Uitspraak
regio Amsterdam,
locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de Raad.
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek en het verweer tevens houdende de zelfstandige tegenverzoeken
4.De beoordeling
family lifezoals neergelegd in artikel 8 EVRM. Dit recht is tevens gewaarborgd voor [minderjarige] in artikel 3 van het Internationale Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), waarin is bepaald dat het belang van het kind een eerste overweging dient te vormen bij beslissingen die over het kind worden genomen. [vader 1] verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 23 september 2016 (ECLI:NL:RBOBR:2016:5819), waarbij ook is afgeweken van dit wettelijke vereiste en een eenzijdig verzoek op grond van artikel 1:253t BW is toegewezen. Ter onderbouwing van zijn verzoek voert [vader 1] aan dat hij al voor [minderjarige] zorgt sinds deze drie maanden oud is. Hij is volledig betrokken bij [minderjarige] en maakt substantieel onderdeel uit van diens leven. [minderjarige] is opgegroeid met twee ouders en weet niet beter dan dat hij de helft van de tijd bij [vader 2] en de helft van de tijd bij [vader 1] is. Dat sprake is van een nauwe en persoonlijke betrekking (
family life)tussen [vader 1] en [minderjarige] blijkt uit voornoemde. Daarbij komt dat ouders ervoor gekozen hebben om [minderjarige] de achternaam van [vader 1] als tweede naam te geven, ter bevestiging van de ‘sociale’ ouderschapsband tussen hen. Ook blijkt de nauwe en persoonlijke betrekking uit de co-ouderschapsregeling die ouders overeen zijn gekomen en lange tijd hebben uitgevoerd. Bovendien hebben ouders altijd gezamenlijk afspraken gemaakt en elkaar betrokken bij belangrijke zaken, zoals bijvoorbeeld bezoeken aan het consultatiebureau, de huisarts en de schoolkeuze. [minderjarige] staat niet in familierechtelijke betrekking tot een ander dan [vader 2] , om welke reden niet wordt ingegaan op artikel 1:253t, lid 2 BW. Van een gegronde vrees dat bij inwilliging van het verzoek de belangen van [minderjarige] zouden worden verwaarloosd (art. 1:253t lid 3 BW) is evenmin sprake. Partijen kunnen goed met elkaar overleggen, zoals ook blijkt uit de overgelegde WhatsApp berichten. De geschilpunten die partijen nu hebben zijn het gevolg van de keuze van [vader 2] om naar [woonplaats 2] te verhuizen. Hiermee heeft [vader 2] zijn eigen belangen boven die van [minderjarige] gesteld. Het is van belang dat [vader 1] mede met het gezag wordt belast zodat er meer evenwicht komt tussen beide ouders, zij elkaar kunnen ondersteunen en het contact en de band tussen [minderjarige] en [vader 1] kan worden gewaarborgd.
family life, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM. Dat blijkt onder meer uit de volgende omstandigheden:
family life, maar – belangrijker nog – ook [minderjarige] heeft daar recht op. Daarbij bepaalt artikel 3, eerste lid, IVRK dat het belang van het kind een eerste overweging is bij beslissingen die het kind aangaan. Het is in het belang van [minderjarige] dat in ieder geval wordt toegekomen aan een inhoudelijke toets van de vraag of gezamenlijk gezag in zijn belang is.
family lifevan zowel [vader 1] als van [minderjarige] (artikel 8, eerste lid, EVRM) en tevens in strijd met het belang van [minderjarige] op grond van artikel 3 IVRK. Voorgaande brengt met zich mee dat de rechtbank aan een inhoudelijke beoordeling van het verzoek toekomt.