ECLI:NL:RBAMS:2024:4661

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
26 juli 2024
Zaaknummer
1306257124
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Polen

Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen voortgezet, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. Tijdens de zittingen zijn er zorgen geuit over de detentieomstandigheden in Polen, met name naar aanleiding van een rapport van het European Committee for the Prevention of Torture (CPT). De rechtbank heeft herhaaldelijk de termijn voor het doen van uitspraak verlengd, zodat de officier van justitie de nodige vragen aan de Poolse autoriteiten kon stellen over de detentieomstandigheden en de rechten van de opgeëiste persoon. Ondanks de verzoeken van de raadsman om de overlevering te weigeren, heeft de rechtbank besloten het onderzoek te heropenen en de zaak voor onbepaalde tijd te schorsen, in afwachting van antwoorden op de gestelde vragen. De rechtbank heeft ook de termijn voor de beslissing over de overlevering verlengd met 30 dagen, evenals de overleveringsdetentie. De rechtbank dringt aan op voortvarendheid in de beantwoording van de vragen aan de Poolse autoriteiten, gezien de situatie van de opgeëiste persoon in overleveringsdetentie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-062571-24
Datum uitspraak: 18 juli 2024
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 23 februari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 september 2023 door
the Circuit Court in Katowice, Polen, (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De zitting van 10 april 2024
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 10 april 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M. Steller, advocaat te Schiphol, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Verder heeft de rechtbank de gevangenhouding van de opgeëiste persoon bevolen.
De tussenuitspraak van 24 april 2024
De rechtbank heeft op 24 april 2024 een tussenuitspraak gewezen. [3] Daarin is het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om aan de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te stellen aangaande het risico op schending van één of meer grondrechten, naar aanleiding van wat in het rapport van de
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT
)van 22 februari 2024 is opgenomen over de
remand prisonsin Polen.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De zitting van 4 juni 2024
De behandeling van het EAB is, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 4 juni 2024, in aanwezigheid van mr.. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. Steller voornoemd, en door een tolk in de Poolse taal.
De tussenuitspraak van 18 juni 2024
De rechtbank heeft op 18 juni 2024 een tussenuitspraak gewezen. [4] Daarin is het onderzoek heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de uitvaardigende justitiële autoriteit de vraag te laten beantwoorden of, indachtig het aangenomen algemeen reëel gevaar voor het
remand regimein Polen, dit gevaar – al dan niet met een individuele detentiegarantie – voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen.
De rechtbank heeft de beslistermijn in de tussenuitspraak opnieuw verlengd met 30 dagen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De zitting van 4 juli 2024
De behandeling van het EAB is, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 4 juli 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. Steller voornoemd, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 24 april 2024

De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 24 april 2024. [5] Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten en het aanhoudingsverzoek van de raadsman al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden (heropening)

Standpunt van de raadsman

De raadsman verzoekt de rechtbank om de overlevering te weigeren. De raadsman blijft bij zijn standpunt dat de eerder gegeven antwoorden van de Poolse autoriteiten de zorgen die het CPT heeft geuit niet wegnemen. Op de in de tussenuitspraak van 18 juni 2024 geformuleerde vragen is in het geheel geen antwoord gekomen. De vraag of de opgeëiste persoon een persoonlijke levensruimte van niet minder dan 3m2 heeft in een meerpersoonscel, is een vraag die makkelijk beantwoord zou moeten kunnen worden. In reactie op het standpunt van de officier van justitie stelt de raadsman primair dat de overlevering geweigerd zou moeten worden. Het Openbaar Ministerie heeft namelijk niet voldaan aan de opdracht van de rechtbank om de vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen. Subsidiair is bepleit dat de zaak voor maximaal één week zou moeten worden aangehouden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op de zitting toegelicht dat het Openbaar Ministerie de vragen die recent in verschillende vergelijkbare Poolse zaken zijn gesteld, aan het samenvoegen is zodat het proces van beantwoording van deze vragen door de Poolse autoriteiten kan worden gestroomlijnd. De vragen zijn nog niet vertaald en het Openbaar Ministerie heeft de vragen daarom nog niet kunnen stellen. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om de zaak opnieuw aan te houden zodat het Openbaar Ministerie meer tijd heeft om de in de tussenuitspraak van 18 juni 2024 gestelde vragen te stroomlijnen en voor te leggen aan de Poolse autoriteiten.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 18 juni 2024 de volgende vragen gesteld:
1) De rechtbank begrijpt uit het CPT-rapport dat voorlopig gehechten minimaal 3 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel ter beschikking hebben. Kan, tegen de achtergrond van het arrest Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, punten 75-76), voor de opgeëiste persoon worden gegarandeerd dat hij minimaal 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel zal krijgen in het Huis van Bewaring waar hij terecht komt? Of zal hij slechts tussen de 3 en 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel krijgen?
2) Kan de opgeëiste persoon deelnemen aan activiteiten in het betreffende Huis van Bewaring?
3) Indien hij ervoor kiest deel te nemen aan alle aangeboden activiteiten, hoeveel uur per dag zou hij dan minimaal buiten zijn cel verblijven?
4) Geldt voor de opgeëiste persoon dat hij, indien hij contact met de buitenwereld wil hebben door gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek, voorafgaand aan ieder bezoek of telefoongebruik altijd toestemming zal moeten vragen?
5) Zo ja, hoe lang duurt de procedure (inclusief het rechtsmiddel) om toestemming te krijgen voor het gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek?
De rechtbank heeft op 4 juli 2024 nog geen antwoord ontvangen op de hierboven gestelde vragen, nu deze door de officier van justitie nog niet zijn voorgelegd aan de Poolse autoriteiten. De officier van justitie heeft ter zitting toegelicht waarom dit nog niet is gebeurd. De rechtbank ziet, gelet op deze toelichting, geen reden om nu al geen gevolg te geven aan het EAB, reeds omdat de Poolse autoriteiten vanwege de gekozen werkwijze van het Openbaar Ministerie niet de gelegenheid hebben gehad de in de tussenuitspraak van 18 juni 2024 gestelde vragen te beantwoorden. De rechtbank ziet daarnaast het door het Openbaar Ministerie genoemde belang om de beantwoording van de vragen te stroomlijnen, in. Hiertoe zal het Openbaar Ministerie dan ook meer tijd worden gegund. De door de raadsman subsidiair verzochte aanhouding voor de duur van maximaal één week komt daarbij als te kort voor. De vertaling van de gestelde vragen is namelijk nog niet gereed zodat niet te verwachten is dat de Poolse autoriteiten binnen één week die vragen zullen kunnen antwoorden.
De rechtbank zal daarom het onderzoek opnieuw heropenen en schorsen voor onbepaalde tijd. De rechtbank verzoekt de officier van justitie nogmaals om de uitvaardigende justitiële autoriteit de hierboven gestelde vragen te laten beantwoorden. Omdat het hier een vervolgingsoverlevering betreft en de opgeëiste persoon zich (dus) op basis van een verdenking in overleveringsdetentie bevindt, dringt de rechtbank er op aan dat met voortvarendheid aan de (vertaling van de) vraagstelling en daaropvolgende beantwoording wordt gewerkt.

5.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor een bepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor opgenomen vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW uitspraak moeten doen met 30 dagen onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
BEPAALTdat de zaak vóór het verstrijken van de verlengde beslistermijn (dus
vóór 15 augustus 2024) op zitting dan wel in raadkamer moet worden aangebracht in verband met de eventuele nadere verlenging van de beslistermijn.
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman.
BEVEELTde oproeping van een tolk voor de Poolse taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. A.R.P.J. Davids en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gabriëlse, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.Ter publicatie aangeboden.