Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De feiten in de incidenten
Decisionvan 14 juli 2020 (Case AT.40410-Ethylene) heeft de Europese Commissie, voor zover hier van belang overwogen en besloten:
1.INTRODUCTION
“WESTLAKE”)
“ORBIA”)
“CLARIANT”)
“CELANESE”)
2.THE INDUSTRY SUBJECT TO THE PROCEEDINGS
AKEgroup that the Commission regards for the purposes of this Decision as constituting a single undertaking at the time of the infringement are:
7.LIABILITY
Vinnolit GmbH & Co. KG(for its direct participation from 26 December 2011 to 29 June 2016),
Westlake Chemical Corporation(as the ultimate parent of Vinnolit GmbH & Co. KG from 31 July 2014 to 29 June 2016),
Westlake Germany GmbH & Co KG(as the indirect parent of Vinnolit GmbH & Co. KG from 31 July 2014 to 29 June 2016) and
Vinnolit Holdings GmbH(as the direct parent of Vinnolit GmbH & Co. KG from 26 December 2011 to 29 June 2016).
VESTOLIT GmbH(for its direct participation) and to
ORBIA ADVANCE CORPORATION, S.A.B. de C.V.(as the parent of VESTOLIT GmbH) from 17 November 2015 to 28 March 2017.
Clariant International AG(for its direct participation) and to
Clariant AG(as the parent of Clariant International AG) from 26 December 2011 to 29 March 2017.
Celanese Services Germany GmbH(for its direct participation from 18 January 2012 to 20 January 2016),
Celanese Europe B.V.(for its direct participation from 21 January 2016 to 28 March 2017 and as the indirect parent of Celanese Services Germany GmbH from 18 January 2012 to 20 January 2016) and to
Celanese Corporation(as the parent of Celanese Services Germany GmbH and Celanese Europe B.V.) from 18 January 2012 to 28 March 2017.
3.De hoofdzaak
4.De incidenten
Inleiding
eerste bevoegdheidsincidentvorderen de Clariant-gedaagden dat de rechtbank zich ten aanzien van de vorderingen op hen onbevoegd verklaart.
tweede bevoegdheidsincidentvorderen de Vestolit-gedaagden dat de rechtbank zich ten aanzien van de vorderingen op hen onbevoegd verklaart.
derde bevoegdheidsincidentvorderen de Westlake-gedaagden dat de rechtbank zich ten aanzien van de vorderingen op hen onbevoegd verklaart.
eerste vrijwaringsincidentvorderen de Celanese-gedaagden dat de rechtbank (i) hen toestaat de overige gedaagden (en hun rechtsopvolgers of economische opvolgers) in vrijwaring op te roepen en (ii) bepaalt dat het hen vrijstaat aanvullend verlof te vragen om een of meer nieuwe entiteiten in vrijwaring op te roepen indien (nieuwe) ontwikkelingen en/of informatie daartoe redelijkerwijs aanleiding geven.
tweede vrijwaringsincidentvorderen de Clariant-gedaagden dat de rechtbank (i) hen verlof verleent om de (rechtsopvolgers of economische opvolgers van de) overige gedaagden te dagvaarden in vrijwaring en (ii) bepaalt dat het hen vrijstaat aanvullend verlof te vragen om het aantal in vrijwaring op te roepen partijen uit te breiden en/of te wijzigen.
derde vrijwaringsincidentvorderen de Vestolit-gedaagden dat de rechtbank (i) hen verlof verleent om de (rechtsopvolgers van de) overige gedaagden te dagvaarden in vrijwaring en (ii) bepaalt dat het hen vrijstaat aanvullend verlof te vragen om het aantal in vrijwaring op te roepen partijen uit te breiden en/of te wijzigen.
vierde vrijwaringsincidentvorderen de Westlake-gedaagden dat de rechtbank (i) hen verlof verleent om de (rechtsopvolgers van de) overige gedaagden te dagvaarden in vrijwaring en (ii) bepaalt dat het hen vrijstaat aanvullend verlof te vragen om het aantal in vrijwaring op te roepen partijen uit te breiden en/of te wijzigen.
rechtbank) aldus moet worden uitgelegd dat de in deze bepaling neergelegde regel van concentratie van bevoegdheden voor het geval er meerdere verweerders zijn kan worden toegepast op een vordering die ertoe strekt dat ondernemingen die op verschillende plaatsen en op verschillende tijdstippen hebben deelgenomen aan één voortdurende, in een beschikking van de Commissie vastgestelde inbreuk op het in het recht van de Unie voorziene kartelverbod, hoofdelijk worden veroordeeld tot schadevergoeding en, in het kader hiervan, tot informatieverstrekking, ook indien de verzoeker afstand van zijn vordering heeft gedaan jegens de enige medeverweerder met woonplaats in de lidstaat waar het aangezochte gerecht zetelt.
rechtbank) neergelegde beginselbevoegdheid van de rechter van de woonplaats van de verweerder, moet eng worden uitgelegd. Die uitlegging mag zich enkel uitstrekken tot de in die verordening uitdrukkelijk bedoelde gevallen (zie arrest Painer, C-145/10, EU:C:2011:798, punt 74).
artikel 101VWEU en artikel 53 van de EER-Overeenkomst. Die beschikking legt echter niet de voorwaarden vast voor hun eventuele — in voorkomend geval hoofdelijke — civiele aansprakelijkheid, die door het nationale recht van iedere lidstaat wordt bepaald.
5.De hoofdzaak
Indien verwijzing naar het NCC plaatsvindt, is artikel 4.1.5 van de NCC Rules of Procedure van toepassing, zie https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/NCC-Rules-third-edition.pdf.
6.De beslissing
8 januari 2025voor uitlating door alle partijen over verwijzing naar het NCC, zoals vermeld onder 5.2 en 5.3 en vervolgens naar de rol van
12 maart 2025voor conclusie van antwoord;