ECLI:NL:RBAMS:2024:6907

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
13-260629-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

Op 7 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Iași City Court of Law in Roemenië. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in Roemenië in 1986, gedetineerd is in Nederland en dat hij aanwezig was bij de inhoudelijke behandelingen in zijn zaak. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering goedgekeurd, ondanks verweren van de raadsman over de detentieomstandigheden in Roemenië en het ontbreken van dubbele strafbaarheid voor bepaalde feiten. De rechtbank oordeelde dat de detentiegarantie van de Roemeense autoriteiten voldoende was en dat er geen reëel gevaar bestond voor onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank verwierp de argumenten van de raadsman en concludeerde dat de overlevering kon plaatsvinden, aangezien het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-260629-24
Datum uitspraak: 7 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 30 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 augustus 2024 door
Iaşi City Court of Law, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 24 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.W. Ebbink, advocaat in Haarlem en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 1200 of 31 May 2024 of Iași City Court of Law, remained final via lack of appeal on 20 July 2024,met referentie
Criminal sentence passed in file no. 22050/245/2022 of Iaşi City Court of Law.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vier jaren en twee maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis, waarbij in verband met de strafoplegging ook de volgende vonnissen in aanmerking zijn genomen:
  • criminal sentence no. 449: Iași Court of Appeals dated 09 June 2022(file number 26442/245/2020);
  • criminal sentence no. 1434: Iaşi Court dated 30 June.2021 (file number 33078/245/2020);
  • criminal sentence no. 131: Iași Court dated 29 March 2021 (file number 6223/99/2020).
De vonnissen betreffen de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd, omdat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten niet heeft kunnen uitoefenen. Anders dan het EAB en de aanvullende informatie vermelden is de opgeëiste persoon namelijk niet op alle zittingen aanwezig geweest. Daarbij komt dat het vonnis niet aan de opgeëiste persoon is betekend. Tot slot is ten aanzien van de beslissing van
Iaşi Court of Appealsvan 9 juni 2022 sectie D niet ingevuld zoals door het Openbaar Ministerie in de aanvullende informatie is verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg staat. De opgeëiste persoon is namelijk op alle inhoudelijke behandelingen in persoon verschenen, terwijl de aanwezigheid van de opgeëiste persoon bij de uitspraak niet is vereist in het kader van artikel 12 OLW.
Het oordeel van de rechtbank
Het EAB en de aanvullende informatie van 20 september 2024 vermelden dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij alle zittingen in de procedures waar de zaak inhoudelijk is behandeld en die tot de – naar de rechtbank begrijpt: hiervoor onder 3 vermelde – beslissingen hebben geleid.
Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van die informatie. Bovendien zijn geen objectieve stukken overgelegd waaruit zou blijken dat de informatie in het EAB en de aanvullende informatie onjuist is. De enkele ontkenning van de raadsman is daartoe niet voldoende en ziet bovendien (ook) op zittingen waar geen verdedigingsrechten konden worden uitgeoefend. Dat de verstrekte aanvullende informatie niet in het format van annex D is opgenomen, maakt dat oordeel niet anders. Datzelfde geldt ten aanzien van de stelling van de raadsman dat de opgeëiste persoon de vonnissen niet heeft ontvangen, aangezien de opgeëiste persoon in persoon op de inhoudelijke behandelingen aanwezig is geweest. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman en ziet geen aanleiding om hierover nadere vragen te stellen.
De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd voor het onder feit 1 in het EAB aangeduide feit – het overtreden van de preventieve maatregel van huisarrest –, omdat dit feit niet strafbaar is naar Nederlands recht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het feit in Nederland strafbaar kan zijn onder het niet opvolgen van een ambtelijk bevel als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht. Subsidiair heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om van de weigeringsgrond van artikel 7 OLW af te zien, omdat het feit geen verband houdt met de Nederlandse rechtsorde en de overlevering toch al moet worden toegestaan op grond van de andere feiten die wel dubbel strafbaar zijn.
Het oordeel van de rechtbank
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan ten aanzien van feiten 2 tot en met 4.
De feiten 2 tot en met 4 leveren naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen;diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Ten aanzien van feit 1 overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is, met de officier van justitie, van oordeel dat in de onderhavige situatie aanleiding bestaat om van de weigeringsgrond van artikel 7 OLW af te zien. De rechtbank vindt daarbij redengevend dat het feit geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde heeft. Het feit is immers begaan in Roemenië. Bovendien is de overlevering al toelaatbaar voor de tenuitvoerlegging van de in Roemenië opgelegde vrijheidsstraf voor andere feiten en de gezamenlijke afdoening van de openstaande vrijheidsstraf is ook in het belang van de opgeëiste persoon. Dit leidt tot het oordeel dat de overlevering ook voor de executie van dit vonnis zal worden toegestaan.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman.

5.Artikel 11 OLW: Roemeense detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [4]
De rechtbank heeft de volgende garantie (gedateerd 23 augustus 2024) ontvangen, verstrekt door
the Ministry of Justice, National Administration of Penitentiaries:
“having regard to your letter no. 46615 dated 22.08.2024 in relation with the request coming from the Dutch authorities about the detention conditions to which [opgeëiste persoon] (born [geboortedag] .1986, domiciled in [geboorteplaats] district, sentenced to 4 years and 2 months of imprisonment) will be subjected to in case he is surrendered to the Romanian national authorities, in accordance with the Romanian legislation, we inform you as follows:
[opgeëiste persoon] will be made available a minimum individual space of 3 square meters during the entire duration of penalty enforcement, except if he is decided to serve the penalty in the open enforcement regime where he will be made available 4 square meters, including the bed and the furniture belonging to it, not including, however, the lavatory, whereas the number of inmates is decided depending on the room’s area. Each inmate shall be ensured an individual bed with the appropriate bedding.
If the detainee is taken into the custody of the Romanian authorities on the Henri Coanda Airport Bucharest, he will be initially incarcerated in the Rahova Prison Bucharest where he will undergo the quarantine period of 21 days in a room which shall ensure a minimum space of 3 square meters.
(…)
Taking into consideration the penalty imposed, it is highly probable that the detainee starts serving the penalty in the closed enforcement regime. Furthermore, having regard to the domicile of the detainee, he shall most probably start to serve the sentence in Iasi Prison.
(…)
Having regard to the express request of the Netherlands, based on good cooperation in the field of international law, [opgeëiste persoon] shall not be housed in Giurgiu Prison.
(…)
Having regard to the perspective for the implementation of the measures included in the “Action Plan for the period 2020-2025 elaborated with a view to the enforcement of the pilot decision Rezmives and others versus Romania, as well as of Bragadireanu versus Romania cases”, as well as to the trend which the number of detainees incarcerated with the National Administration of Penitenciaries displays following the criminal policies adopted by the Romanian state, the National Administration of Penitenciaries safeguards that, throughout the penalty enforcement, including the bed and furniture belonging to it, without including the lavatory, the person will be made available a minimum individual space as follows:- 3 square meters in the quarantine and observation period;- 3 square meters in the period of provisional arrest;- 3 square meters in case of penalty enforcement in the highest security regime;- 3 square meters in case of penalty enforcement in the closed regime;- 3 square meters in case of penalty enforcement in the semi-open regime;- 4 square meters in case of penalty enforcement in the open regime.”
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentiegarantie die ten behoeve van de opgeëiste persoon is verstrekt niet afdoende is. Nu daarin is opgenomen dat de opgeëiste persoon na een tijdelijke quarantaine in Boekarest naar alle waarschijnlijkheid in
Iaşi Prisonof
Botosani Prisonworden gedetineerd. Volgens de raadsman is de detentiegarantie voor deze instellingen wel afdoende, maar deze garantie laat de mogelijkheid open dat de opgeëiste persoon ergens anders zal worden gedetineerd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat gelet op jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) hoeft de rechtbank alleen de detentieomstandigheden te onderzoeken in de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon ‘
most likely’ zal worden geplaatst.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij gelet op het arrest ML van het Hof van Justitie van de Europese Unie [5] uitsluitend de detentieomstandigheden dient te onderzoeken in penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie [6] . De rechtbank is, gelet op deze toezeggingen van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in de detentie-instelling waar hij na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie ten aanzien van de opgeëiste persoon in deze detentie-instelling immers weggenomen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5, en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Iaşi City Court of Law, Roemenië, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. H.H.J. Zevenhuijzen en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onder andere: rb Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629; rb Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463 en rb Amsterdam 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.