Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
the Regional Court in Gliwice, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
1.Procesgang
3.Grondslag en inhoud van het EAB
the District Court in Gliwice(Polen) van 18 november 2022, referentie: III Kp 955/22.
4.Strafbaarheid
anyone who induces a minor to drink heavily by supplying him or her with alcoholic beverages or by facilitating or encouraging his or her drinking”, niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
aanzetten van een minderjarige tot het drinken van alcoholische drank” niet strafbaar is naar Nederlands recht, nu artikel 45a van de Alcoholwet dat alleen verbiedt in het geval het feit op voor publiek toegankelijke plaatsen plaatsvindt. Dat is in deze zaak niet het geval, aangezien het feit in een woning zou zijn begaan. De rechtbank is echter van oordeel dat van toepassing van deze weigeringsgrond kan worden afgezien, omdat het feit geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde heeft en is begaan door een onderdaan van Polen tegen een andere onderdaan van Polen. Daar komt bij dat de overlevering voor het onder 2 vermelde feit toelaatbaar wordt geacht en dat partiële weigering voor het onder 1 vermelde feit tot straffeloosheid zou kunnen leiden. Dat is niet wenselijk. De rechtbank verwerpt daarmee het verweer van de raadsman.
5.De weigeringsgrond van artikel 11 OLW
remand prisonwaar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid na overlevering zal worden geplaatst teneinde te kunnen beoordelen of daarmee het algemene reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen.
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 22 februari 2024 (hierna: het CPT-rapport) worden geuit met betrekking tot de detentieomstandigheden van voorlopig gedetineerden. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de reactie van 22 februari 2024 van de Poolse autoriteiten daarop. In recente tussenuitspraken heeft de rechtbank aanvullende vragen gesteld, ter beoordeling van de vraag of sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten. [6] Inmiddels zijn deze vragen in een aantal zaken beantwoord.
remand regimein Polen. [8] De rechtbank heeft dan ook geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen.
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
remand regimein Polen.
remand regimeis aangenomen, dit gevaar - al dan niet met een individuele detentiegarantie - voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen. Voor zover de uitvaardigende justitiële autoriteit meent dat het algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon binnen het
remand regimekan worden weggenomen, dan wenst de rechtbank in het bijzonder het volgende over het Huis van Bewaring, waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, te vernemen: