In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2025, wordt het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam beoordeeld. Eiser had een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting ontvangen op 29 februari 2024, welke hij niet had betaald. Hierop volgde een aanmaning van de heffingsambtenaar op 23 april 2024, waartegen eiser bezwaar maakte. De heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 27 februari 2025 was eiser niet aanwezig, maar zijn gemachtigde en de gemachtigde van de heffingsambtenaar waren wel aanwezig.
De rechtbank beoordeelt of de aanmaning terecht is verstuurd. Eiser stelt dat de naheffingsaanslag niet op de juiste wijze is bekendgemaakt, omdat hij niet op de hoogte was gesteld via een e-mailnotificatie. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslag in de digitale berichtenbox van MijnOverheid is geplaatst en dat eiser elektronisch bereikbaar was. De rechtbank verwijst naar de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en concludeert dat de aanmaning op de juiste wijze is verstuurd. Eiser krijgt geen gelijk en de aanmaning blijft in stand. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegekend aan eiser.