd te krijgen en de bedoeling van de Gemeente om niet vast komen te zitten aan werknemersrisico’s is in de Overeenkomst opgenomen dat ‘
een vergoeding van EUR 3.300,- per maand’wordt betaald, en: ‘
Dit bedrag is inclusief eventuele bijkomende kosten, waaronder ook reiskosten’.Verder is overeengekomen: ‘
In de vergoeding bedoeld in artikel 2 zijn begrepen alle kosten die in verband staan met de uitvoering van de Opdracht.’.
4.8.
Gelet op de hiervoor omschreven bedoeling van partijen is het logisch dat het woord vakantiegeld of vakantiedagen niet in de Overeenkomst is vermeld. Dat met de vergoeding, die volgens het hof als loon moet worden gezien, een all-in loon is bedoeld, kan verder worden afgeleid uit de hoogte van de vergoeding van € 3.300,- per maand tegenover de verplichting om 8 uur per week te werken. In rechte staat vast dat bij aanvang van de arbeidsrelatie is overeengekomen dat dit bedrag werd betaald voor 8 uur per week. De kantonrechter betrekt hierbij dat de Gemeente met stukken heeft onderbouwd dat het gemiddelde uurloon voor een rabbijn bruto € 6,47 is (en het gemiddelde bruto maandloon € 1.125,-). [eiser] heeft dit uurloon niet (voldoende) gemotiveerd betwist. Verder heeft [eiser] niet weersproken dat beide partijen in de discussie over de uitbetaling van de transitievergoeding ervan zijn uitgegaan dat de hoogte van de transitievergoeding € 3.300,- was. Een transitievergoeding is gebaseerd op loon en vakantiegeld. Dit geeft ook aanknopingspunten dat het de bedoeling van partijen was dat de vergoeding een all-in loon was. Anders dan [eiser] stelt, heeft het hof de Gemeente overigens niet veroordeeld tot betaling van € 3.300,- aan transitievergoeding. Het hof heeft de wettelijke transitievergoeding toegewezen, zonder daaraan een bedrag te koppelen. Verder hebben partijen geen correspondentie over vakantiegeld of niet genoten vakantiedagen ingediend. Zoals ook beide partijen hebben aangegeven, is ook dat logisch omdat partijen bij aanvang van de samenwerking en gedurende de drie jaar daarna in een andere realiteit hebben geleefd dan die van een arbeidsrelatie.
Bruto
4.9.
De vergoeding van € 3.300,- moet verder redelijkerwijs zijn bedoeld als een brutobedrag. Hoewel dit niet met die woorden in de Overeenkomst is vermeld, blijkt dit uit de daarin gemaakte afspraken over de fiscale afwikkeling. Anders dan in het door [eiser] aangehaalde arrest [3] is afgesproken dat de Vereniging en niet de werknemer de belastingen en premies zou afdragen. Dat dit ook zo werd uitgevoerd blijkt uit de verklaring in hoger beroep van [eiser] dat de Vereniging, waarvan hij voorzitter is, die afdrachten in België heeft gedaan. Uit de door de Gemeente ingebrachte loonadministratie van de Vereniging blijkt verder dat de Vereniging als werkgever van [eiser] hem als rabbijn te werk stelde bij de Gemeente voor een brutoloon van € 2.525,40 per maand en uit het door de Gemeente ingediende bankafschrift blijkt dat de Vereniging aan [eiser] een netto loon van € 2.110,42 betaalde. De juistheid van deze stukken heeft [eiser] als zodanig niet weersproken. [eiser] heeft weliswaar gesteld dat die betaling niet weergeeft wat hij elke maand ontving maar hij heeft zijn stelling dat hij elke maand € 3.300,- netto ontving niet met stukken onderbouwd, bijvoorbeeld door het overleggen van zijn aangifte inkomstenbelasting of bankafschriften. Dat lag wel op zijn weg, nu hij stelt en door de Gemeente is betwist, dat hij recht had op € 3.300,- netto per maand. Dat geldt temeer, nu het hof al heeft vastgesteld dat [eiser] elke maand hetzelfde bedrag kreeg uitbetaald. Anders dan [eiser] stelt kan niet worden vastgesteld dat hij een loon van € 3.300,- netto ontving.
All-in loon deels niet rechtsgeldig
4.10.
De kantonrechter neemt dan ook tot uitgangspunt dat een (bruto) all-in loon is overeengekomen. Niet in geschil is dat dit loon volledig is voldaan. De kantonrechter begrijpt [eiser] zo dat hij meent dat die afspraak niet rechtsgeldig is met betrekking tot vakantiegeld of niet-genoten vakantiedagen, hetgeen de Gemeente betwist.
Vakantietoeslag
4.11.
Artikel 17, tweede lid van de WML geeft de mogelijkheid om bij schriftelijke overeenkomst het vakantietoeslag op een ander tijdstip dan jaarlijks in de maand juni uit te betalen. Anders dan [eiser] stelt hebben partijen hiervan gebruik gemaakt en is dit vastgelegd in artikel 2.1 van de Overeenkomst, op grond waarvan de uitbetaling maandelijks kon en werd gedaan. Dat is een rechtsgeldige afwijking. Dit onderdeel van de vordering is dus niet toewijsbaar.
Niet-genoten vakantiedagen
4.12.
Wat betreft de vakantiedagen komt de kantonrechter tot een ander oordeel. De artikelen 7:639 en 7:640 BW regelen de aanspraken van een werknemer op vakantie met behoud van loon. Dit is dwingend recht dat moet worden uitgelegd volgens de Europese Richtlijn 2003/88/EG. Het Europese Hof van Justitie heeft bij herhaling beslist dat uit het recht op doorbetaling van loon van artikel 7 van de Richtlijn voor de werkgever de verplichting voortvloeit om de werknemer in staat te stellen vakantie daadwerkelijk op te nemen. Uitgangspunt is daarom dat, gelet op het belang van de recuperatiefunctie van vakantie, het in beginsel niet mogelijk is om loon gedurende vakantiedagen in een all-in salaris op te nemen. Dat is in het arrest Robinson/Steele ook zo beslist. [4]
4.13.
In de rechtspraktijk worden evenwel all-in beloningen toegestaan, zij het onder strikte voorwaarden. Dit wordt alleen toegestaan als op (door de werkgever te bewijzen) transparante en begrijpelijke wijze duidelijk wordt gemaakt welk gedeelte van het uitbetaalde loon ziet op de opgebouwde vakantieaanspraken. Het zal ook moeten gaan om een klein deeltijdcontract of oproepcontract. [5] Een dergelijk contract weerhoudt een werknemer er namelijk niet van om vakantie op te nemen. In deze zaak gaat het om een klein contract, namelijk 8 uur per week, maar aan de voorwaarde dat begrijpelijk en transparant moet zijn welk deel van het loon ziet op niet genoten vakantiedagen, is niet voldaan. Dit is een gevolg van de gemaakte keuze van partijen maar dit dient voor rekening en risico van de Gemeente te komen. De afspraak dat niet genoten vakantiedagen in het all-in loon zaten, is dus niet rechtsgeldig. De Gemeente was dus gehouden om afzonderlijk loon te betalen over de door [eiser] opgebouwde vakantiedagen. Echter, de Gemeente heeft betwist dat [eiser] die vakantiedagen niet heeft genoten.
4.14.
De stelplicht en bewijslast van de opgebouwde en niet genoten vakantiedagen ligt bij de werknemer. Bij betwisting van het door de werknemer gestelde tegoed zal de werkgever zijn betwisting mede moeten motiveren aan de hand van uit de administratie blijkende gegevens, die de werkgever dan ook in het geding moet brengen. Van een voldoende motivering van de betwisting kan ook sprake zijn indien concrete omstandigheden worden gesteld waaruit kan volgen dat de werkgever niet over gegevens kán beschikken met betrekking tot het aantal opgenomen vakantiedagen in verband met de wijze waarop partijen aan de arbeidsovereenkomst invulling hebben gegeven. [6]
4.15.
[eiser] stelt dat hij geen vakantiedagen heeft genoten en dat hem die mogelijkheid niet is gegeven.
4.16.
De Gemeente heeft concreet en met stukken onderbouwd aangevoerd dat [eiser] gedurende de drie jaar dat de arbeidsrelatie duurde vaak in het buitenland zat en hij vaak niet beschikbaar of bereikbaar was. De werkzaamheden voor de Gemeente hebben [eiser] niet belemmerd om op vakantie te gaan.
4.17.
Vast is komen te staan dat partijen de bedoeling hadden om een all-in loon af te spreken. In de periode dat de arbeidsrelatie duurde gingen partijen nog uit van een veronderstelde opdrachtovereenkomst, waarbij de Vereniging [eiser] uitleende aan de Gemeente. Afgesproken was dat de Vereniging aan de Gemeente een “gespecificeerde factuur (zou) sturen ter zake van haar diensten”
.Gelet hierop heeft de Gemeente dus begrijpelijkerwijs geen administratie bijgehouden van de opgenomen vakantiedagen. De Gemeente kon en hoefde daar ook niet over te beschikken. [eiser] heeft erkend dat hij vaak in het buitenland verbleef. Hij woont in het buitenland en heeft werk in het buitenland en is (daarom) geregeld op reis. Op zitting heeft [eiser] toegelicht dat hij elke week een andere dag op kantoor was, hij soms 16 uur aanwezig was, of telefonisch bereikbaar. Als [eiser] langer weg was, dan haalde hij die tijd in. Afgesproken was dat hij zelf mocht beslissen of hij vrij was of werkte in een betreffende week, maar hij moest dit van te voren wel afstemmen omdat er omstandigheden konden zijn waarbij hij moest komen. Dat hij niet alles zelf kon bepalen blijkt al uit de beschikking van het hof (dat oordeelde dat er een gezagsverhouding was), maar dat neem niet weg dat hieruit ook een grote mate van zelfstandigheid in indeling van tijd blijkt. Dit komt ook overeen met de door de Gemeente ingediende Whatsappberichten.
4.18.
Gezien de wijze waarop partijen invulling hebben gegeven aan de arbeidsovereenkomst en gezien de gemotiveerde betwisting van de Gemeente, lag het op de weg van [eiser] om gemotiveerd zijn stelling te onderbouwen dat hij in de drie jaar dat hij werkzaam was voor de Gemeente geen vakantiedagen heeft opgenomen of heeft kunnen opnemen. Dat heeft [eiser] nagelaten. Zo heeft hij onvoldoende concreet uitgelegd wat hij in de periode waar de Whatsappberichten op zien, heeft gedaan. De kantonrechter ziet daarom geen reden om [eiser] in de gelegenheid te stellen om bewijs te leveren van zijn stelling.
4.19.
Nu de grondslag van dit deel van de vordering niet is vast komen te staan, moet dit deel van de vordering eveneens worden afgewezen.
Klachtplicht
4.20.
Bij deze uitkomst behoeft het beroep van de Gemeente op de klachtplicht geen bespreking.
In reconventie
Niet onverschuldigd betaald
4.21.
Vast staat dat de Gemeente twee keer de kosten die de Gemeente op basis van de beschikking van het hof aan [eiser] moest betalen heeft betaald. Terecht heeft [eiser] gesteld dat het hof de Gemeente heeft veroordeeld die te betalen aan [eiser] . Met de betaling aan de Vereniging was dus niet bevrijdend betaald. De betaling aan [eiser] was daarom niet onverschuldigd. Hoe het zit met de betaling aan de Vereniging ligt in deze procedure niet voor. De Vereniging is immers geen partij in deze procedure. De vordering wordt daarom afgewezen.
Geen belang bij de gevorderde stukken
4.22.
De Gemeente vordert van [eiser] een aantal stukken op grond van artikel 843a Rv (oud). Nu de kantonrechter in conventie al heeft geoordeeld dat de vergoeding van € 3.300,- bruto moet zijn, heeft de Gemeente geen belang meer bij de gevorderde stukken, waaruit kan blijken of de vergoeding netto of bruto is betaald. Of de verplichting uit artikel 4.2 van de Overeenkomst ook daadwerkelijk is nagekomen is een kwestie tussen de Gemeente en de Vereniging. [eiser] is daar geen partij bij. De vordering wordt afgewezen.
Proceskosten in conventie en in reconventie
4.23.
Nu partijen in conventie en in reconventie in het ongelijk worden gesteld, ziet de kantonrechter aanleiding de kosten te compenseren in de zin dat ieder de eigen kosten draagt. Er is geen aanleiding om [eiser] te veroordelen in de volledige proceskosten van de Gemeente vanwege misbruik van procesrecht, nu het instellen van de vorderingen door [eiser] niet evident ongegrond is gebleken en ook overigens niet is gebleken van misbruik van procesrecht.
4.24.
Wat partijen over een weer verder nog hebben aangevoerd leidt niet tot een ander oordeel.
4.25.
Beslist wordt als volgt.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] en van de Gemeente af,
5.2.
compenseert de kosten in de zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F. Kuiken en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2025.
460

Voetnoten

2.Burgerlijk Wetboek.
4.Vergelijk het arrest van het hof Arnhem-Leeuwarden van 21 november 2023, ECLI:NL:GHARL:2023:9879. Zie ook het advies van A-G Drijber van 24 januari 2025, ECLI:NL:PHR:2025:97.
5.Zie het hiervoor vermelde advies van A-G Drijber, 43.24-4.25.
6.zie Hoge Raad 12 september 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF8560, rechtsoverweging 5.2.