ECLI:NL:RBAMS:2025:1766

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
13-218892-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Litouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2025 uitspraak gedaan over een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Vilnius Regional Court in Litouwen. De rechtbank heeft eerder in tussenuitspraken vastgesteld dat er een individueel gevaar bestaat met betrekking tot de detentieomstandigheden in Litouwen. Ondanks de aanvullende informatie van de Litouwse autoriteiten, die stelde dat de detentieomstandigheden voldoen aan de internationale normen, concludeert de rechtbank dat er geen wijziging van omstandigheden is opgetreden die het gevaar voor de opgeëiste persoon zou wegnemen. De rechtbank heeft daarom besloten geen gevolg te geven aan het EAB en heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De rechtbank heeft tevens de gevangenhouding opgeheven. De uitspraak is gedaan in het kader van de Overleveringswet, waarbij de rechtbank de beslistermijn en de gevangenhouding meerdere keren heeft verlengd in afwachting van aanvullende informatie over de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft de zaak behandeld in verschillende zittingen, waarbij de opgeëiste persoon steeds bijgestaan werd door zijn raadsman, mr. U. Ural, en een tolk in de Litouwse taal.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-218892-24
Datum uitspraak: 19 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 11 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 februari 2024 door
the Vilnius Regional Court, Litouwen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [geboortedag] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 4 september 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 4 september 2024, in
aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is
verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. U. Ural, advocaat te Enschede, en door een
tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 18 september 2024 [3]
De rechtbank heeft op 18 september 2024 een tussenuitspraak gewezen waarbij het onderzoek is heropend en geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te
stellen de in de tussenuitspraak genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende
justitiële autoriteit. De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vijfde lid (oud), OLW de beslistermijn verlengd met dertig dagen en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 22 oktober 2024
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 22 oktober 2024 – met instemming van partijen – hervat in de stand waarin het onderzoek zich bevond. De voortzetting van de behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. U. Ural, advocaat te Enschede, en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de beslistermijn verlengd met 30 dagen en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Tussenuitspraak 5 november 2024 [4]
De rechtbank heeft op 5 november 2024 een tussenuitspraak gewezen waarbij het onderzoek is heropend en geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te
stellen de in de tussenuitspraak genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende
justitiële autoriteit. De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de beslistermijn verlengd met dertig dagen en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 4 december 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in gewijzigde samenstelling – met instemming van partijen – hervat op de zitting van 4 december 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om op de zitting te worden gehoord en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman, mr. U. Ural, advocaat te Enschede.
Tussenuitspraak 18 december 2024 [5]
De rechtbank heeft op 18 december 2024 een tussenuitspraak gewezen waarbij het onderzoek is heropend en geschorst teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te
stellen de in de tussenuitspraak genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende
justitiële autoriteit. De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de beslistermijn verlengd met dertig dagen en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 21 januari 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in gewijzigde samenstelling – met instemming van partijen – hervat op de zitting van 21 januari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Wagenaar, officier van justitie.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om op de zitting te worden gehoord en is vertegenwoordigd door mr. N.L.A.N. Weusthof, advocaat te Enschede, die waarnam voor haar kantoorgenoot, mr. U. Ural.
Tussenuitspraak 31 januari 2025 [6]
De rechtbank heeft op 31 januari 2025 een tussenuitspraak gewezen waarbij de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW is aangehouden en waarbij, ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, een redelijke termijn is vastgesteld van dertig dagen. Het onderzoek is heropend en geschorst om op een zitting aan het einde van deze termijn (1 maart 2025) of uiterlijk tien dagen daarna, na te gaan of binnen de redelijke termijn een wijziging van de omstandigheden is opgetreden.
De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de beslistermijn verlengd met zestig dagen en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met zestig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 5 maart 2025
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in gewijzigde samenstelling – met instemming van partijen – hervat op de zitting van 5 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om op de zitting te worden gehoord en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde raadsman, mr. U. Ural, advocaat te Enschede.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraken 18 september 2024 en 18 december 2024

De rechtbank verwijst nogmaals naar haar tussenuitspraken van 18 september 2024 en 18 december 2024. In de tussenuitspraak van 18 september 2024 heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten beoordeeld. In de tussenuitspraak van 18 december 2024 heeft de rechtbank de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW beoordeeld. Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Inleiding
De rechtbank verwijst naar haar overwegingen over de detentieomstandigheden in Litouwen in de tussenuitspraak van 5 november 2024 onder 5, in de tussenuitspraak van 18 december 2024 onder 5 en in de tussenuitspraak van 31 januari 2025 onder 4. Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Bij tussenuitspraak van 31 januari 2025 is een individueel gevaar aangenomen, is – zoals hiervoor al vermeld – de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW aangehouden en is, ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, een redelijke termijn vastgesteld van dertig dagen. Dit betekent dat nu moet worden nagegaan of binnen de redelijke termijn een wijziging van de omstandigheden is opgetreden. In de tussenuitspraak van 31 januari 2025 is overwogen dat wanneer dit niet het geval is, ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB.
De Litouwse autoriteiten (Lithuanian Prison Service) hebben naar aanleiding van vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC), bij brief van februari 2025 de volgende aanvullende informatie verstrekt:
On 10 February 2024, the Lithuanian Prison Service received a request from Vilnius Regional Court, together with a request from the Public Prosecutor's Office of Amsterdam, requesting information on how exactly the requested person would be protected from the effects of inter-prisoner violence and other negative consequences of the caste system, and the specific prison to which he would be placed, in order to enable the Amsterdam court to investigate the conditions of detention in that prison.
In all Lithuanian prisons, detainees/convicts are assessed according to the risk of violence they may be exposed to or the risk of violence they may pose, and, according to the risk identified, detainees/convicts are differentiated and accommodated in accommodation in such a way as to ensure their safety. Detainees/convicts may be accommodated in 1-2 or up to 4 persons per cell and even isolated if necessary to ensure their safety. In all prisons, various organizational measures (differentiation of detainees/convicts, allocation of accommodation, inclusion of detainees/convicts in rehabilitation programmes, work and other occupation measures) are in place to ensure the prevention of possible violent conflicts (including psychological violence) among detainees/convicts. Strengthening the competences of prison staff in the field of dynamic security in order to ensure a positive microclimate and to respond appropriately to situations that could escalate into violent conflict before it arises.
Prisoners shall be sent to a specific place of detention taking into account the length of the sentence imposed, the dangerousness and nature of the offence committed, the prisoner's health, psychosocial characteristics, age, ability to work, and the profession of the person concerned, and, where possible, the place of residence of the convicted person or his relatives, and taking into account the risk of violence and other risk factors, therefore, is not possible to predict in advance to which specific prison [opgeëiste persoon] might be sent to serve the custodial sentence imposed on him.
We also note that the conditions of detention in all Lithuanian prisons comply with the requirements of Article 3 of the European Convention for the Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms of 4 November 1950 ("the Convention") and minimum international standards.
All prisoners are provided with a minimum of 3m2 of space (including furniture, but
not including sanitary facilities). Cells and living quarters are maintained, cleaned and repaired and; in general, the conditions of detention in Lithuania meet the minimum standards set by the European Union and other international organisations1.
All rooms in which detainees/convicts are held shall have windows to allow natural light and fresh air to enter. All prisons shall have a central heating system, and all cells and ether common areas for detainees/convicts shall be equipped with artificial lighting and mechanical ventilation. All prison accommodation shall have an air temperature of at least 18 °C and at most 28°C.
Sanitary and hygiene standards in prisons shall be established in accordance with the Health Safety Requirements for Penitentiary Facilities and Detention Facilities of Territorial Police Institutions approved by Order No 908 of the Ministry of Health of the Republic of Lithuania of 3 August 2015. Sanitary facilities (toilet, washbasin) for detainees and convicts in cel Is shall be separated from the general area of the cell in such a way as to ensure personal privacy. All prisoners and detainees shall have access to water at all times without hindrance. Prisoners shall be taken to the shower at least twice a week and, when conditions permit, may shower daily.
Prisoners shall be allowed between 1 and 4 hours in the open air. Prisoners usually participate in various rehabilitation programmes and measures, as well as in the work activities offered to them, studying, limited access to the Internet, and participation in organised leisure and cultural activities or events.
Detainees/convicts shall be provided free of charge 3 times a day with wholesome food that meets physiological nutritional standards (dietary· and vegetarian food is provided if necessary). In addition, detainees/convicts may purchase foodstuffs of their choice in the shops in the prison.
All detainees and convicts are covered by compulsory health insurance at state expense, and therefore have free access to all the health care services they need, just like any ether Lithuanian citizen. lt should be noted that all prisons are staffed with health professionals providing outpatient general practice (family medicine), dental and psychiatric services. If a detainee/convict needs health care services that are not available in the prison, the detainee/convict shall be transferred to a special medical unit of the Lithuanian Prison Service or to the nearest health care facility outside prison.
We assure you that if [opgeëiste persoon] is transferred to Lithuania under the EAW,
he will be detained in accordance with the requirements of Article 3 of the Convention.
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich onder verwijzing naar hetgeen op de vorige zitting is opgemerkt opnieuw op het standpunt dat geen gevolg dient te worden gegeven aan het EAB. De eerdere concrete vragen zijn nog steeds niet concreet beantwoord.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de aanvullende informatie uit januari 2025 al voldoende duidelijkheid biedt om het gevaar voor gedetineerden weg te nemen in Litouwse gevangenissen, met name gelet op wat daarin is opgemerkt over
contact officersdie het eventueel bedreigende klimaat monitoren, herkennen en zo nodig actie ondernemen, waarbij de gedetineerde in een éénpersoonscel of andere veilige omgeving wordt geplaatst. De rechtbank vond deze informatie onvoldoende. In de nieuwe informatie wordt dit herhaald en worden ook de overige detentieomstandigheden geschetst. Dat niet gezegd kan worden waar iemand naar alle waarschijnlijkheid wordt geplaatst, heeft te maken met de beschreven risicoanalyse. Dat kan dus ook uitgelegd worden als een positief element. Artikel 11 OLW staat niet in de weg aan overlevering.
Oordeel van de rechtbank
De aanvullende informatie van de Litouwse autoriteiten (niet afkomstig van de uitvaardigende justitiële autoriteit) leidt naar het oordeel van de rechtbank niet tot een wijziging van de omstandigheden waardoor het reeds vastgestelde reële gevaar voor de opgeëiste persoon alsnog is uitgesloten. Van cruciaal belang hierbij is dat de vraag naar de concrete bescherming
van de opgeëiste persoontegen geweld onder gedetineerden en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel nog altijd niet is beantwoord. De algemene bewoordingen in de informatie van februari 2025 kunnen het vastgestelde individuele gevaar voor de opgeëiste persoon dus niet wegnemen. Dit terwijl de gegeven redelijke termijn in de zin van artikel 11, vierde lid, OLW inmiddels is verstreken. De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW en zal op grond van artikel 11, vierde lid, juncto artikel 28, derde lid OLW de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

5.Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB.

6.Beslissing

Geeft geen gevolgaan het EAB.
Verklaartofficier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
Heft opde gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. C. Klomp en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.T.P. van Munster en D. Kloos, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 19 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.