Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.SMURFIT KAPPA EUROPE B.V.,
SMURFIT INTERNATIONAL B.V.,
1.DS SMITH ITALY B.V.,
DS SMITH Plc,
DS SMITH PACKAGING ITALIA S.p.A.,
DS SMITH HOLDING ITALIA S.p.A.,
TOSCANA ONDULATI S.p.A.,
1.UNILEVER EUROPE B.V.,
UNILEVER SUPPLY CHAIN COMPANY AG,
UNILEVER ITALY HOLDINGS Srl,
1.De zaak in het kort
follow onkartelschadezaak naar aanleiding van een beschikking van de Italiaanse mededingingsautoriteit ‘Autorità Garanta della Concorrenza e del Mercato’ (hierna: AGCM) waarin twee afzonderlijke inbreuken op artikel 10l VWEU (en artikelen 15 en 31 van de Italiaanse Mededingingswet) zijn vastgesteld met betrekking tot kartels in kartonplaten en in kartonverpakkingen.
2.Het geding in hoger beroep
3. Omschrijving van de uitgangspunten en feiten waarop de door het HvJEU te geven uitleg moet worden toegepast
follow onkartelschadezaak naar aanleiding van een beschikking van 17 juli 2019 (hierna: de beschikking) van de Italiaanse mededingingsautoriteit AGCM. Daarin heeft de AGCM twee afzonderlijke inbreuken op artikel 10l VWEU (en artikelen 15 en 31 van de Italiaanse Mededingingswet) vastgesteld. De beschikking ziet op een kartonplatenkartel vanaf 2 februari 2004 tot 30 maart 2017, waarbij de verkoopprijzen van golfkarton zijn gemanipuleerd en andere bedrijven zijn aangezet om mee te doen aan de overtreding en bijeenkomsten zijn georganiseerd. Verder ziet de beschikking op een verpakkingskartel vanaf 7 september 2005 tot 30 maart 2017 bestaande uit een overeenkomst tussen de belangrijkste producenten van kartonverpakkingen om de concurrentie te verstoren (hierna gezamenlijk: de kartels). In de beschikking is beschreven dat het verpakkingskartel een ondersteunende functie had ten aanzien van het kartonplatenkartel.
umbrella pricingen de effecten van nawerking van het kartel. Unilever c.s. houden SK c.s. en DK c.s. daarvoor aansprakelijk als juridische entiteiten waarvan SK c.s. en DK c.s. stellen dat deze behoren tot de ondernemingen in mededingingsrechtelijke zin die de in de beschikking vastgestelde overtreding van het Unierechtelijk kartelverbod hebben begaan.
4.De vragen van uitleg
- A) een medeverweerder die geadresseerde is van die beschikking en/of dan wel,
- B) een medeverweerder die geen geadresseerde is van de beschikking ten aanzien van wie wordt gesteld dat deze als juridische entiteit behoort tot een Onderneming die in de beschikking publiekrechtelijk aansprakelijk is gehouden voor de inbreuk op het Unierechtelijk kartelverbod?
- a) of de opwaarts aansprakelijk gehouden ankergedaagde in de kartelperiode louter aandelen hield en beheerde;
- b) – bij bevestigende beantwoording van vraag 4a – of de opwaarts aansprakelijk gehouden ankergedaagde betrokken was bij de productie, distributie, verkoop en/of levering van gekartelliseerde producten en/of het leveren van gekartelliseerde diensten;
- c) of de ankergedaagde al dan niet woont in de lidstaat waar de nationale mededingingsautoriteit (enkel) een inbreuk op het Unierechtelijk kartelverbod op de nationale markt heeft vastgesteld;
- d) of de medeverweerder, die geadresseerde van de beschikking is, in de beschikking is aangemerkt als
- e) of de medeverweerder, die geen geadresseerde van de beschikking is, daadwerkelijk gekartelliseerde producten en/of diensten heeft geproduceerd, gedistribueerd, verkocht en/of geleverd;
- f) of de ankergedaagde en de medeverweerder al dan niet behoren tot dezelfde Onderneming,
- g) de eisende partijen direct of indirect producten hebben gekocht en/of diensten geleverd hebben gekregen van de ankergedaagde en/of de medeverweerder?
5.Toelichting op de vragen van uitleg
follow onkartelschadezaak naar aanleiding van door de Italiaanse mededingingsautoriteit AGCM vastgestelde overtredingen van het Unierechtelijk kartelverbod op de Italiaanse markt. Daardoor komen bij de beoordeling van de internationale bevoegdheid typisch mededingingsrechtelijke onderwerpen aan de orde. Een aantal van de voorgenomen vragen speelt ook in andere in Nederland lopende kartelschadezaken. Dit gegeven illustreert de noodzaak tot vraagstelling. Het hof stelt vandaag eveneens (deels dezelfde) vragen in een andere kartelschadezaak. De Hoge Raad heeft op 26 juni 2023 eveneens in een kartelschadezaak vragen van uitleg gesteld over art. 8 lid 1 Verordening Brussel I-bis (ECLI:NL:HR:2023:965, C-293/23,
Athenian Brewery en Heineken). In die zaak is de ankergedaagde eveneens opwaarts aansprakelijk gesteld naar aanleiding van een beschikking van de Griekse mededingingsautoriteit. Omdat de situatie in die zaak niet gelijk is aan de situatie in deze zaak en de door de Hoge Raad gestelde vragen niet alle geschilpunten in deze zaak bestrijken is naar het oordeel van het hof geen sprake van een doublure; in de zaak waarin de Hoge Raad vragen heeft gesteld, is de topholding de ankergedaagde. In de onderhavige zaak is de topholding geen partij en is de kartellist pas na het kartel tot de Onderneming van de tussenholding is gaan behoren. In de andere zaak waarin het hof vandaag prejudiciële vragen stelt, is de ankergedaagde neerwaarts aansprakelijk gesteld naar aanleiding van een beschikking van de Commissie. Het hof stelt in deze zaak slechts vragen die voor de te nemen beslissing in deze zaak van belang zijn en volgt om die reden sommige van de suggesties van partijen niet.
follow onkartelschadeprocedure en tegen anderzijds een entiteit die in de beschikking eveneens louter opwaarts aansprakelijk is gehouden als onderdeel van de Onderneming zijn in deze zienswijze (veel) te ver van elkaar verwijderd om te kunnen voldoen aan het vereiste van een nauwe band, in ieder geval als het gaat om vorderingen tegen entiteiten die niet behoren tot dezelfde Onderneming. In deze zienswijze wordt verdedigd dat art. 8 lid 1 Verordening Brussel I-bis alleen bevoegdheid kan scheppen als het voor verweerders voorzienbaar is dat vorderingen tegen hen kunnen worden ingesteld bij het gerecht van de ankergedaagde. Dat is in deze zienswijze niet het geval bij de hiervoor aangeduide ver van elkaar verwijderde entiteiten uit verschillende Ondernemingen.