Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ELECTRICITY & WATER AUTHORITY OF THE GOVERNMENT OF BAHRAIN,
GCC INTERCONNECTION AUTHORITY,
KUWAIT MINISTRY OF ELECTRICITY AND WATER,
OMAN ELECTRICITY TRANSMISSION COMPANY SAOC,
1.PRYSMIAN NETHERLANDS B.V.,
DRAKA HOLDING B.V.,
7.ABB B.V.,
ABB HOLDINGS B.V.,
ABB AB,
ABB LTD,
11.NEXANS NEDERLAND B.V.,
NEXANS CABLING SOLUTIONS B.V.,
NEXANS PARTICIPATIONS S.A.,
NEXANS S.A.,
NEXANS FRANCE S.A.S.,
1.De zaak in het kort
2.Het geding in hoger beroep
3.Inleiding op het voornemen om prejudiciële vragen te stellen
4.De voorgenomen prejudiciële vragen
5.Feiten
Power Cables’(hierna: ‘de beschikking’) heeft de Commissie één enkele en voortdurende inbreuk vastgesteld op art. 101 VWEU en art. 53 van de EER-Overeenkomst door een
hardcorekartel met betrekking tot ondergrondse en onderzeese stroomkabels en aanvullende producten, werkzaamheden en diensten. De beschikking vermeldt als periode van de inbreuk 18 februari 1999 tot 29 januari 2009. Het kartel maakte onder meer afspraken over prijzen en verdeelde projecten in het kader van geografische marktverdeling. Daarbij maakten de kartelleden onderscheid tussen ‘
home territories’(thuisgebieden), ‘
export territories’(exportgebieden) en ‘
free territory’ (vrij gebied). Nederland was thuisgebied van Prysmian. De kartelafspraken voor de thuisgebieden zagen op ondergrondse kabels van 110 kV en hoger, onderzeese stroomkabels van 33 kV en aanvullende producten, werkzaamheden en diensten. In de exportgebieden werden stroomkabelprojecten op een 60/40 basis verdeeld tussen de Europese en Aziatische deelnemers aan het kartel. In de exportgebieden werden ook stroomkabelprojecten met lagere dan de hiervoor bedoelde voltages ‘
as much as possible’afgestemd.
buitenlandse verweerderszijn, met uitzondering van Nexans Participations, allemaal geadresseerden van de beschikking. In de beschikking is vastgesteld dat Prysmian Cavi e Sistemi, ABB AB en Nexans France hebben deelgenomen aan het kartel. De andere buitenlandse verweerders waren niet feitelijk betrokken bij het kartel en zijn opwaarts aansprakelijk gehouden (indirecte) moedermaatschappijen van de karteldeelnemers.
Nederlandse verweerderszijn geen geadresseerden van de beschikking. Zij zijn alle direct of indirect een 100% dochtermaatschappij van een in de beschikking genoemde karteldeelnemer. Zij zijn gevestigd in de arrondissementen van de rechtbanken Amsterdam (Draka), Den Haag (Prysmian Netherlands) en Rotterdam (de andere Nederlandse gedaagden) en in de ressorten van de gerechtshoven Amsterdam (Draka) en Den Haag (de andere Nederlandse gedaagden).
6.De hoofdzaak
- a) een verklaring voor recht dat verweerders toerekenbaar onrechtmatig hebben gehandeld jegens EWGB c.s. door middel van hun deelname aan het kartel;
- b) veroordeling van verweerders tot betaling van schadevergoeding, met rente, een en ander op te maken bij staat;
- c) veroordeling van verweerders in de proceskosten, met rente.
umbrella pricingen de effecten van nawerking van het kartel. Zij houden Draka c.s. daarvoor hoofdelijk aansprakelijk als entiteiten behorende tot ondernemingen in mededingingsrechtelijke zin ten aanzien van welke ondernemingen de Commissie heeft vastgesteld dat zij het Unierechtelijk kartelverbod hebben overtreden (grondslag 1) en, los van het mededingingsrechtelijke ondernemingsbegrip, vanwege eigen, jegens EWGB c.s. onrechtmatige individuele betrokkenheid van Draka c.s. bij het door de Commissie vastgestelde kartel (grondslag 2).
7.De beoordeling
alle[cursivering hof] schade die in causaal verband met een inbreuk op het Unierechtelijk kartelverbod staat, in aanmerking moet kunnen komen voor vergoeding teneinde de doeltreffende toepassing van dit verbod te verzekeren en het nuttig effect daarvan te handhaven. De tot nu toe gewezen arresten van het HvJEU gingen echter over (tenminste ook) in de EER geleden schade. Verder valt in dit geval niet uit te sluiten dat de beschikking van de Commissie ook ziet op gedragingen die weliswaar niet op het grondgebied van de Unie/de EER hebben plaatsgevonden, maar waarvan de mededingingsverstorende gevolgen merkbaar kunnen zijn (geweest) op de markt van de Unie/de EER (vergelijk arrest Intel/Commissie, C-413/14 P, ECLI:EU:C:2017:632, punt 45). Punt 681 van de beschikking vermeldt namelijk: “
Insofar as the activities of the cartel related to sales in countries that are not members of the Union or the EEA and had no impact on trade in the Union or the EEA, they are outside the scope of this Decision.”
un lien concret’in de Franse taalversie en ‘
a special link’in de Engelse taalversie) bestaat tussen de economische activiteit van de dochteronderneming en het voorwerp van de inbreuk waarvoor de moedermaatschappij aansprakelijk is gesteld. Zie arrest Sumal, C 882/19, punt 51. Deze vereisten worden hierna ook aangeduid als ‘de Sumal-criteria’. Het vereiste van een ‘concreet verband’ (het tweede Sumal-criterium) is gesteld omdat een en dezelfde moedermaatschappij deel kan uitmaken van meerdere economische eenheden die, naargelang van de betrokken economische activiteit, bestaan uit haarzelf en verschillende combinaties van haar dochterondernemingen die alle tot dezelfde ondernemingsgroep behoren. Voorkomen moet worden dat een dochteronderneming die tot een dergelijke groep behoort, aansprakelijk zou kunnen worden gesteld voor inbreuken die zijn gepleegd in het kader van economische activiteiten die geen verband houden met haar eigen activiteit en waarbij zij op geen enkele wijze, zelfs niet indirect, betrokken was (in de Franse taalversie
‘d’activités économiques ne présentant aucun lien avec sa propre activité et dans lesquelles elle n’était aucunement impliquée, même indirectement’en in de Engelse taalversie
‘economic activities entirely unconnected to its own activity and in which they were in no way involved, even indirectly’). Zie arrest Sumal, C 882/19, punt 47. In het geval dat voorlag in het arrest Sumal, C 882/19, moest worden aangetoond dat de dochtermaatschappij producten verkocht waarop het kartel zag. Zie arrest Sumal, C 882/19, punt 52.
het gerecht van de woonplaats een hunner’ (in de Engelse en Franse taalversie, ‘
the courts for the place where any one of them is domiciled’respectievelijk ‘
la juridiction du domicile de l’un d’eux’).Dit lijkt erop te wijzen dat maar één verweerder ankergedaagde kan zijn, in bovenvermelde zin (de situatie dat er meer verweerders in dezelfde plaats gevestigd zijn doet zich hier niet voor en is ook niet de situatie waarover het hof duidelijkheid behoeft). Verder moet per vordering worden beoordeeld of een nauwe band bestaat met de vordering jegens de ankergedaagde, omdat alleen zijn betrokkenheid de bevoegdheid van het aangezochte gerecht kan rechtvaardigen. Als noodzakelijk is dat de vorderingen tegen alle medeverweerders de bedoelde nauwe band hebben met de vordering tegen Draka is dat een veel strengere maatstaf dan wanneer verband met de vordering tegen een van de andere in Nederland (maar niet in het rechtsgebied van de rechtbank Amsterdam) gevestigde gedaagden volstaat. Daarbij verdient opmerking dat het hof er in deze zaak, waar geen appel is ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank omtrent de relatieve bevoegdheid en een dergelijk appel naar Nederlands procesrecht ook niet mogelijk was, vanuit moet gaan dat het bevoegd is jegens alle in Nederland gevestigde verweerders.
Het Verdrag wijst rechtstreeks en onmiddellijk de bevoegde rechter aan.’Met een ander aanknopingspunt wijzen art. 7 aanhef en onder 1 en onder 2 en art. 11 lid 1 onder b Verordening Brussel I-bis eveneens het gerecht van de woonplaats van een verweerder aan als het bevoegde gerecht. Zie arrest Volvo e.a., 15 juli 2012, C-30/20, punt 33, arrest Color Drack, van 3 mei 2007, C-386/05, ECLI:EU:C:2007:262, punt 30 en arrest Allianz Elementar Versicherung, C-652/20, ECLI:EU:C:2022:514.