ECLI:NL:RBAMS:2024:6922

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
13/062571-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Polen

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Polen. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1992 in Polen, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen voortgezet, waarbij de detentieomstandigheden in Polen een belangrijk onderwerp van discussie zijn geweest. De rechtbank heeft eerder tussenuitspaken gedaan op 24 april, 18 juni en 18 juli 2024, waarbij telkens de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in Polen zijn onderzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van gedetineerden in Polen, met name door de beperkte persoonlijke ruimte in detentie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/062571-24
Datum uitspraak: 13 november 2024
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 23 februari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 september 2023 door
the Circuit Court in Katowice, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats], Polen, op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 10 april 2024 en daarna voortgezet op de zittingen van 4 juni 2024, 4 juli 2024 en 30 oktober 2024. Op de zittingen waren achtereenvolgens de volgende officieren van justitie aanwezig: mr. A.L. Wagenaar,
mr. M. al Mansouri, mr. S.J. Wirken en mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is aanwezig geweest op de eerste drie zittingen en werd toen bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M. Steller, advocaat te Schiphol. Op de laatste zitting was de opgeëiste persoon niet aanwezig. Hij is toen vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman.
De rechtbank heeft op 24 april 2024, 18 juni 2024 en 18 juli 2024 tussenuitspraak gedaan. De heropeningen van het onderzoek waren steeds in verband met nader onderzoek naar de detentieomstandigheden voor de opgeëiste persoon in Polen.
Op 9 augustus 2024, 6 september 2024 en 9 oktober 2024 is de zaak in raadkamer behandeld in verband met de verlenging van de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen en de overleveringsdetentie.
De rechtbank heeft die beslistermijn eerst met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, derde lid, OLW en daarna steeds, de laatste keer op 30 oktober 2024, met 30 dagen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW.
De rechtbank heeft op de zitting van 10 april 2024 voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen. De gevangenhouding is bij de verlengingen van de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW steeds verlengd met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW. Bij beslissing van 9 augustus 2024 is de gevangenhouding geschorst.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Beslissingen in de tussenuitspraak van 24 april 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 24 april 2024. [2] Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden (heropening)

4.1
Inleiding
Nu de overlevering van de opgeëiste persoon wordt gevraagd in verband met een strafrechtelijk onderzoek, zal hij na overlevering aan Polen aldaar in voorlopige hechtenis verblijven oftewel in het
remand regime. In uitspraken van 5 juni 2024 [3] heeft de rechtbank geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen. Het kernpunt hierbij is dat slechts 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal 23 uren op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen, een bijkomende verzwarende omstandigheid.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten voor gedetineerden die terecht komen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de detentieomstandigheden in het
remand regimein Polen.
De rechtbank heeft bij de tussenuitspraak van 18 juni 2024 [4] in het kader van dat nadere onderzoek de officier van justitie verzocht om door de rechtbank geformuleerde vragen door de uitvaardigende justitiële autoriteit te laten beantwoorden.
Op de zitting van 4 juli 2024 heeft de officier van justitie toegelicht dat de vragen van de rechtbank nog niet waren gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De rechtbank heeft bij de tussenuitspraak van 18 juli 2024 [5] de officier van justitie nogmaals gevraagd de eerder geformuleerde vragen door de uitvaardigende justitiële autoriteit te laten beantwoorden en erop aangedrongen dat voortvarend te doen.
De officier van justitie heeft er voor gekozen om in deze zaak pas vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit, nadat de uitkomst in een andere, vergelijkbare, overleveringszaak bekend was. In die zaak heeft de rechtbank op 1 oktober 2024 een einduitspraak gedaan [6] . De rechtbank heeft in die zaak geen gevolg gegeven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard. Het gevaar van schending van grondrechten in detentie in Polen in het
remand regimeis voor de opgeëiste persoon in die zaak niet weggenomen door de in die zaak verstrekte informatie.
De parketsecretaris heeft bij e-mail van 7 oktober 2024 in deze zaak vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om te kunnen beoordelen of het vastgestelde algemene gevaar ook betekent dat de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden. Bij e-mail van 21 oktober 2024 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit de vragen als volgt beantwoord, waarbij ten behoeve van de overzichtelijkheid de corresponderende vragen boven de antwoorden zijn gevoegd.
“A. In which remand prison will Mr. [opgeëiste persoon] most likely be detained after his surrender?1. If Mr [opgeëiste persoon] will be be transfered by plane, will be located at first in Detention Facility in Warsaw Służewiec (Areszt Śledczy Warszawa Służewiec) . Later, after transporting him to the court conducting the proceedings (Katowice Zachód District Court in Katowice) , he will be placed in Detention Facility in the city of Mysłowice (Areszt Śledczy w Mysłowicach).
B. Could you confirm that the information attached to this e-mail (Annex IIandAnnex III [7] ) with regard to the answers to abovementioned questions 1 and 3 is also applicable to Mr. [opgeëiste persoon]?2. Yes I confirm, that the information attached to e-mail (annex II and Annex III) with regard to the answers to abovementioned questions 1 – 3 is applicable to Mr [opgeëiste persoon].
C. The Court understands from the CPT report that remand prisoners are provided with a minimum of 3 square meters of personal space (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell. In light of the judgment in Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, paragraphs 75-76), can it be guaranteed that the personal space available to Mr. [opgeëiste persoon] in a multi-occupancy cell in the remand prison as meant in question A will be at least 4 square meters (excluding sanitary facilities)? Or will he only be provided with an amount of personal space between 3 and 4 square meters (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell?3. At that moment Polish law provides minimal personal prisoner’s space, which means 3 meters. In practice the prisoners have more space. Polish Ministry of Justice in connection with the report of Council of Europe (suggesting min 4 – 6 metrów) prepares changes in executive criminal code for 4 metres.
D. How many hours per day would Mr. [opgeëiste persoon] at least spend outside his cell in the remand prison as meant in question A?4. Mr [opgeëiste persoon] would spend at least one hour outside the cell per day during one hour long walk. He would spend more time, but it will depend on participation in classes and activities he chooses.
E. How long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors in the remand prison as meant in question A?5. The prosecutor or judge is obliged to immediately consider the prisoner’s request for the visit or telephone call ( include or not).”
Bij e-mail van 24 oktober 2024 heeft de parketsecretaris de volgende aanvullende vraag gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
“In the additional information you provided on 21.10.2024 the following is written: ‘At that moment Polish law provides minimal personal prisoner’s space, which means 3 meters. In practice the prisoners have more space. Polish Ministry of Justice in connection with the report of Council of Europe (suggesting min 4 – 6 metrów) prepares changes in executive criminal code for 4 metres.’
- When will it be possible for prisoners to have 4m2 personal space and can this also be guaranteed now?”
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij e-mail van 25 oktober 2024 geantwoord:
“As I stated earlier, Poland is obliged to adapt legal regulations (Executive Penal Code) on the minimum area per prisoner according to report of Council of Europe. At that moment, legislative work is underway at Ministry of Justice. So I don’t know, when the amended law will be adopted by polish parliament and come into force. In medias, the Minister assures, that he is adapting Polish law to European standards and this will happen in a short time.
In today telephone conversation, the director of the Detention Facility in the city of Mysłowice (custody appropriate for prisoners at disposal of the District Court in Katowice) assured me, that Mr [opgeëiste persoon] would be put in a cell with an area of the least 4 square metres. I will exchange relevant correspondence with him next week.”
Bij e-mail van 29 oktober 2024 heeft de parketsecretaris de volgende aanvullende vraag gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
“Could you indicate please whether the 4 square meters cell area which Mr. [opgeëiste persoon] will dispose of includes or excludes sanitary facilities?”
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij e-mail van 29 oktober 2024 geantwoord:
“In response to your letter, in connection with my previous answers, I indicate that 4 square metres cell area which Mr [opgeëiste persoon] will dispose excludes sanitary facilities.”
4.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman vindt, kort samengevat, dat de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie het gevaar op schending van grondrechten in detentie in Polen voor de opgeëiste persoon niet heeft weggenomen. Hij heeft de rechtbank verzocht de overlevering te weigeren.
4.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt primair, kort samengevat, dat de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie het gevaar op schending van grondrechten in detentie in Polen voor de opgeëiste persoon wel heeft weggenomen en dat de overlevering moet worden toegestaan. Subsidiair heeft de officier van justitie om aanhouding verzocht om nadere vragen te stellen over de detentiegarantie.
4.4
Oordeel van de rechtbank
Bij het aannemen van het algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen, is de rechtbank er vanuit gegaan dat slechts 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) is gegarandeerd. Uit de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte informatie lijkt te volgen dat voor de opgeëiste persoon 4 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) is gegarandeerd in de detentie-instelling in Myslowice. Een dergelijke garantie is van belang voor de beoordeling van het gevaar voor de opgeëiste persoon op schending van grondrechten in detentie in Polen. De in dit verband verstrekte garantie betreft vooralsnog echter de weergave van een telefoongesprek tussen de directeur van deze detentie-instelling en de uitvaardigende justitiële autoriteit. Om zeker te kunnen zijn van de verstrekte garantie verzoekt de rechtbank de officier van justitie nog de volgende vraag aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen:
- Kunt u de directeur van de detentie-instelling in Myslowice vragen om de telefonisch verstrekte garantie ten aanzien van het aantal vierkante meter persoonlijke ruimte waarover de opgeëiste persoon zal beschikken op schrift te laten stellen en verstrekken?
Gelet op de al verstrekte informatie, die aanknopingspunten biedt voor een garantie van 4 m2 persoonlijke celruimte (exclusief sanitair), zal de rechtbank nog geen individueel gevaar voor de opgeëiste persoon op schending van grondrechten in detentie in Polen aannemen. De rechtbank zal het onderzoek heropenen om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor geformuleerde vragen ter beantwoording aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.

5.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor onder 4.4. geformuleerde vraag te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
VERLENGTde beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen, onder gelijktijdige verlenging van de geschorste overleveringsdetentie op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak uiterlijk twee weken vóór het verstrijken van de verlengde beslistermijn (dus
vóór 11 januari 2025) op zitting moet worden aangebracht.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.ECLI:RBAMS:2024:2694.
3.Rechtbank Amsterdam, 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3257.
7.Deze bijlagen betreffen informatie die door de Poolse autoriteiten is verstrekt in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 1 oktober 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:6015).