ECLI:NL:RBAMS:2024:7624

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 december 2024
Publicatiedatum
9 december 2024
Zaaknummer
13-086330-24 (EAB I)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 5 december 2024 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen, beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de detentieomstandigheden in Polen voldoende garanties bieden om te voorkomen dat de grondrechten van de opgeëiste persoon worden geschonden. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB in verschillende zittingen voortgezet, waarbij de detentieomstandigheden in Polen centraal stonden. De rechtbank heeft de beslistermijn meerdere keren verlengd om nader onderzoek te doen naar deze omstandigheden. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen belemmeringen zijn voor de overlevering en heeft zij deze toegestaan. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon, waarbij de rechtbank de identiteit van de opgeëiste persoon heeft bevestigd en de relevante juridische bepalingen heeft toegepast. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-086330-24 (EAB I)
Datum uitspraak: 5 december 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 13 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 29 november 2023 door
the Regional Court in Bydgoszcz III Penal Divsion,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 8 mei 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 mei 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. P.K. de Blieck-Willemsen, advocaat in Vaassen, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering eerst met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, derde lid, OLW en vervolgens nog eens met 30 dagen op grond van artikel 22, vijfde lid (oud), OLW.
Ook heeft de rechtbank de gevangenhouding bevolen en die gevangenhouding verlengd op grond van artikel 27, derde lid (oud), OLW.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst om onderzoek te doen naar de detentie-omstandigheden in het
remand regimein Polen, nu het EAB in deze zaak mede strekt tot vervolging van de opgeëiste persoon in Polen.
Zitting van 18 juni 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 18 juni 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw en door een tolk in de Poolse taal.
Het EAB in deze zaak (EAB I) is gelijktijdig behandeld met het EAB in de zaak met parketnummer 13/140997-24 (EAB II), dat op 18 juni 2024 voor het eerst op zitting is behandeld.
De rechtbank heeft de beslistermijn in deze zaak wederom met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid (oud), OLW.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting in deze zaak voor onbepaalde tijd geschorst om nader onderzoek te doen naar de detentie-omstandigheden in het
remand regimein Polen.
Zitting van 24 juli 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 24 juli 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw en door een tolk in de Poolse taal.
Het EAB in deze zaak is wederom gelijktijdig behandeld met EAB II.
De rechtbank heeft de beslistermijn in deze zaak wederom met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid (oud), OLW.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting wederom voor onbepaalde tijd geschorst om nader onderzoek te doen naar de detentie-omstandigheden in het
remand regimein Polen.
De rechtbank heeft na de zitting geconstateerd dat de rechtbank op 18 juni 2024 heeft verzuimd gelijktijdig met de verlenging van de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid (oud), OLW ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon te verlengen. De rechtbank heeft daarop geoordeeld dat er geen grond meer was voor overleveringsdetentie en bij bevel van 25 juli 2024 de onmiddellijke invrijheidstelling van de opgeëiste persoon bevolen.
Raadkamers van 23 augustus 2024 en 25 september 2024
De rechtbank heeft op bovengenoemde data de beslistermijn telkens met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid (oud), OLW.
Zitting van 15 oktober 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 15 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw.
Het EAB in deze zaak is wederom gelijktijdig behandeld met EAB II.
De rechtbank heeft de beslistermijn in deze zaak wederom met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW.
Tussenuitspraak 29 oktober 2024 [2]
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 29 oktober 2024 het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de door de rechtbank geformuleerde vragen betreffende de detentie-omstandigheden voor de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan de Poolse autoriteiten voor te leggen.
Zitting 21 november 2024
De behandeling van het EAB is met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 21 november 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. De opgeëiste persoon is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. P.K. de Blieck-Willemsen, advocaat in Vaassen.
Het EAB in deze zaak is wederom gelijktijdig behandeld met EAB II.
De rechtbank heeft de beslistermijn in deze zaak wederom met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

Bij tussenuitspraak van deze rechtbank van 29 oktober 2024 is reeds geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de (dubbele) strafbaarheid en de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 12 OLW, het onschuldverweer, het gelijkstellingsverweer en artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 7 van de tussenuitspraak van 29 oktober 2024. De overwegingen uit voornoemde uitspraak dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Voor het onderzoek naar de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon na eventuele overlevering aan Polen is van belang dat zijn overlevering wordt gevraagd om hem te vervolgen én om hem vrijheidsstraffen (van meerdere jaren) te laten ondergaan. De rechtbank heeft immers voor voorlopig gedetineerden in Polen (
remand regime) wel een algemeen reëel gevaar op schending van grondrechten aangenomen, terwijl dit niet het geval is voor veroordeelde gedetineerden die in Polen een vrijheidsstraf ondergaan.
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 29 oktober 2024 het onderzoek heropend om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen (onder meer) aan de Poolse autoriteiten te vragen of voor de opgeëiste persoon na zijn overlevering het regime voor voorlopig gedetineerden (
remand regime) gaat gelden.
Bij brief van 5 november 2024 hebben de Poolse autoriteiten deze vragen voor zover relevant als volgt beantwoord:
“In the case of implementation for execution at the same time of temporary detention and a valid penalty of deprivation of liberty, the regime for pretrial detainees referred to in Chapter XV of the Executive criminal code will be applied to the detainee until the preventive measure is revoked or the expiration of the time for which it was imposed.”
Op grond van voornoemde aanvullende informatie gaat de rechtbank er – met de officier van justitie en raadsvrouw – van uit dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in het
remand regimezal worden geplaatst.
Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat aan het EAB geen gevolg moet worden gegeven, omdat overlevering van de opgeëiste persoon tot een schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) zal leiden. Subsidiair moet de behandeling van het EAB worden aangehouden om nadere vragen aan de Poolse autoriteiten te stellen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – onder verwijzing naar de aanvullende informatie van 9 oktober 2024 – op het standpunt gesteld dat geen gevaar van een schending van artikel 4 van het Handvest meer bestaat. Artikel 11 OLW staat daarom niet aan overlevering in de weg.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de Poolse autoriteiten bij brief van 9 oktober 2024 de volgende individuele detentiegarantie hebben verstrekt ten behoeve van de opgeëiste persoon:
“A. In which penitentiary will Mr. [opgeëiste persoon] most likely be detained after his surrender?
The initial place of detention of the wanted person after the surrender depends on where the person is handed over, Most likely, the place of incarceration of [opgeëiste persoon] after the surrender to the Polish authorities will be the Detention Center Warszawa — Służewiec or Detention Center Warszawa- Białołęka. After a short period of time, he will be transported in accordance with the regionalization of incarceration. The wanted person remains at the disposal of the local Regional Court in Bydgoszcz as a temporary detainee in the case files reference number III K 119/23, so it will be the Detention Centre in Bydgoszcz.
(…)
I would like to inform you that according to article 110 8 2 in conjunction with the article 209 of the Act of June 6, 1997 of the Executive Criminal Code, the area of a residential cell falling per inmate is not less than 3 m2. In accordance with 8 4 paragraph 1 point 3 of the Order No. 88/20 of the Director General of the Prison Service dated 10.11.2020 on determining the number of places of accommodation
in penitentiary institutions and detention centers, the area of the living quarters referred to in the first sentence of Article 110 8 2 of the Executive Criminal Code does not include the window and radiator recesses, as well as the area outside the internal bars and separate sanitary corners.
D. How many hours a day, at least, would Mr. [opgeëiste persoon] spend outside his cell in the detention center referred to in question A?
Temporarily detained inmates have the right, in particular, to at least an hour's walk and the opportunity to participate in organized cultural and educational activities outside their housing cells, which, depending on the nature of the activities, may last from 40 to 90 minutes. In addition, the detainee can use the common room, which is located in each residential unit, depending on the needs of the detainees, they can also stay in the common room using the available equipment/supplies. The time of use of the common room is restricted only by a break for administrative activities such as: eating meals, bathing, walking.”
De rechtbank stelt op grond van voornoemde individuele garantie van 9 oktober 2024 vast dat de opgeëiste persoon na overlevering een persoonlijke celruimte van minimaal 3 m2, exclusief sanitair, in een meerpersoonscel ter beschikking zal staan. De rechtbank begrijpt onderdeel D van voormelde garantie aldus dat de opgeëiste persoon tenminste één uur per dag kan wandelen en daarnaast dagelijks kan deelnemen aan culturele en educatieve activiteiten met een duur van tussen de veertig en negentig minuten per dag. In aanvulling daarop kan de opgeëiste persoon dagelijks gebruik maken van
the common roommet uitzondering van de tijd die nodig is voor administratieve activiteiten. Met de officier van justitie is de rechtbank daarom van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in ieder geval is gegarandeerd dat hij tenminste twee uur per dag buiten zijn cel mag verblijven.
De rechtbank stelt vast dat zij verder niet over informatie beschikt waaruit blijkt dat sprake is van andere slechte materiële detentieomstandigheden.
Voormelde individuele garantie van 9 oktober 2024 is gelet op het voorgaande voldoende om het algemene reële gevaar van schending van grondrechten voor de opgeëiste persoon weg te nemen. De detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in Polen na overlevering staan dus niet in de weg aan het toestaan van de overlevering en de rechtbank ziet geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 311, 326, 416 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Bydgoszcz III Penal Divsion,Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James - Pater, voorzitter,
mrs. H.H.J. Zevenhuijzen en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. E.A. Harland en M.J.D. Hartman, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.