ECLI:NL:RBAMS:2025:1542

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
13-002963-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Bulgarije met betrekking tot opgeëiste persoon

Op 11 maart 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Bulgarije op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 25 juli 2024, betreft de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Bulgarije in 1995, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 25 februari 2025 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, aanwezig was en de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.S. Altena.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de procedure die heeft geleid tot vonnis b, maar niet bij vonnis a, waarvoor de overlevering wordt verzocht. De raadsvrouw heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de verzetgarantie niet onvoorwaardelijk is. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de weigeringsgrond niet aan de overlevering in de weg staat, gezien de adresinstructie die de opgeëiste persoon heeft ontvangen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure en dat hij zijn adres niet heeft doorgegeven aan de Bulgaarse autoriteiten, wat heeft geleid tot zijn afwezigheid tijdens de rechtszittingen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de overlevering niet in strijd is met de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon en dat de detentieomstandigheden in Bulgarije, zoals beschreven in de aanvullende informatie van de Bulgaarse autoriteiten, geen reëel gevaar voor onmenselijke behandeling opleveren. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, waarbij zij heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-002963-25
Datum uitspraak: 11 maart 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 8 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 juli 2024 door
the Regional Prosecutor’s Office,Bulgarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1995,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 25 februari 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.S. Altena, die waarneemt voor mr. R. Zilver, advocaat in Utrecht en door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment No. 20 of 16.10.2023 based on the inventory of the Kardzhali District Court under a criminal case of a general nature No. 30 / 2023, entered into force on 27.03.2024(hierna: vonnis a);
judgment No. 3 of 07.02.2022 under criminal case of a general nature No. 225/2021 based on the inventory of the Kardzhali District Court, entered into force on 23.02.2022(hierna: vonnis b).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen, van respectievelijk zes maanden (opgelegd bij vonnis a) en één jaar (opgelegd bij vonnis b), door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat.
Deze vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd ten aanzien van vonnis a. De verzetgarantie die is geboden is niet onvoorwaardelijk, zodat geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, onder a tot en met d, OLW. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om niet van deze weigeringsgrond af te zien, aangezien op grond van de aanvullende informatie niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand van zijn verdedigingsrechten heeft gedaan of dat hij onzorgvuldig heeft gehandeld. Zo is niet duidelijk hoe voor de opgeëiste persoon duidelijk had moeten zijn dat de adresinstructie ook ziet op de procedure in hoger beroep, welke procedure aan artikel 12 OLW moet worden getoetst.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet aan het toestaan van overlevering ten aanzien van vonnis a in de weg staat. Hoewel de verzetgarantie inderdaad niet onvoorwaardelijk is, zodat geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 12, onder a tot en met d, OLW, kan van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW worden afgezien, gelet op de adresinstructie die de opgeëiste persoon heeft ontvangen. Dat voor de opgeëiste persoon duidelijk moet zijn geweest dat de adresinstructie zich ook uitstrekt over de procedure in hoger beroep blijkt uit de Bulgaarse wetgeving en de aanvullende informatie. Daaruit volgt dat de zaak in absentia kan worden afgedaan indien de opgeëiste persoon niet kan worden gevonden op het opgegeven adres of indien het adres is veranderd zonder een adres door te geven. De opgeëiste persoon is in de adresinstructie gewezen op deze wetgeving, die vervolgens in de appelprocedure is toegepast.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van vonnis b
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing van vonnis b heeft geleid.
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
Ten aanzien van vonnis a
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Nu uit de aanvullende informatie van 29 januari 2025 van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt dat de zaak definitief is afgedaan bij de beslissing door
the Court of Appeal (no. 11/05.02.2024 ), zal de rechtbank de beslissing in hoger beroep aan artikel 12 OLW toetsen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“The person was not personally served with the decision, but
-
the person will be personally served with this decision without delay after the surrender; and
-
when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
-
the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which is 6 /six/ months from the date of notification of the effective Judgment No. 20 of 16.10.2023 based on the inventory of the Kardzhali District Court under criminal case of a general nature No. 30 / 2023 or from his actual surrender from another country to the Republic of Bulgaria on the basis of this European Arrest Warrant.”
Gevraagd naar voornoemde verzetgarantie is in de aanvullende informatie van 29 januari 2025, voor zover relevant, opgenomen:
“According to Art. 423, para. 1, sentence 2 of the Criminal Procedure Code, the request or the person convicted in absentia for resumption shall be granted, unless the person convicted has absconded after the indictment was brought in the pre-trial proceedings, due to which the procedure under Art. 247c, para. 1 of the Criminal Procedure Code cannot be carried out or, after it has been carried out, has failed to appear at the court hearing without a valid reason.
(…)
In view of the above, we confirm that [opgeëiste persoon] is guaranteed upon surrender the right to make a request for reopening of the criminal case, in which he was convicted in absentia by Judgement No. 20 of 16.10.1023 based on the inventory of the Kardzhali District Court in a criminal case of general nature No. 30/2023, but not for a retrial of the case. The retrial of the case depends on the court's assessment under Art. 423, para. 1, sentence 2 of the Criminal Procedure Code, which was set out above.”
Uit deze reactie van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de opgeëiste persoon het onvoorwaardelijke recht heeft om te
vragenom heropening van zijn strafzaak. Daaruit blijkt echter niet dat dit verzoek zal worden ingewilligd en zijn zaak ook daadwerkelijk zal worden heropend. Daarmee voldoet de gegeven garantie niet aan artikel 12 onder d OLW.
Gelet op het voorgaande kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De rechtbank leest in de aanvullende informatie van 4 februari 2025 het volgende opgenomen:
“In the appeal proceedings in a criminal case of general nature No. 526/2023 of the Court of Appeal -Plovdiv, the defendant [opgeëiste persoon] was summoned to the address indicated by him in the pre-trial proceedings -the city of Kardzhali, [adres 1], as well as to another address indicated by the prosecutor in the indictment -the city of Kardzhali, [adres 2] He was not found at both addresses. (…) since he could not be regularly summoned -he was not found at the addresses in the country indicated by him and known to the court, and the court established that he was located after 19.02.2023 outside the borders of the Republic of Bulgaria at an address unknown to the court. (…) Thus, the court considered and decided the case in his absence in the conditions of absentia proceedings on the basis of Art. 269, para. 3, item 1 and item 4, letter "a" of the Criminal Procedure Code, having accepted that [opgeëiste persoon] did not change his address of residence, at which he cannot be found, and left the country, his place of residence is currently unknown. (…)
During the pre-trial proceedings, [opgeëiste persoon] was notified upon his indictment as a defendant on 13.12.2022 and then on 25.01.2023 that he undertakes not to change his place of residence, not to leave his place of residence without the permission of the prosecutor and that he should appear when summoned, as well as that in case of failure to fulfill these obligations, the detention measure taken will be replaced with a more severe one in accordance with the Criminal Procedure Code. (…) The examination of the case in the absence of the defendant in the conditions of absentia proceedings is also applicable in the appeal proceedings in a criminal case of general nature No. 526/2023 of the Appellate Court -Plovdiv, on the basis of Art. 269, para. 3, item 1 and item 4, letter "a" of the Criminal Procedure Code, if the court accepts that this will not prevent the disclosure of the objective truth, the defendant was not found at the address indicated by him and is outside the borders of the Republic of Bulgaria and his place of residence is unknown. This is how the Appellate Court -Plovdiv accepted, examined in the absence of [opgeëiste persoon] appellate criminal case of a general nature No. 526 / 2023 and ruled with Decision No. 11 / 05.06.2024 of the Appellate Court -Plovdiv. According to Art. 329, para. 2 of the Criminal Procedure Code: "In cases charged with a serious crime, the presence of the defendant in a court session is mandatory, except in the cases of Art. 269, para. 3 ... "
Tijdens de zitting heeft de opgeëiste persoon bevestigd dat hij over de verdenking is gehoord, hij bij dat verhoor een adres heeft opgegeven en dat hij op enig moment naar Nederland is vertrokken, zonder daarbij een adreswijziging aan de Bulgaarse autoriteiten door te geven.
De rechtbank overweegt dat de opgeëiste persoon derhalve van de verdenking en de strafrechtelijke procedure tegen hem op de hoogte was. De opgeëiste persoon heeft ten behoeve van die procedure een adres in Bulgarije opgegeven en was ervan op de hoogte dat hij op dat adres bereikbaar moest zijn voor de Bulgaarse justitiële autoriteiten en dat hij dat adres ook niet zonder toestemming mocht verlaten. Tevens is hij ervan op de hoogte gebracht dat hij verplicht was om eventuele adreswijzigingen aan de Bulgaarse autoriteiten door te geven. Gebleken is dat de opgeëiste persoon echter zijn adres wel heeft verlaten en naar Nederland is vertrokken, zonder daarbij een adreswijziging door te geven. De Bulgaarse justitiële autoriteiten hebben vervolgens getracht de oproeping voor de zitting aan de opgeëiste persoon te betekenen op het door hem opgegeven adres, waar hij echter niet meer verbleef.
Naar het oordeel van de rechtbank levert overlevering onder deze omstandigheden geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon op. Het lag immers op zijn weg om officiële correspondentie over de strafrechtelijke procedure in de gaten te houden en niet zonder toestemming ergens anders te gaan verblijven Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot de uitspraak heeft geleid, dan is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor correspondentie in zijn strafzaak als geheel, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. De rechtbank ziet ten aanzien van vonnis a af van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren op grond van artikel 12 OLW.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
meerdaadse samenloop van:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven
verbod, en
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet
gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven
verbod.

5.Artikel 11 OLW: Bulgaarse detentieomstandigheden

De rechtbank heeft op grond van het Public statement van het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) van 26 maart 2015 geoordeeld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [5] Bij uitspraak van 11 februari 2020 (ECLI:NL:RBAMS:2020:1097) heeft de rechtbank geoordeeld dat het CPT-rapport van 4 mei 2018, naar aanleiding van bezoeken tussen 25 september 2017 en 6 oktober 2017, niet tot een ander oordeel leidt. Dit geldt eveneens ten aanzien van het CPT-rapport van 18 oktober 2022. [6]
Bij brief van 29 januari 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit meegedeeld dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering zal worden geplaatst in Pazardzhik Prison en is uitgebreide informatie verstrekt over de omstandigheden in deze instelling. De brief bevat onder meer de volgende informatie:
“After the surrender of [opgeëiste persoon], the convict will be accommodated in Pazardzhik Prison in an open-type prison dormitory. The open-type prison dormitory "Pazardzhik" (OTPD -​​​​​​​Pazardzhik) has a capacity of 68 beds. As of 27.01.2025, 64 prisoners were accommodated. The sleeping quarters in the OTPD Pazardzhik are twenty in number, with sizes ranging from 10.72 sq.m. /the smallest room/ to 17.1 sq.m. /the largest room/. The accommodation of prisoners in the sleeping quarters in the OTPD Pazardzhik is carried out in accordance with the provisions of Art. 43, para. 4 of the Execution of Sentences and Detention in Custody Act /ESDCA/: "The minimum living area in the sleeping quarters for each prisoner cannot be less than 4 sq.m." The General Directorate "Execution of Sentences" maintains an up-to-date database on the capacity of places of deprivation of liberty. Up to 4 convicts are accommodated in the sleeping quarters, in accordance with the requirements of the above-cited article;
Those accommodated in sleeping quarters use a bathroom located directly next to the sleeping quarters themselves, with an area of 3.06 sq.m. It is equipped with a bathroom with running hot and cold water and a toilet. The convicts' access to the bathroom is permanent and unlimited.
(…)
The convicts accommodated in the dormitory are unlocked and can use the dormitory yard from 7:00 a.m. to 6:30 p.m. during the winter season and until 7;30 p.m. /during the summer season.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [7] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Bulgaarse autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Bulgaarse penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon.
Gelet op het voorgaande staat artikel 11 OLW niet aan het toestaan van de overlevering in de weg.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 3, 10, 11 Opiumwet en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Prosecutor’s Office,Bulgarije, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en L.F. Bögemann, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 11 maart 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Zie het arrest Aranyosi en Căldăraru, HvJ EU 5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198, punten 88-90, en o.a. Rechtbank Amsterdam 28 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1269.
6.Rechtbank Amsterdam, 27 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6217.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.