ECLI:NL:RBAMS:2024:5325

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juli 2024
Publicatiedatum
28 augustus 2024
Zaaknummer
13-083442-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel op basis van detentieomstandigheden in Letland

Op 18 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Letland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Letland, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB hervat na een eerdere zitting op 7 mei 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. Al Mansouri, aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.A.J. van Rijthoven. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon in Letland onmenselijk of vernederend behandeld zal worden, zoals eerder geoordeeld in een tussenuitspraak van 21 mei 2024. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd en aanvullende informatie opgevraagd bij de Letse autoriteiten over de detentieomstandigheden. De Letse autoriteiten hebben gereageerd met informatie over de mogelijkheden voor bescherming van de opgeëiste persoon, maar de rechtbank oordeelde dat deze informatie te algemeen was en niet voldeed aan de vereisten om het reële gevaar weg te nemen. Zowel de raadsman als de officier van justitie hebben verzocht om geen gevolg te geven aan het EAB, wat de rechtbank heeft bevestigd. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om geen gevolg te geven aan het EAB en het bevel tot gevangenhouding op te heffen, op basis van artikel 11, eerste lid, van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-083442-24
Datum uitspraak: 18 juli 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 20 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 januari 2024 door
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia, Letland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB is – na een eerdere behandeling op de zitting van 7 mei 2024 – met toestemming van partijen hervat op de zitting van 18 juli 2024, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.A.J. van Rijthoven, advocaat te Oirschot.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering op de zitting van 7 mei 2024 met dertig dagen verlengd. [2] Bij tussenuitspraak van 21 mei 2024 is de beslistermijn op grond van artikel 22, zesde lid, OLW verlengd met zestig dagen, met gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon opnieuw verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 21 mei 2024 [3] reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de dubbele strafbaarheid van de feiten en de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen, moet als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: Letse detentieomstandigheden

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 5. van de tussenuitspraak van 21 mei 2024. Daarin is – kort samengevat – geoordeeld dat er voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar bestaat dat hij in detentie in Letland onmenselijk of vernederend zal worden behandeld. De beslissing is vervolgens aangehouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW om gedurende de aanhouding na te gaan of er een wijziging in de omstandigheden plaatsvindt. Aanvullende informatie met betrekking tot de zorgelijke aspecten in de Letse detentie-instellingen zou mogelijk een dergelijke wijziging kunnen opleveren. De in artikel 11, vierde lid, OLW bedoelde redelijke termijn is hierbij vastgesteld op maximaal 60 dagen. Overwogen is dat wanneer binnen die termijn geen wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden, ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB.
De officier van justitie heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak aanvullende vragen gesteld aan de Letse autoriteiten. De Letse autoriteiten hebben bij aanvullende informatie van 10 juni 2024 onder meer het volgende meegedeeld op die vragen:
“Further information in respect of [opgeëiste persoon] extradition
The Department of Imprisonment Institutions (further referred as "Department") on 3 June 2024 received the request of the International Cooperation Division of the Department for Supervision of Operation and International Cooperation of the Prosecutor General' s Office of 3 June 2024 No.S-100-2023-11991 "On extradition of [opgeëiste persoon]" (reg. No.S-1-2024-05705) with the request to provide the further information.
The Department, having reviewed your request, referring to the information being at its disposal and according to the provisions of the legal acts pro vides the following information:
In reply to the question "[..] What protection can specifically be offered to the wanted person?" the Department informs that in case of serious endangerment the imprisoned person may be isolated from the "source" of endangerment, for example, by relocating to another cell or unit, by relocating to another block, by relocating to another prison. If first three relocation options are not possible or are inefficient (inexpedient), then the officials of prison may conduct the reinforced supervision (monitoring) of the cell or unit where prisoner is deployed into. In addition, the prisoner, who is endangered, may at any time within 24 hours apply to the officials conducting the supervision. It shall be noted that any case in the prisons is evaluated individually for choosing the most appropriate protective measures for a prisoner.
In reply to the question "[..]} Is there any possible of placing the wanted person in a ward where he will not be exposed to (the negative consequences of) the caste system? Is it possible to guarantee (in any way) that the wanted person will not be in contact with leaders of the informal hierarchy or other prisoners who display violent or degrading behavior?" the Department shall inform that likewise in the freedom it is not possible to deploy one police officer to each human being, who would safeguard the health and life of a person, also in prisons it is not possible to ensure the uninterrupted attaching of prison's official to any individual prisoner for ongoing supervision. Nevertheless, the administration and officials of prisons are flexible and are trying to find the most appropriate solutions in each case of the specific endangerment, violence or other degrading situations which prisoners may be exposed to
In relation with placing a prisoner into cell (including remanding into any specific prison) the legal acts of the Republic of Latvia provide for that placing of prisoner into any specific prison shall be decided by Head of the Department, taking into the account several factors (for example, the criteria of security and crime prevention, as well as the personal qualities ( as far as possible) and psychological compatibility, including the restrictions laid down by a person directing the proceedings).
In addition, it shall be noted that the commission for remanding the prisoners set up by the order of Head of a prison shall lay down in which specific unit, ward and cell the prisoner shall be placed. Also in this case the members of the commission shall take into account several factors laid down by the legal acts (for example, vacant places in cells, the psychological compatibility of prisoners, health condition, previous criminal experience). Namely, the deciding on placing of a prisoner into the cell falls within the competence of the commission for remanding the prisoners, the commission may place prisoner into the cell intended for one person, and also into the cell intended for several persons on the basis of the identified factors (including the risks, security considerations). Head of the Department and the remanding commission upon deciding on placing of prisoners shall take into account only those factors which are provided for by the legal acts, any other factors (for example, the self-declared laws of prisoners) shall not be taken into account.
In reply to the question "[..] Has any plan been adopted to reduce the influence of the informal hierarchy/caste-system in Latvian prisons?" the Department informs that such plan is not adopted.
In reply to the question "[..] Is the psychological climate among prisoners also monitored? If yes, in what ways?" the Department informs that staff of prisons shall supervise and control, for example, any bodily injuries, daily traumas, as well as the bodily injuries inflicted in the result of the mutual conflicts of prisoners. The officials of prisons during daily check-up of cells (units) shall monitor not only the visual appearance of prisoners (any inflicted traumas, bodily injuries ), but also the psychological climate in the cell. In case of necessity the officials shall take the required steps for solving any situations. It shall be noted that prisoners, for example, in case of worries, stress, psychological or emotional hardships may apply to the prison administration, officials, employees (including the medical practitioners and psychologist of a prison), to inform about any specific situation and to ask for a solution of any stress situation. Namely, each prisoner is entitled to apply to the prison administration and to request the assistance, the protection against a person who may endanger or is endangering the health in any form.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de nieuwe informatie die is verstrekt door de uitvaardigende justitiële autoriteit niet leidt tot een ander oordeel over het reële gevaar ten aanzien van de gewaarborgde grondrechten zoals vastgesteld door de rechtbank in de tussenuitspraak van 21 mei 2024. De raadsman heeft daarom verzocht om de zaak af te doen conform eerdere uitspraken van deze rechtbank [4] en geen gevolg te geven aan het EAB.
Standpunt van de officier van justitie
Ook de officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de nieuw verkregen informatie te algemeen van aard is om het reële gevaar ten aanzien van de waarborging van de grondrechten te kunnen wegnemen. De officier van justitie heeft verzocht om - in lijn met eerdere uitspraken van deze rechtbank - geen gevolg te geven aan het EAB.
Oordeel van de rechtbank
Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de aanvullende informatie 10 juni 2024 niet leidt tot een wijziging in de omstandigheden waarmee het eerder vastgestelde reële gevaar zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, OLW wordt weggenomen. Hiervoor is de informatie wederom te algemeen van aard, terwijl nog steeds geen antwoord is gegeven op de cruciale vraag naar de concrete bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel. De Letse autoriteiten hebben voldoende mogelijkheden gehad om informatie te verstrekken over de detentieomstandigheden, waarbij de rechtbank de in artikel 11, vierde lid, OLW bedoelde redelijke termijn bij tussenuitspraak van 21 mei 2024 heeft vastgesteld op maximaal 60 dagen.
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg zal geven aan het EAB.

5.Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.

7.Beslissing

GEEFTmet toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg aan het EAB;
HEFT OPhet bevel gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J. Scheijde, voorzitter,
mrs. I. Verstraeten-Jochemsen en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. E.A. Harland, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 juli 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.