ECLI:NL:RBAMS:2024:7422

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
2 december 2024
Zaaknummer
13-290549-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel met voorrang voor een Belgisch EAB

Op 21 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Bulgarije. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 10 juli 2024 is uitgevaardigd door de Sofia Regional Prosecutor’s Office. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië, is gedetineerd in Nederland en heeft geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 7 november 2024 is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de detentieomstandigheden in Bulgarije besproken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Bulgaarse autoriteiten voldoende garanties hebben gegeven met betrekking tot de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon na overlevering.

De rechtbank heeft ook geconstateerd dat er een Belgisch EAB is uitgevaardigd voor dezelfde persoon, en heeft geoordeeld dat op grond van artikel 26, derde lid, van de Overleveringswet voorrang moet worden gegeven aan het Belgische EAB. De rechtbank concludeert dat het EAB van Bulgarije voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank staat daarom de overlevering toe, maar bepaalt dat de overlevering aan Bulgarije pas kan plaatsvinden nadat de Belgische autoriteiten hun EAB hebben uitgevoerd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-290549-24
Datum uitspraak: 21 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 1 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 juli 2024 door
the Sofia Regional Prosecutor’s Office,Bulgarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit)
,na toestemming daartoe van
the Sofia Regional Court, Bulgarije, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 2001,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 november 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.W. Nijboer, advocaat in Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt als grondslag een
decree of the Prosecutor at the Sofia Regional Prosecutor's Office under pre-trial proceedings no. 818/2023van 20 juni 2024.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Bulgaars recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Rechterlijke autoriteit
Het EAB is uitgevaardigd door
the Sofia Regional Prosecutor’s Office,nadat
the Sofia Regional Courttoestemming heeft gegeven om het EAB uit te vaardigen. In het EAB is het volgende vermeld:
“ […] prosecutor at the Sofia regional prosecutor's office under the new regulatory requirements for the issuance of European Arrest Warrant (EAW) in the pre-trial phase has submitted a proposal on a legal basis Art. 56a, para. 1 of the Extradition Act and the European Arrest Warrant, together with a draft EAW, to the competent Bulgarian court, in this case the Sofia Regional Court-Criminal Division, with a request to be granted a permit for issuance by the Sofia Regional Prosecutor's Office of a European Arrest Warrant in respect of the defendant [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 2001 in the city of [geboorteplaats] , Republic of Romania. By Order of 21.06.2024 under Private Criminal Case No. 8626/2024 as per the inventory of the Sofia Regional Court-Criminal Division, 109 composition, which entered into legal force on 29.06.2024 was given authorization for the issuance of a European Arrest Warrant in respect of the defendant [opgeëiste persoon] .”
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de Bulgaarse officier van justitie bevoegd is om een EAB uit te vaardigen. De overlevering kan daarom niet worden toegestaan.
De rechtbank stelt voorop dat het Bulgaarse openbaar ministerie een autoriteit is die deelneemt aan de strafrechtsbedeling en onafhankelijk is in de uitoefening van de met de uitvaardiging van een EAB inherent verbonden taken. Het Bulgaarse openbaar ministerie kan derhalve worden aangemerkt als uitvaardigende rechterlijke autoriteit in de zin van artikel 6, eerste lid, Kaderbesluit EAB en dus als uitvaardigende justitiële autoriteit in de zin van de OLW.
De rechtbank is – met de officier van justitie – van oordeel dat is voldaan aan de vereisten van effectieve rechterlijke bescherming aangezien er een rechterlijke toets heeft plaatsgevonden bij het uitvaardigen van een EAB. Er heeft namelijk naar aanleiding van jurisprudentie van het Hof van Justitie [4] een wetswijziging plaatsgevonden in Bulgarije waardoor altijd een rechter wordt betrokken bij het uitvaardigen van een EAB.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer - kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft op grond van het
Public statementvan het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) van 26 maart 2015 geoordeeld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). [5] Bij uitspraak van 11 februari 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat het CPT-rapport van 4 mei 2018, naar aanleiding van bezoeken tussen 25 september 2017 en 6 oktober 2017, niet tot een ander oordeel leidt. [6] Dit geldt eveneens ten aanzien van het CPT-rapport van 18 oktober 2022. [7]
Bij brief van 16 oktober 2024 heeft
the Minister of Justiceten behoeve van de opgeëiste persoon onder andere de volgende garantie gegeven:
“[…] foreign nationals who have not established their permanent residence on the territory of the Republic of Bulgaria will serve their sentence in the prison in the town of Sofia or in one its units. In this regard, we provide you with the following information:
As of 14.10.2024, a total of 1012 persons are accommodated in Sofia Prison, together with the subdivisions and the Hospital of the Prison, with a total capacity of 1609 persons on the basis of 4 sq.m. Of these, 510 persons are accommodated in the prison wing and the prison hospital, with a capacity of 679 persons in the prison wing and 110 persons in the prison hospital on the basis of 4 sq.m.;
closed-type prison hostel "Kremikovtsi" - 268 persons with a capacity of 379 persons on the basis of 4 sq.m.;
open-type prison hostel "Kazichene" - 234 persons with a capacity of 441 persons on the basis of 4 sq.m.
[…] All persons are provided with daily outdoor exercise in specially designated areas. In accordance with schedules approved by the prison governor, prisoners may use the common facilities - sports hall, library, chapel, etc., each of which has a different duration, in accordance with the daily prison regime.”
Het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) heeft op basis van deze informatie op 17 oktober 2024 een aanvullende vraag gesteld aan de Bulgaarse autoriteiten:
“Could you confirm that [opgeëiste persoon] ,directly after surrender, will most probably be placed in the detention facility Sofia Prison and that he will have 4 m2 personal space (excluding sanitary facilities) in his cell?”
Bij brief van 22 oktober 2024 heeft
the Director for International Legal Cooperationhierbij de volgende informatie verstrekt:
“Given his procedural capacity, he will be initially placed in the Interim Detention Facility, 42 “G.M. Dimitrov” Blvd (IDF -Sofia). […] The dormitories in the IDF-Sofia are identical in construction and equipment, consisting of two rooms with two beds each (4 beds in total) to accommodate up to four detainees, with a total area of about 16 sq. m. They are equipped with a table and chairs, lockers for detainees' belongings, which are fixed to the floor. Considering Art. 43(4) of the Detention Act, concerning the minimum living space of at least 4 sq.m. for each detainee, the detention facility do not accommodate more than 4 persons in a dormitory. Each dormitory in IDF -Sofia has its own sanitary facilities, with a running water and a sink. The toilets are located inside the dormitories.
[…]
Detained persons are provided with one hour of outdoor time in facilities where they have access to fresh air and direct sunlight, as well as telephone calls.”
Standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich primair op het standpunt dat de overlevering geweigerd dient te worden (de rechtbank begrijpt: dat geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB) omdat de afgegeven garantie geen zekerheid biedt dat de opgeëiste persoon na overlevering over 4 m2 persoonlijke ruimte zal beschikken. De opgeëiste persoon zal worden gedetineerd in een meerpersoonscel waar tot vier gedetineerden worden geplaatst, met een totale ruimte van ongeveer 16 m2, naar de verdediging aanneemt inclusief sanitaire voorzieningen. Het woord ‘ongeveer’ is zorgwekkend en onvoldoende specifiek. Subsidiair dienen aanvullende vragen te worden gesteld.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering toegestaan kan worden. Op 9 oktober 2024 heeft het openbaar ministerie gevraagd in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon komt, hoeveel vierkante meter persoonlijke ruimte hij daar zal hebben en of nadere informatie kan worden verstrekt over de materiële detentieomstandigheden als de persoonlijke ruimte tussen de 3 en 4 m2 zal zijn. De Bulgaarse autoriteiten hebben toen geantwoord dat sprake zal zijn van 4 m2 ruimte. Vervolgens heeft het openbaar ministerie nogmaals gevraagd of de opgeëiste persoon zal beschikken over 4 m2 persoonlijke ruimte, exclusief sanitaire voorzieningen. Hierop is geantwoord dat hij over 4 m2
living spacezal beschikken. Mede gezien de vraagstelling gaat het openbaar ministerie ervan uit dat dit exclusief sanitaire voorzieningen is.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [8]
De rechtbank gaat ervan uit dat met ‘
living space’in de individuele detentiegarantie – mede in het licht van de expliciete vraagstelling van het openbaar ministerie – wordt gedoeld op persoonlijke ruimte, exclusief sanitaire voorzieningen in een meerpersoonscel. Daarbij komt dat het aantal gedetineerden lager is dan de capaciteit.
De rechtbank is, gelet op deze individuele garantie van de Bulgaarse autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Bulgaarse penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon in deze detentie-instelling.

6.Samenloop van Europese Aanhoudingsbevelen

De rechtbank heeft geconstateerd dat er naast het onderhavige EAB ook nog een Belgisch EAB (parketnummer: 13-291378-24) is uitgevaardigd ten aanzien van de opgeëiste persoon voor de vervolging van aldaar gepleegde strafbare feiten.
Zowel de raadsman als de officier van justitie hebben zich in deze zaak op het standpunt gesteld dat op grond van artikel 26, derde lid, OLW voorrang moet worden gegeven aan het Belgische EAB.
De rechtbank is ook van oordeel dat voorrang moet worden gegeven aan het Belgische EAB. Hoewel de EAB’s soortgelijke feiten betreffen, zijn de feiten in het Belgische EAB in vereniging gepleegd en hiermee zwaarder. In het kader van een goede rechtsbedeling zal de rechtbank bepalen dat voorrang gegeven dient te worden aan het Belgische EAB.
7. Slotsom
De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 310 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Sofia Regional Prosecutor’sOffice, Bulgarije, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
BEPAALTdat
VOORRANGdient te worden gegeven aan het EAB met parketnummer 13-291378-24 dat is uitgevaardigd door België, boven het onderhavige EAB dat is uitgevaardigd door Bulgarije.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 10 maart 2021, C-648/20 PPU, ECLI:EU:C:2021:187 (
5.Zie HvJ EU 5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198, punten 88-90 en o.a. Rechtbank Amsterdam 28 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1269.
6.Rechtbank Amsterdam, 11 februari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1097.
7.Rechtbank Amsterdam, 27 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6217.
8.HvJ EU van 25 juli 2018, zaak ML, ECLI:EU:C:2018:589.