In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 oktober 2024 uitspraak gedaan in het kader van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Bydgoszcz, Polen. Het EAB, dat op 12 augustus 2024 is uitgevaardigd, strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1989. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 19 september 2024 gestart, waarbij de officier van justitie, mr. W.H.R. Hogewind, aanwezig was. De opgeëiste persoon was vertegenwoordigd door haar raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, en een tolk in de Poolse taal. Tijdens de zitting op 9 oktober 2024 heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en direct uitspraak gedaan, waarbij de schorsing van de gevangenneming is geëindigd.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat zij de Poolse nationaliteit heeft. In een tussenuitspraak op 3 oktober 2024 heeft de rechtbank de grondslag en inhoud van het EAB beoordeeld, evenals de strafbaarheid van de feiten. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het recht op een eerlijk proces, maar dat er geen bewijs is dat dit een concrete invloed heeft gehad op de behandeling van de strafzaak van de opgeëiste persoon.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geconcludeerd dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, conform de bepalingen van de Overleveringswet en het Wetboek van Strafrecht.