Op 16 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering van de officier van justitie tot behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 10 mei 2024 door Polen is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1984 en momenteel gedetineerd, is aangeklaagd voor diefstal en heeft een vrijheidsstraf van één jaar opgelegd gekregen, waarvan nog elf maanden en 29 dagen resteren. Tijdens de zitting op 2 oktober 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid, maar dat de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft aangegeven dat hij op 25 februari 2022 in persoon is gedagvaard. De raadsman heeft verzocht om aanhouding om dit te verifiëren, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat de opgeëiste persoon en zijn raadsman niet voldoende bewijs hebben geleverd om hun ontkenning te onderbouwen.
De rechtbank heeft verder vastgesteld dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, naar Nederlands recht als diefstal kwalificeren en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen individuele schending van het recht op een eerlijk proces is aangetoond, ondanks de structurele gebreken in de Poolse rechtsorde. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, conform de eisen van de Overleveringswet.