ECLI:NL:RBAMS:2024:5371

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2024
Publicatiedatum
30 augustus 2024
Zaaknummer
13/188300-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Bulgaarse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentiegaranties en weigeringsgronden

Op 28 augustus 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Bulgaarse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De officier van justitie had op 12 juni 2024 verzocht om de behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd door de regionale aanklager in Burgas, Bulgarije, op 28 mei 2024. De opgeëiste persoon, geboren in 1978 en gedetineerd in Nederland, heeft verklaard dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft en dat zijn persoonsgegevens correct zijn. Tijdens de zitting op 14 augustus 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsvrouw en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 6 maanden, met een eerdere voorwaardelijke straf van 1 jaar en 6 maanden die ten uitvoer is gelegd vanwege nieuwe strafbare feiten. De raadsvrouw heeft geen verweren gevoerd tegen de overlevering, omdat de opgeëiste persoon heeft aangegeven zich niet langer tegen zijn overlevering naar Bulgarije te verzetten. De rechtbank heeft de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) beoordeeld en vastgesteld dat de opgeëiste persoon bij alle relevante procedures in persoon aanwezig is geweest, waardoor deze grond niet van toepassing is.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Bulgarije beoordeeld en op basis van garanties van de Bulgaarse autoriteiten geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/188300-24
Datum uitspraak: 28 augustus 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 12 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 mei 2024 door
the Regional Prosecutor’s Office Burgas, Bulgarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1978,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. E. Kolokatsi, advocaat te Amersfoort en door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the Regional Court Burgas(Bulgarije) van 23 juni 2021 (no. 15/23.06.2021), bevestigd bij arrest van
the Court of Appeals Burgas(Bulgarije) op 22 mei 2023 (no. 43/22.05.2023), bevestigd bij beslissing van
the Supreme court of Cassation(Bulgarije) van 23 januari 2024 (no. 53/23.01.2024).
Tevens wordt het vonnis van
the District Court of Tsarevovan 3 september 2015 (no. 135/03.09.2015) genoemd, bij welk vonnis een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 jaar en 6 maanden met een proeftijd van 4 jaar werd opgelegd.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis zoals bevestigd in hoger beroep en cassatie, bestaande uit een veroordeling tot een vrijheidsstraf van 6 maanden en de beslissing tot tenuitvoerlegging van de eerder voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf van 1 jaar en 6 maanden.
Deze beslissing betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Referte

De raadsvrouw heeft geen verweren gevoerd met betrekking tot de inhoud van het EAB, omdat de opgeëiste persoon kenbaar heeft gemaakt dat hij zich niet langer tegen zijn overlevering naar Bulgarije verzet.

5.De weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de cassatieprocedure moet worden getoetst aan artikel 12 OLW, omdat uit de aanvullende informatie blijkt dat in deze procedure definitief en ten gronde over de zaak is beslist. Subsidiair heeft de officier van justitie erop gewezen dat in het midden kan worden gelaten welke procedure aan artikel 12 OLW moet worden getoetst, nu de opgeëiste persoon bij alle procedures in persoon aanwezig is geweest en de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich om die reden niet voordoet.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon bij vonnis van
the Regional Court Burgas(Bulgarije) van 23 juni 2021 (no. 15/23.06.2021) is veroordeeld tot een vrijheidsstraf van 6 maanden en dat bij dit vonnis, vanwege de veroordeling voor nieuwe strafbare feiten gedurende de proeftijd, de eerder voorwaardelijk opgelegde vrijheidsstraf voor de duur van 1 jaar en 6 maanden ten uitvoer is gelegd. Deze voorwaardelijke straf is aanvankelijk opgelegd bij vonnis van
the District Court Tsarevo(Bulgarije) op 3 september 2015 (no. 505/2015). De opgeëiste persoon is – zo blijkt uit de aanvullende informatie van 17 juli 2024 - bij die procedure in persoon verschenen. Daarmee doet de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich ten aanzien van deze procedure niet voor.
Uit het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 23 maart 2023 [4] volgt dat de procedure die heeft geleid tot de veroordeling voor een nieuw strafbaar feit die ten grondslag ligt aan de beslissing tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf ook onderworpen dient te worden aan de toets van artikel 12 OLW. In dit geval valt de beslissing tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf samen met de veroordeling voor de nieuwe
“triggerende”strafbare feiten. Daarom zal de rechtbank alleen ten aanzien van die procedure moeten beoordelen of de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.
De rechtbank stelt vast dat het vonnis van 23 juni 2021 van
the Regional Court Burgas(Bulgarije) bij arrest op 22 mei 2023 door
the Court of Appeals Burgas(Bulgarije) (no. 43/22.05.2023) is bevestigd en dat dit arrest vervolgens door
the Supreme court of Cassation(Bulgarije) in stand is gelaten. Nog los van de vraag of de cassatieprocedure onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt, blijkt uit de aanvullende informatie van 17 juli 2024 dat de opgeëiste persoon bij alle drie deze procedures in persoon aanwezig was. Daarmee staat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zonder meer niet aan de overlevering in de weg.

6.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
medeplegen van opzettelijk vervalste bankbiljetten uitgeven, meermalen gepleegd;
mensensmokkel.
7. De weigeringsgrond van artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Bulgarije
De rechtbank heeft op grond van het Public statement van het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(hierna: CPT) van 26 maart 2015 geoordeeld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). [5] Bij uitspraak van 11 februari 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat het CPT-rapport van 4 mei 2018, naar aanleiding van bezoeken tussen 25 september 2017 en 6 oktober 2017, niet tot een ander oordeel leidt. [6] Dit geldt eveneens ten aanzien van het CPT-rapport van 18 oktober 2022. [7]
Bij brief van 11 juli 2024 heeft
the Prosecutor’s Office of the Republic of Bulgaria, Regional Prosecutor’s Office Burgas(Bulgarije) ten behoeve van de opgeëiste persoon de volgende garantie gegeven:
“(…) regarding the execution of a European Arrest Warrant issued against the person [opgeëiste persoon] (born [geboortedag].1978), we assure you that the requested person will be accommodated after his transfer to the Burgas Prison, which meets the requirements of the European Convention on Human Rights (…).”
Bij brief van 10 juli 2024 heeft
the Head of Burgas Prisonop verzoek van de
Ministry of Justice General Directorate for the Execution of Penalites Burgas Prisonde volgende informatie verstrekt met betrekking tot de detentieomstandigheden in de gevangenis van Burgas:
“In the period 2016/2017, the main building of Burgas Prison underwent a major renovation in order to meet the legal standards for providing a minimum living space per person of 4 square meters. (..) Currently, there is no overcrowding in Bugas Prison, as well as no cases of ill-treatment or violence between inmates.
The rooms, in which the inmates are accommodated, both in the main campus and in the indoor and outdoor dormitories attached to it, are equipped with iron beds, an iron table and chairs, and large iron cabinets for the storage of personal belongings. The number of cup boards in the rooms corresponds to the number of persons accommodated in them.
The dormitories in which the inmates are accommodated are unlocked in the morning at 6 a.m. and locked in the evening at 8 p.m. During the period in which they are unlocked, inmates may move freely in the corridor of the group to which they are assigned, and in the open-air dormitories, they may use the outdoor space all day. On the territory of the main campus of Burgas Prison, as well as in the closed-type prison dormitory Debelt, there are outdoor places, which inmates may use on a daily basis. The total time spent outdoors by inmates in the closed category is 1 hour and 30 minutes. (…)
(…) The designated outdoor areas shall have the necessary space, facilities and equipment for the conduct of activities and for the maintenance and promotion of good physical health. The outdoor areas have benches, fitness equipment, a tennis table and a sports court. Inmates shall be allowed to group together during outdoor recreation to participate in exercise or sports games.(…).
During the winter period, the dormitories are heated by radiators connected to the prison's natural gas-fired steam plant. No interruptions to the heat supply were detected. Before the start of the winter season, the windows of the rooms are checked for broken panes or frames, and if there are structural problems, these are promptly removed.
Please be informed that there is a washroom with running water attached to each bedroom. There are washbasins with running water in the rooms themselves. Showering is done on a twice a week schedule.
(…)
I would like to inform you that the visits of the persons accommodated in Burgas Prison at the medical centre are carried out according to a schedule. (…) In case of emergency conditions, patients are admitted immediately for medical care.(…) In case of emergency and deterioration of a patient's health outside the working hours of the medical centre, a signal shall be sent to an emergency telephone number, after which the necessary medical assistance shall be provided by an emergency team.
(…)
In conclusion, I assure you that the inmates of Burgas Prison are not exposed to conditions that violate Article 3 of the European Convention on Human Rights. I reiterate that each person accommodated in Burgas Prison is provided with a minimum living area of 4 square meters.”
De rechtbank is, gelet op deze informatie van de Bulgaarse autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Bulgaarse penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon in deze detentie-instelling.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 197a en 213 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Prosecutor’s Office Burgas(Bulgarije) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. M. Vaandrager en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 augustus 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
5.Zie HvJ EU 5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198, punten 88-90 en o.a. Rechtbank Amsterdam 28 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1269.
6.Rechtbank Amsterdam, 11 februari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1097.
7.Rechtbank Amsterdam, 27 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6217.