ECLI:NL:GHDHA:2024:2091
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep over naheffingsaanslagen parkeerbelasting en kosten van aanmaning en betekening
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin de Rechtbank de bezwaren van belanghebbende tegen naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam ongegrond heeft verklaard. De naheffingsaanslagen betroffen bedragen van € 69,10, bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing, opgelegd op verschillende data in 2022. Belanghebbende heeft de naheffingsaanslagen niet binnen de gestelde termijnen betaald, wat leidde tot aanmaningen en dwangbevelen, waarvoor kosten in rekening zijn gebracht op basis van de Kostenwet.
De Rechtbank oordeelde dat de Invorderingsambtenaar de besluiten voldoende kenbaar had gemaakt door deze digitaal te versturen via de Berichtenbox van MijnOverheid. Belanghebbende betwistte de ontvangst van de naheffingsaanslagen en stelde dat zij geen e-mailnotificaties had ontvangen. De Rechtbank oordeelde dat het aan belanghebbende was om aan te tonen dat de naheffingsaanslagen niet waren ontvangen, wat zij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat de aanmaningskosten en betekeningskosten terecht waren opgelegd.
In hoger beroep bevestigde het Gerechtshof de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof oordeelde dat de Invorderingsambtenaar de naheffingsaanslagen op de juiste wijze had bekendgemaakt en dat de kosten voor aanmaning en betekening terecht in rekening waren gebracht. Het Hof wees het verzoek van belanghebbende om vernietiging van de eerdere uitspraken af en bevestigde de beslissing van de Rechtbank, waarbij belanghebbende geen recht had op terugbetaling van griffierechten of proceskosten.