ECLI:NL:RBAMS:2024:6220

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 oktober 2024
Publicatiedatum
14 oktober 2024
Zaaknummer
13/229444-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel door Rechtbank Amsterdam

Op 10 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betrof de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Poolse nationaliteit heeft. De behandeling van het EAB vond plaats op 2 oktober 2024, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar afstand deed van zijn recht om aanwezig te zijn. Zijn raadsman heeft geen verweer gevoerd, en de officier van justitie heeft verzocht om overlevering.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft ook eerder vastgesteld dat er in Polen structurele gebreken zijn in de rechtsorde, maar er zijn geen aanwijzingen dat deze gebreken een individuele schending van het recht op een eerlijk proces voor de opgeëiste persoon hebben veroorzaakt. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, en de uitspraak is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/229444-24
Datum uitspraak: 10 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 17 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 april 2023 door
the 2nd Penal Division of the Regional Court in Elbląg, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1992,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB was aanvankelijk gepland op de zitting van 17 september 2024. Vanwege onduidelijkheid over de afstandsverklaring van de opgeëiste persoon voor die zitting is de zaak toen echter door de rechtbank aangehouden tot de zitting van 2 oktober 2024.
Het EAB is vervolgens behandeld op de zitting van 2 oktober 2024, in aanwezigheid van
mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is ook op 2 oktober 2024 niet op de zitting verschenen. Hij heeft bij schriftelijke verklaring van 2 oktober 2024 afstand gedaan van het recht op de zitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. E. Boskma, advocaat in Alkmaar.
De raadsman heeft geen verweer gevoerd en de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte overlevering moet worden toegestaan.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
2. Identiteit van de opgeëiste persoon
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the District Court in Ostróda, the 7th Local Criminal Division at Morąg, Polen, van 16 november 2021 (referentie: VII K 14/21).
Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dus niet aan de orde.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van één jaar en acht maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder nummer 20, te weten:
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individuele schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the 2nd Penal Division of the Regional Court in Elbląg, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. C. Klomp en R.W.L. Koopmans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet (OLW).
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (