ECLI:NL:RBAMS:2024:6502

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 oktober 2024
Publicatiedatum
24 oktober 2024
Zaaknummer
13-253015-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Frankrijk

Op 24 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procureur van de Republiek bij de Rechtbank in Lyon, Frankrijk. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1986, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 10 oktober 2024 gehouden, waarbij de opgeëiste persoon aanwezig was en werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft aangegeven dat de opgeëiste persoon naar verwachting in voorlopige hechtenis zal worden geplaatst in de gevangenis van Lyon-Corbas of Villefranche-sur-Saône. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling in bepaalde Franse detentie-instellingen, maar in dit geval zijn er garanties verstrekt dat de opgeëiste persoon minimaal 4 m² persoonlijke ruimte zal hebben in een meerpersoonscel.

De rechtbank concludeert dat er geen reëel gevaar is dat de opgeëiste persoon in Frankrijk zijn grondrechten zal verliezen en staat de overlevering toe. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-253015-24
Datum uitspraak: 24 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 14 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 augustus 2024 door de Procureur van de Republiek bij de Rechtbank in Lyon, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedatum] 1986 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 10 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat in Alkmaar en door een tolk in de Arabische (Algerijns) taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Op de zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van de Rechtbank van Lyon van
31 juli 2024, parketnummer: 24 162 000136 instructie: CABJI17 24/018.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Frans recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

5.Strafbaarheid: Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Frankrijk een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat op dit moment voor de detentie-instellingen in Nîmes, Nanterre, Bois-d’Arcy en Lille-Loos-Sequedin een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [4]
In deze zaak heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 20 september 2024 medegedeeld dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid in voorlopige hechtenis zal worden geplaatst in de gevangenis van Lyon-Corbas of Villefranche-sur-Saône.
Bij brief van 1 oktober 2024 is in aanvulling hierop – kort samengevat – medegedeeld ten aanzien van de gevangenis in Lyon-Corbas dat:
  • sprake is van een actuele bezittingsgraad van 166%
  • gegarandeerd kan worden dat de opgeëiste persoon minimaal 4 m² persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel heeft (exclusief sanitaire voorzieningen).
In dezelfde brief van 1 oktober 2024 is in aanvulling hierop – kort samengevat – meegedeeld ten aanzien van de gevangenis in Villefranche Sur Saône dat:
  • sprake is van een actuele bezittingsgraad van 130%
  • gegarandeerd kan worden dat de opgeëiste persoon minimaal 4 m² persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel heeft (exclusief sanitaire voorzieningen).
Standpunt van de raadsman en de officier van justitie
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon graag overgeleverd wil worden naar Frankrijk om zijn onschuld aan te tonen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit de door de Franse autoriteiten verstrekte informatie volgt dat de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen in Lyon-Corbas en Villefranche Sur Saône minimaal 4 m² persoonlijke ruime in een meerpersoonscel wordt geboden (exclusief sanitaire voorzieningen). Schending van artikel 4 van het Handvest is dus niet aan de orde.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft meegedeeld dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering waarschijnlijk zal worden geplaatst in de gevangenis in LyonCorbas of Villefranche-sur-Saône.
Ten aanzien van beide detentie-instellingen hebben de Franse autoriteiten in deze zaak gegarandeerd dat de opgeëiste persoon minimaal 4 m² persoonlijke ruimte in een meerpersoonscel zal hebben (exclusief sanitaire voorzieningen). Naar het oordeel van de rechtbank bestaat er – gelet op deze verstrekte garanties – geen reëel gevaar dat de opgeëiste persoon in deze detentie-instellingen onderworpen zal worden aan een onmenselijke of vernederende behandeling. Gelet op het voorgaande is voor de opgeëiste persoon dus geen sprake van een reëel gevaar dat zijn door het Handvest gewaarborgde grondrechten na overlevering zullen worden geschonden in detentie in Frankrijk. Het bepaalde in artikel 11 OLW staat dan ook niet in de weg aan het toestaan van de overlevering.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Procureur van de Republiek bij de Rechtbank in Lyon, Frankrijk, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. Ch.A. van Dijk, voorzitter,
mrs. B.M. Vroom-Cramer en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam 30 mei 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:3763 (ten aanzien van Nîmes); rechtbank Amsterdam 9 augustus 2023, ECLI:NL:RBAMS:2023:5123 (ten aanzien van Nanterre); rechtbank Amsterdam 14 februari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:782 (ten aanzien van Bois d'Arcy); rechtbank Amsterdam 20 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:4047 (ten aanzien van Lille-Loos-Sequedin).