ECLI:NL:GHDHA:2024:2091

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 oktober 2024
Publicatiedatum
7 november 2024
Zaaknummer
BK-24/179 tot en met BK-24/183
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over naheffingsaanslagen parkeerbelasting en kosten van aanmaning en betekening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, waarin de Rechtbank de bezwaren van belanghebbende tegen naheffingsaanslagen in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam ongegrond heeft verklaard. De naheffingsaanslagen betroffen bedragen van € 69,10, bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing, opgelegd op verschillende data in 2022. Belanghebbende heeft de naheffingsaanslagen niet binnen de gestelde termijnen betaald, wat leidde tot aanmaningen en dwangbevelen, waarvoor kosten in rekening zijn gebracht op basis van de Kostenwet.

De Rechtbank oordeelde dat de Invorderingsambtenaar de besluiten voldoende kenbaar had gemaakt door deze digitaal te versturen via de Berichtenbox van MijnOverheid. Belanghebbende betwistte de ontvangst van de naheffingsaanslagen en stelde dat zij geen e-mailnotificaties had ontvangen. De Rechtbank oordeelde dat het aan belanghebbende was om aan te tonen dat de naheffingsaanslagen niet waren ontvangen, wat zij niet had gedaan. De rechtbank concludeerde dat de aanmaningskosten en betekeningskosten terecht waren opgelegd.

In hoger beroep bevestigde het Gerechtshof de uitspraak van de Rechtbank. Het Hof oordeelde dat de Invorderingsambtenaar de naheffingsaanslagen op de juiste wijze had bekendgemaakt en dat de kosten voor aanmaning en betekening terecht in rekening waren gebracht. Het Hof wees het verzoek van belanghebbende om vernietiging van de eerdere uitspraken af en bevestigde de beslissing van de Rechtbank, waarbij belanghebbende geen recht had op terugbetaling van griffierechten of proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-24/179 tot en met BK-24/183

Uitspraak van 23 oktober 2024

in het geding tussen:

[X] te [Z] , belanghebbende,

(gemachtigde: N.G.A. Voorbach)
en

de invorderingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, de Invorderingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 18 januari 2024, nummers ROT 22/5722 tot en met 22/5726.

Procesverloop

1.1.
Aan belanghebbende is met dagtekening 26 januari 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam opgelegd van in totaal € 69,10 (vorderingsnummer […] ), bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing. In de naheffingsaanslag is als uiterste betaaldatum 26 februari 2022 vermeld.
1.2.
Aan belanghebbende is met dagtekening 13 april 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam opgelegd van in totaal € 69,10 (vorderingsnummer […] ), bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing. In de naheffingsaanslag is als uiterste betaaldatum 14 mei 2022 vermeld.
1.3.
Aan belanghebbende is met dagtekening 6 mei 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam opgelegd van in totaal € 69,10 (vorderingsnummer […] ), bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing. In de naheffingsaanslag is als uiterste betaaldatum 6 juni 2022 vermeld.
1.4.
Aan belanghebbende is met dagtekening 11 mei 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam opgelegd van in totaal € 69,10 (vorderingsnummer […] ), bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing. In de naheffingsaanslag is als uiterste betaaldatum 11 juni 2022 vermeld.
1.5.
Aan belanghebbende is met dagtekening 2 juni 2022 een naheffingsaanslag in de parkeerbelastingen van de gemeente Rotterdam opgelegd van in totaal € 69,10 (vorderingsnummer […] ), bestaande uit € 2,60 aan verschuldigde parkeerbelasting en € 66,50 aan kosten naheffing. In de naheffingsaanslag is als uiterste betaaldatum 3 juli 2022 vermeld.
1.6.
Omdat belanghebbende de naheffingsaanslagen niet binnen de gestelde termijnen heeft betaald, heeft de Invorderingsambtenaar haar schriftelijk aangemaand alsnog te betalen. De aanmaningen zijn verstuurd met dagtekeningen van respectievelijk 19 juli 2022 (vorderingsnummer […] ), 16 augustus 2022 (vorderingsnummer […] ), 5 juli 2022 (vorderingsnummer […] ), 12 juli 2022 (vorderingsnummer […] ) en 26 juli 2022 (vorderingsnummer […] ). Voor het verzenden van de aanmaningen is aan belanghebbende op de voet van de Kostenwet invordering rijksbelastingen (Kostenwet) bij beschikking een bedrag van € 8 per aanmaning aan aanmaningskosten in rekening gebracht. [1]
1.7.
Aan belanghebbende zijn door terpostbezorging op respectievelijk 11 augustus 2022 (vorderingsnummer […] ), 28 juli 2022 (vorderingsnummer […] ), 4 augustus 2022 (vorderingsnummer […] ) en 18 augustus 2022 (vorderingsnummer […] ) dwangbevelen betekend. Daarvoor is belanghebbende op de voet van de Kostenwet bij beschikking een bedrag van € 45 per dwangbevel aan betekeningskosten in rekening gebracht. [2]
1.8.
Tegen de op grond van de Kostenwet in rekening gebrachte kosten heeft belanghebbende op 5 en 6 september 2022 bezwaarschriften ingediend bij de Invorderingsambtenaar.
1.9.
De Invorderingsambtenaar heeft bij uitspraken op bezwaar van 26 oktober 2022 de bezwaren tegen de op grond van de Kostenwet in rekening gebrachte kosten ongegrond verklaard.
1.10.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep bij de Rechtbank ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht van € 50 geheven. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.11.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht van € 138 geheven. De Invorderingsambtenaar heeft een nader stuk met het opschrift “verweerschrift” ingediend.
1.12.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgevonden ter zitting van het Hof van 11 september 2024. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2. De Invorderingsambtenaar heeft schermprints van de verzend- en ontvangstadministratie overgelegd. De vorderingsnummers en de dagtekeningen op de schermprints komen overeen met die op de naheffingsaanslagen. Ook corresponderen de referentienummers op de schermprints met de bonnummers op de naheffingsaanslagen. Voorts staat op de schermprints steeds vermeld “MijnOverheid” en “Status = VERWERKT”.

Oordeel van de Rechtbank

3. De Rechtbank heeft geoordeeld, waarbij belanghebbende is aangeduid als eiseres en de Invorderingsambtenaar als verweerder:
“4.1. In artikel 3:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat besluiten die zijn gericht tot een of meer belanghebbenden, bekend worden gemaakt door toezending of uitreiking. Met die toezending wordt bedoeld het fysiek per post versturen. In aanvulling hierop is in artikel 2:14, eerste lid, van de Awb bepaald dat besluiten ook elektronisch mogen worden verstuurd. Voorwaarde is dat de geadresseerde kenbaar heeft gemaakt dat hij langs die weg voldoende bereikbaar is.
4.2.
Verweerder heeft toegelicht dat eiseres zich bij MijnOverheid heeft aangemeld voor digitale toezending van berichten door verweerder en dat hij vanwege die aanmelding de naheffingsaanslagen digitaal aan eiseres heeft verstuurd. Verweerder wijst in dit verband op de schermprints van het verzendsysteem van verweerder. De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de overgelegde verzendadministratie aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslagen via de Berichtenbox van MijnOverheid aan eiseres zijn verzonden. De rechtbank acht daarbij van belang dat de vorderingsnummers en de dagtekeningen op de schermprints overeenkomen met die op de naheffingsaanslagen. Ook corresponderen de referentienummers op de schermprints met de nummers op de naheffingsaanslagen. De statuscode ‘Verwerkt’, zoals vermeld op de schermprints, wijst er volgens verweerder op dat de naheffingsaanslag door middel van de Berichtenbox van MijnOverheid kan worden ingezien. Dit rechtvaardigt het vermoeden dat eiseres de naheffingsaanslagen heeft ontvangen. Vervolgens ligt het op de weg van eiseres om dit vermoeden te ontzenuwen. Eiseres heeft geen feiten en omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan aan de ontvangst van de naheffingsaanslagen redelijkerwijs moet worden getwijfeld. De enkele ontkenning van de ontvangst is daarvoor onvoldoende.
4.3.
De aanmaningen en de dwangbevelen zijn per post naar hetzelfde adres van eiseres gestuurd. De juistheid van het adres wordt niet betwist. Verweerder heeft een verzendadministratie overgelegd. Hij heeft deze ter zitting toegelicht. Verweerder heeft aan de hand van de door hem overgelegde verzendbewijzen toegelicht dat de brieven naar eiseres zijn verstuurd met PostNL. De rechtbank acht op basis van de overgelegde verzendadministratie aannemelijk, dat de individuele dwangbevelen onderdeel uitmaakten van batches, die door PostNL zijn ontvangen. De rechtbank acht daarbij van belang dat de vorderingsnummers en de dagtekeningen op de schermprints overeenkomen met die op de aanmaningen en de dwangbevelen. Er zijn geen onregelmatigheden in het systeem ontdekt door verweerder. Er is niet gesteld of gebleken van problemen bij PostNL op en rond de data van de verzendingen. De enkele ontkenning van de ontvangst van de brieven op het adres van eiseres ontzenuwt het vermoeden van ontvangst niet. De rechtbank acht de verzending van de aanmaningen en de dwangbevelen aan eiseres op het juiste adres door verweerder voldoende aannemelijk gemaakt.
4.4.
De rechtbank concludeert dat de naheffingsaanslagen, de aanmaningen en de dwangbevelen op de juiste wijze bekend zijn gemaakt door verweerder. De aanmaningskosten zijn dus terecht opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten. Het verzoek om wettelijke rente over het griffierecht en de proceskosten wijst de rechtbank af.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om wettelijke rente af.”

Geschil in hoger beroep en conclusies van partijen

4.1.1.
In geschil is of de Invorderingsambtenaar aan belanghebbende terecht de aanmaningskosten en de kosten van betekening van het dwangbevel in rekening heeft gebracht. Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend, de Invorderingsambtenaar bevestigend.
4.1.2.
In hoger beroep is niet meer in geschil dat belanghebbende de aanmaningen en dwangbevelen heeft ontvangen.
4.2.
Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, de uitspraak op bezwaar en de beschikkingen inzake de aanmaningskosten en betekeningskosten, tot vergoeding van de griffierechten voor het beroep en het hoger beroep, tot vergoeding van de proceskosten en tot vergoeding van de wettelijke rente over de griffierechten en de proceskosten.
4.3.
De Invorderingsambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

Beoordeling van het hoger beroep

5.1.
Belanghebbende betwist dat de Invorderingsambtenaar de naheffingsaanslagen via digitale weg aan hem kenbaar heeft gemaakt. Belanghebbende stelt voorts dat zij niet op de hoogte was van de naheffingsaanslagen omdat zij hiervan geen e-mailnotificatie of vergelijkbare melding heeft ontvangen, en dat van een burger niet verwacht mag worden dat hij regelmatig inlogt op MijnOverheid.
5.2.
De Invorderingsambtenaar stelt dat uit de statuscode “verwerkt” die op de door hem overgelegde schermprints te zien is dat de naheffingsaanslagen via MijnOverheid digitaal zijn aangeleverd aan belanghebbende. De Invorderingsambtenaar stelt dat dit alleen mogelijk is als belanghebbende zich voor digitale verzending van berichten van de (invorderingsambtenaar van de) gemeente Rotterdam heeft aangemeld.
5.3.1.
Uit de door de Invorderingsambtenaar overgelegde schermprints blijkt dat de naheffingsaanslagen in de digitale berichtenbox van belanghebbende op MijnOverheid zijn geplaatst. De enkele ongemotiveerde betwisting hiervan door belanghebbende is onvoldoende. Dit brengt met zich dat de naheffingsaanslagen terecht digitaal via de berichtenbox van MijnOverheid aan belanghebbende zijn bekendgemaakt.
5.3.2.
Belanghebbende klaagt verder dat zij geen e-mailnotificatie heeft ontvangen van de naheffingsaanslagen. De Invorderingsambtenaar heeft hierover terecht opgemerkt dat e-mailnotificaties via MijnOverheid uitsluitend door belanghebbende zelf kunnen worden ingesteld en dat hij niet kan zien of belanghebbende in MijnOverheid dergelijke notificaties heeft aangezet. De Invorderingsambtenaar wijst erop dat hij bij verzending van een bericht via MijnOverheid niet kan nagaan of een e-mailnotificatie aan de ontvanger is afgeleverd. Nu belanghebbende zich heeft aangemeld voor het ontvangen van berichten via de digitale berichtenbox op MijnOverheid maar kennelijk niet de e-mailmeldingen heeft aangezet, komen de consequenties van het niet met regelmaat bekijken van de inhoud van de digitale berichtenbox voor haar risico.
5.4.
Omdat belanghebbende de naheffingsaanslagen niet voor de vervaldata heeft betaald, heeft de Invorderingsambtenaar belanghebbende terecht aangemaand en daarbij eveneens terecht een bedrag van € 8 aan aanmaningskosten per aanmaning in rekening gebracht.
5.5.
Ten aanzien van de kosten voor het betekenen van de dwangbevelen geldt hetzelfde als hiervoor is overwogen over de kosten van de aanmaningen. De Invorderingsambtenaar heeft terecht dwangbevelen aan belanghebbende betekend en daarbij eveneens terecht € 45 aan betekeningskosten per betekening in rekening gebracht.
5.6.
Het hoger beroep is ongegrond.

Proceskosten

Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is vastgesteld door R.A. Bosman, P.J.J. Vonk en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier T. van Hout. De beslissing is op 23 oktober 2024 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.

Voetnoten

1.Artikel 2 Kostenwet juncto artikel 231, lid 1, Gemeentewet.
2.Artikel 3, lid 1, Kostenwet juncto artikel 231, lid 1, Gemeentewet.