ECLI:NL:RBAMS:2025:1302

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
13-316715-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel van Polen met betrekking tot de opgeëiste persoon

Op 17 januari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Polen is uitgevaardigd. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van verschillende strafbare feiten, waaronder opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 18 december 2024 aangevangen, maar het onderzoek werd aangehouden wegens het ontbreken van aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten. Tijdens de zitting op 7 januari 2025 is de opgeëiste persoon verschenen, bijgestaan door zijn raadsman. De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen, maar deze tegelijkertijd geschorst. De rechtbank heeft vastgesteld dat er vragen zijn over de detentieomstandigheden in Polen en de uitoefening van verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aanvullende vragen aan de Poolse autoriteiten voor te leggen. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd met 30 dagen en bepaald dat de zaak uiterlijk 14 dagen voor 18 februari 2025 opnieuw op zitting moet worden gepland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13-316715-24
Datum uitspraak: 17 januari 2025
TUSSENUITSPRAAK
op de vordering van 23 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 augustus 2024 door
the Regional Court in Białystok, Criminal Division III, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1997,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 18 december 2024
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 18 december 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. Wegens het ontbreken van aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit is het onderzoek ter terechtzitting voor onbepaalde tijd aangehouden.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Zitting 7 januari 2025
De rechtbank is de behandeling van het EAB op de zitting van 7 januari 2025 opnieuw aangevangen, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman B. Korver, waarnemend voor
mr. M.L. van Gessel, beiden advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen, en tegelijkertijd de schorsing daarvan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the Regional Court in Białystokvan 21 december 2020 met kenmerk VIII Kz 706/20. Het EAB vermeldt daarnaast een vonnis van
the District Court in Białystokvan 9 april 2024 met kenmerk III K 1835/23, onherroepelijk geworden op
17 april 2024. De rechtbank stelt aldus vast dat het EAB bestaat uit respectievelijk een vervolgings- en een executiedeel.
Ten aanzien van het vervolgingsdeel van het EAB verzoekt de uitvaardigende justitiële autoriteit de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
Ten aanzien van het executiedeel wordt de overlevering verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 1 jaar, 4 maanden en 7 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis van 9 april 2024.
Dit verzamelvonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [4]

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten die betrekking hebben op het vervolgingsdeel van het EAB leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod;
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
De feiten die betrekking hebben op het executiedeel van het EAB leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
opzettelijk enige handeling, door een ambtenaar belast met het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, beletten/belemmeren.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Blijkens onderdeel e) van het EAB betreft het vonnis van 9 april 2024 met kenmerk III K 1835/23 een verzamelvonnis (hierna: het verzamelvonnis) met drie onderliggende vonnissen, alle drie van
the District Court Białystoken met de kenmerken XIII K 598/18, XIII K 1899/18 en XIII K 581/20. Zowel de procedures die hebben geleid tot de onderliggende vonnissen als de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis vallen onder de reikwijdte van artikel 12 OLW, nu bij de onderliggende vonnissen uitspraak is gedaan over de schuld van de opgeëiste persoon en in het verzamelvonnis de eerder opgelegde straffen zijn samengevoegd tot één straf en de Poolse rechter een beoordelingsmarge heeft met betrekking tot de duur van die (verzamel)straf.
Uit onderdeel d) van het EAB, dat vermeldt dat dit onderdeel ziet op het verzamelvonnis, volgt dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Voorts is in onderdeel d) als toelichting vermeld dat de oproeping voor de zitting die heeft geleid tot de beslissing, naar de opgeëiste persoon is gestuurd op het adres dat de opgeëiste persoon heeft opgegeven toen hij de gevangenis verliet. Verder is vermeld dat de opgeëiste persoon twee keer is bericht dat hij de oproeping moest ophalen, maar dat hij dit niet heeft gedaan. Tegen het verzamelvonnis is geen hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 20 december 2024 heeft
the Regional Court in Białystokde volgende informatie verstrekt:
[opgeëiste persoon] was aware of the charges against him, as they were presented during interrogation on 3 December 2020, when he was informed of his rights and obligations in criminal proceedings, which he confirmed with his signature. He was instructed that he must report any change of residence lasting more than 7 days and provide a new address. If no new address is provided, a summons sent to the last known address will be deemed effectively served.
Additionally, he was brought before the Court on 4 December 2020, where he was also explained the charges against him. The first-instance court did not apply pre-trial detention, considering there was no risk of procedural interference by the detained individual. The appellate court overturned this decision and imposed pre-trial detention on [opgeëiste persoon] . However, from that moment, [opgeëiste persoon] became untraceable by the police at the address he had provided. According to the police findings, he did not reside at that address and did not provide the authorities with another address.(…)”.
Het is de rechtbank allereerst niet duidelijk wat de reden is dat het verzamelvonnis is gewezen. Voorts is het de rechtbank niet duidelijk op welk moment de opgeëiste persoon de gevangenis heeft verlaten waarbij hij een adres heeft achtergelaten, of toen al sprake was van de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis en of aan de opgeëiste persoon in dat kader een zogeheten adresinstructie is gegeven. Weliswaar staat in de aanvullende informatie van 20 december 2024 vermeld dat aan de opgeëiste persoon een adresinstructie is gegeven en dat hij de op hoogte was van de aanklacht, maar in deze informatie is niet vermeld in welke procedure dat is gebeurd.
Voorts ontbreken de data waarop de drie onderliggende vonnissen zijn gewezen en is niet duidelijk op welke wijze de opgeëiste persoon gebruik heeft gemaakt van zijn verdedigingsrechten in de procedures die tot de onderliggende vonnissen hebben geleid.
De rechtbank ziet in het voorgaande aanleiding het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen voor te leggen:
Met betrekking tot de onderliggende vonnissen met de kenmerknummers XIII K 598/18, XIII K 1899/18 en XIII K 581/20:
1. Wat zijn de data van deze onderliggende vonnissen?
2. kunt u van ieder onderliggend vonnis onderdeel d) van het EAB volledig invullen, alsmede, indien de opgeëiste persoon niet in persoon ter zitting is verschenen en niet in persoon is gedagvaard, aangeven:
a. naar welk adres de oproep voor de zitting is verstuurd en of de opgeëiste persoon dit adres zelf heeft opgegeven tijdens de voorbereidende procedure;
b. of de opgeëiste persoon is geïnstrueerd over zijn rechten en plichten waaronder de verplichting om adreswijzigingen door te geven, waarbij uitgelegd is welke juridische gevolgen het verzuim van deze plicht met zich meebrengt?
3. Is er hoger beroep ingesteld tegen elk onderliggend vonnis?
a. Als er hoger beroep is ingesteld, wat is de datum van de beslissing in hoger beroep, de rechtsprekende instantie en het kenmerknummer?
b. Wie heeft het hoger beroep ingesteld?
c. Kunt u van iedere hoger beroepsprocedure onderdeel d) van het EAB invullen, alsmede indien de opgeëiste persoon niet in persoon ter zitting is verschenen en niet in persoon is gedagvaard, aangeven:
- of, als de opgeëiste persoon in de voorbereidende procedure een adresinstructie is verstrekt, deze adresinstructie zich ook uitstrekt over de procedure in hoger beroep?
- zo ja, op welke wijze de opgeëiste persoon op de hoogte is gesteld dat de adresinstructie zich ook uitstrekte over de procedure in hoger beroep.
Met betrekking tot het verzamelvonnis:
4. Wat is de reden dat het verzamelvonnis is gewezen? Is dat op verzoek van de opgeëiste persoon gebeurd of ambtshalve?
5. Wanneer heeft de opgeëiste persoon de gevangenis verlaten en daarbij een adres achtergelaten?
6. Liep toen al de procedure die geleid heeft tot het verzamelvonnis?
7. Is de opgeëiste persoon in het kader van de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis, geïnstrueerd over zijn rechten en plichten waaronder de verplichting om adreswijzigingen door te geven, waarbij uitgelegd is welke juridische gevolgen het verzuim van deze plicht met zich meebrengt? Zo ja, wanneer en op welke wijze is dat gebeurd?

6.Artikel 11 OLW: artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafza(a)k(en) of hebben gehad op de behandeling van zijn strafza(a)k(en), is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [6]

7.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Polen

Voor het onderzoek naar de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon na eventuele overlevering aan Polen is van belang dat zijn overlevering wordt gevraagd om hem te vervolgen én om hem een vrijheidsstraf te laten ondergaan. De rechtbank heeft immers voor voorlopig gedetineerden in Polen (
remand regime) een algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten aangenomen, [7] terwijl dit niet het geval is voor veroordeelde gedetineerden die in Polen een vrijheidsstraf ondergaan.
Het openbaar ministerie heeft bij brief van 10 december 2024 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gevraagd of voor de opgeëiste persoon na zijn overlevering het regime voor voorlopig gedetineerden gaat gelden. Bij brief van 20 december 2024 heeft
the Regional Court in Białystokdeze vraag als volgt beantwoord:
“Upon extradition, the sentence of imprisonment will be enforced. However, it cannot be ruled out that the prosecutor may also continue the preventive measure of pre-trial detention applied in case no. PR 1 Ds.3281.2020.
A) Most likely, the requested subject, [opgeëiste persoon] , will be placed in the Detention Center in Białystok, as it is closest to his place of residence in Poland.”
De rechtbank stelt op grond van deze aanvullende informatie vast dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid gedetineerd zal worden in het detentiecentrum in Bialystok.
De rechtbank overweegt voorts dat zij ambtshalve op de hoogte is van het feit dat indien een opgeëiste persoon een gevangenisstraf moet uitzitten maar er tevens (nog) een aanhoudingsbevel in een lopende strafzaak voorhanden is, de kans bestaat dat de opgeëiste persoon op grond van het aanhoudingsbevel zal worden gedetineerd zolang dit bevel niet wordt ingetrokken. [8]
Op grond van voornoemde aanvullende informatie en de ambtshalve bij de rechtbank bekende informatie kan de rechtbank niet uitsluiten dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in een
remand regimeof
remand prisonzal worden geplaatst. Om te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten voor het geval hij wordt gedetineerd in een
remand regime/remand prison,gezien de omstandigheden aldaar.
Het openbaar ministerie heeft in dezelfde brief van 10 december 2024 de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voorgelegd.
1. Will the requested person have the opportunity to participate in activities in the remand prison?
2. If so, how many hours per day would he at least spend outside his cell?
3. Does the requested person always have to ask permission beforehand if he wants to get in contact with the outside world by using the telephone and by receiving visitors?
4. If so, how long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors?
5. How many square meters personal space (excluding sanitary facilities) will the requested person have in a multi-occupancy cell?
en
B. Could you confirm that the information to this e-mail (Annex II en Annex III) with regard to the answers to abovementioned questions 1 and 3 is also applicable to [opgeëiste persoon] ?
C. The Court understands from the CPT report that remand prisoners are provided with a minimum of 3 square meters of personal space (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell. In light of the judgment in Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857), paragraphs 75-76), can it be guaranteed that the personal space available to [opgeëiste persoon] in a multi-occupancy cell in the remand prison as meant in question A will be at least 4 square meters (excluding sanitary facilities)? Or will he only be provided with an amount of personal space between 3 and 4 square meters (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell?
D. If [opgeëiste persoon] chooses to participates in all activities offered to him in the remand prison as meant in question A, how many hours per day would he at least spend outside his cell?
E. How long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors in the remand prison as meant in question A?”.
Bij dezelfde brief van 20 december 2024 heeft
the Regional Court in Białystokde vragen als volgt beantwoord:
B) The information contained in the attachments is also applicable to [opgeëiste persoon] .
C) It cannot be guaranteed that the requested subject will be placed in a larger cell.
D) It is not possible to specify the number of hours the requested subject will spend outside the cell, as convicts are placed in various types of facilities, which may change during the sentence.
E) Convict [opgeëiste persoon] will have access to a self-service telephone for contacting family and close persons at least once a week, according to a schedule approved by the Director of the Detention Center in Białystok (every Thursday from 8:00 AM to 5:00 PM). The director may also allow phone use outside these specified times. With the Director’s consent, the convict may connect with close persons via Skype or use a computer with access to selected online services.
Visitations with [opgeëiste persoon] at the Detention Center in Bialystok will be allowed following registration by phone of email. Court approval is not required as such visits follow the internal regulations of the Detention Center for convicts no longer subject to court disposition as individual serving sentences.
Het openbaar ministerie heeft vervolgens bij brief van 31 december 2024 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit de volgende vragen voorgelegd.
1) You state in your earlier response that a larger cell cannot be guaranteed. But can you specify how many square meters personal space (excluding sanitary facilities) the requested person will have in a multi-occupancy cell?
2) Will the requested person have the opportunity to participate in activities in the remand prison?
3) How long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors?
Bij brief van 3 januari 2025 heeft
the Regional Court in Białystokdeze vragen als volgt beantwoord:
1) Article 110, paragraph 2 of the Executive Penal Code specifies the minimum standard for the living area in a penal facility. The standard area per inmate is 3 square meters. This applies to both single and multi-person cells.
2) The convicted person has the right to education and self-education, participation in cultural, educational, and sports activities, access to radio, television, books, and the press during the enforcement of imprisonment.
3) The convict [opgeëiste persoon] may use a prepaid telephone to contact family and close persons at least once a week.
De rechtbank leest de aanvullende informatie van 20 december 2024 en 3 januari 2025, in onderlinge samenhang bezien, als volgt. De opgeëiste persoon zal naar alle waarschijnlijkheid worden geplaatst in
Detention Center Białystok. De persoonlijke celruimte zal niet minder dan
3 m2 zijn. Er worden activiteiten aangeboden in de vorm van “
cultural, educational, and sports activities”. Daarnaast krijgt de opgeëiste persoon tenminste eenmaal per week de gelegenheid per telefoon contact op te nemen met de buitenwereld. Het aantal uren dat de opgeëiste persoon buiten zijn cel kan verblijven kan niet worden vermeld, nu de opgeëiste persoon gedurende zijn detentie mogelijk naar een andere detentiefaciliteit zal worden overgeplaatst.
De rechtbank is van oordeel dat de voormelde informatie (vooral) lijkt te zien op veroordeelde personen die een gevangenisstraf (gaan) uitzitten en niet op personen die in een
remand prisonof in een
remand regimeworden geplaatst. Daarom kan, voor het geval de opgeëiste persoon in Bialystok in een
remand prisonof in een
remand regimezal worden geplaatst, met bovengenoemde informatie een schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering niet worden uitgesloten. Gezien haar verplichting om zelf na te gaan of er gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen ten aanzien van het vervolgingsdeel van het EAB een reëel gevaar loopt van schending van zijn grondrechten in een
remand prisonof in een
remand regime, ziet de rechtbank opnieuw aanleiding het onderzoek te heropenen en voor onbepaalde tijd te schorsen, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit nog het volgende voor te leggen:
- De rechtbank Amsterdam is van oordeel dat, als de opgeëiste persoon geplaatst wordt in een
remand prison, hij tenminste 2 uur per dag buiten zijn cel moet kunnen doorbrengen. Indien de opgeëiste persoon wordt gedetineerd in een
remand prisonof in een
remand regimevan
Detention Center Białystoken aldaar deelneemt aan alle geboden activiteiten, kunt u dan garanderen dat hij tenminste 2 uur per dag buiten zijn cel kan doorbrengen?

8.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de onder 5 en 7 geformuleerde vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding (met voortduring van de schorsing) met dertig dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak uiterlijk 14 dagen voor 18 februari 2025 (het einde van de verlengde beslistermijn) opnieuw op zitting moet worden gepland;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. J.G. Vegter en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van L.P. van Kessel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 januari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
6.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793 en ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (
7.Rechtbank Amsterdam, 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3311.
8.Zie rechtbank Amsterdam, 5 december 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:7624.