ECLI:NL:RBAMS:2024:2861

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
13/083442-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de overlevering van een persoon aan Letland in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 21 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Letland op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering aangehouden in afwachting van mogelijke wijzigingen in de detentieomstandigheden in Letland. De opgeëiste persoon, geboren in Letland en momenteel gedetineerd in Nederland, is bijgestaan door zijn raadsman en een tolk tijdens de zitting op 7 mei 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat leidde tot een vonnis van 7 maart 2022, maar wel bij een vonnis van 7 september 2022. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op grond van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Letland beoordeeld, waarbij de raadsman heeft betoogd dat er een reëel gevaar bestaat voor onmenselijke en vernederende behandeling van de opgeëiste persoon. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de Letse autoriteiten voldoende informatie hebben verstrekt om dit gevaar weg te nemen. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken echter geoordeeld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor gedetineerden in Letland, vooral door de informele hiërarchie in de gevangenissen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het risico op onmenselijke of vernederende behandeling niet kan worden uitgesloten en heeft de beslissing over de overlevering aangehouden. De rechtbank heeft de beslistermijn en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon met 60 dagen verlengd, en de zaak moet opnieuw op zitting worden behandeld binnen deze termijn. De rechtbank heeft het verzoek van de raadsman om de gevangenhouding te schorsen afgewezen, omdat niet is aangetoond dat de opgeëiste persoon voldoende binding heeft met Nederland.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/083442-24
Datum uitspraak: 21 mei 2024
TUSSEN- UITSPRAAK
op de vordering van 20 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 januari 2024 door
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia, Letland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 mei 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. F.A.J. van Rijthoven, advocaat te Oirschot, en door een tolk in de Letse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the Riga City Vidzeme Suburb Court(Letland) van 7 maart 2022 en een vonnis van
the Riga City Court(Letland) van 7 september 2022, referentie: 11410004422.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 8 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 2 jaar, 5 maanden en 3 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij de hiervoor genoemde vonnissen.
De vonnissen betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De rechtbank stelt vast dat uit het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing van
the Riga City Courtvan 7 september 2022 heeft geleid. Daarmee doet de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich ten aanzien van dit vonnis niet voor.
Ten aanzien van het vonnis van
the Riga City Vidzeme Suburb Court(Letland) van 7 maart 2022 stelt de rechtbank op basis van het EAB vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Uit het EAB blijkt echter ook dat hij op 21 februari 2022 in persoon is gedagvaard en dat hij daarbij op de hoogte is gebracht van de datum en plaats van de zitting en daarbij ook in kennis is gesteld van het feit dat een beslissing kan worden genomen wanneer hij niet op de zitting verschijnt. Daarmee is sprake van de omstandigheid zoals genoemd in artikel 12, onder a, OLW en is de weigeringsgrond niet van toepassing.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het feit dat ten grondslag ligt aan het vonnis van
the Riga City Courtvan 7 september 2022 aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Letland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van dit feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten die ten grondslag liggen aan het vonnis van
the Riga City Vidzeme Suburb Courtvan 7 maart 2022 niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: diefstal.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Letland

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de aanvullende informatie die de Letse justitiële autoriteiten op 8 april 2024 hebben verstrekt, onvoldoende concreet is om het algemene reële gevaar voor onmenselijke en vernederende behandeling – vanwege de informele hiërarchie in de Letse detentie-instellingen – in het geval van de opgeëiste persoon weg te nemen. Hij vindt dat hierover aanvullende vragen moeten worden gesteld. Ook moeten aanvullende vragen worden gesteld over de medische zorg in de Letse detentie-instellingen. De opgeëiste persoon is in het verleden geopereerd aan zijn hart. Hij is afhankelijk van medicatie en moet elke zes maanden op controle komen. Gelet op het tekort aan medisch personeel in de Letse detentie-instellingen is het onduidelijk of hem deze medische zorg kan worden geboden.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het algemene reële gevaar voor onmenselijke en vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon is weggenomen, gelet op de aanvullende informatie van de Letse justitiële autoriteiten van 8 april 2024. Deze informatie is voldoende duidelijk, zowel ten aanzien van de informele hiërarchie als de medische omstandigheden in de Letse detentie-instellingen. Er is continu toezicht en in geval van dreigende situaties zijn er mogelijkheden tot overplaatsing van de opgeëiste persoon en/of zijn medegedetineerden naar een andere cel of afdeling. Daarnaast beschikt Letland over de nodige apparatuur om de halfjaarlijkse controles omtrent het functioneren van het hart van de opgeëiste persoon uit te voeren.
Het oordeel van de rechtbank
In andere zaken die zagen op de vordering tot overlevering van personen aan Letland heeft de rechtbank, onder meer in haar uitspraken van 3 augustus 2023 [4] en 21 februari 2024 [5] , geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar dat gedetineerden in Letland aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld. Het algemene gevaar ziet met name op het bestaan van een informele hiërarchie onder gedetineerden (het ‘kastenstelsel’) in de Letse gevangenissen, met geweld tegen en een vernederende behandeling van gedetineerden in de lagere kasten als gevolg. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder van belang geacht dat sprake is van een alomvattend gevaar van het kastenstelsel, waarbij geldt dat een gedetineerde op grond van veranderende omstandigheden van een hogere in een lagere kaste terecht kan komen.
Dat betekent dat de rechtbank ook in deze zaak concreet en nauwkeurig moet beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon dit gevaar zal lopen na overlevering aan Letland. In het kader van die beoordeling heeft het Internationaal Rechtshulp Centrum (IRC) op 3 april 2024 in de zaak van de opgeëiste persoon onder meer de volgende vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
What protection canspecificallybe offered to the wanted person?
Is there any possible of placing the wanted person in a ward where he will not be exposed to (the negative consequences of) the caste system?
Is there the possibility of putting the wanted person in a one-person cell?
What concrete protection does the system of uninterrupted 24-hour supervision of prisoners provide in the event that the wanted person is at risk of violence and/or inhuman or degrading treatment because of the caste-system? In particular:
Is there any possibility for the wanted person to contact prison officials directly at any time in the event such a situation occurs?
If yes, can it be guaranteed that sufficient prison officials will be present to intervene quickly and appropriately?
If the wanted person is in danger of being subjected to inhuman or degrading treatment:
How quickly can he then be placed in another cell or on another ward?
With regard to the renovation of the correctional facilities that is underway:
What is the status of the renovations?
To what extent can the (planned) renovations, after a possible surrender, already concretely remove the danger of inhuman or degrading treatment towards the wanted person?
De Letse justitiële autoriteiten hebben bij schrijven van 8 april 2024 onder meer als volgt op die vragen gereageerd:
(…) In the imprisonment institutions, the information about possible violence between prisoners is registered regardless of the prisoner's complaint, that is, having determined the fact that there might have occurred an episode of violence between prisoners - for example, having detected physical injuries - the administration of the relevant imprisonment institution about such incident shall be informed in written form by drawing up a service report, which is then recorded in the "Event Log". The file on alleged violence between prisoners is further handed over to the investigator for consideration, if necessary, in cooperation with the employees of the Security Unit of the relevant imprisonment institution. During the inspection of the file there are carried out the necessary departmental inspections, after the completion of which there is taken a decision regarding the further course of action. Basically, cases of violence against prisoners are examined in accordance with the procedure laid down in the Criminal Procedure Law, as a result of which the investigator takes a decision to either initiate criminal procedure or to refuse the initiation of criminal procedure.
Criminal procedure is immediately initiated right after having precisely determined that a criminal offence has occurred and that it has obvious consequences, as well as in cases where it is necessary to use the means and methods of the criminal procedure to reveal information about the commission of a criminal offence. Investigators are procedurally independent persons, and they are under direct command of Head of the Department.
(…)
The laws and regulations of the Republic of Latvia provide that in the prisons all prisoners shall be provided with supervision (isolation if necessary), thereby promoting a sense of security among prisoners. To prevent security risks, prison officials continuously ensure the supervision and security of prisoners.
In matters regarding the placement of prisoners in a prison ward or cell, the laws and
regulations of the Republic of Latvia provide that the placement of prisoners in a specific place of imprisonment shall be determined by Head of the Department of Imprisonment Institutions, taking into account a number of factors (for example, taking into account medical, security and crime prevention criteria, as well as (where it is possible) personal characteristics and psychological compatibility (including restrictions imposed by a person directing the proceedings).
(…)
Namely, the competence of the prisoners’ allocation commission includes making a decision on the placement of prisoners in cell, and the commission can place a prisoner either in a single occupancy cell or in a multiple-occupancy cell intended for several persons, taking into account the factors identified (including risks and security considerations).
Head of the Department of Imprisonment Institutions and prisoners' allocation commission do not take into account the self-proclaimed laws of prisoners when deciding on the allocation of prisoners.
The prisoners are under constant supervision in the prisons of the Republic of Latvia therefore any prisoner can contact a prison official at any time they need (including also in case of a threat to their health or life). A prisoner can use daily numerical checks to appeal to a prison official, a prisoner can press a call button located in the cell, a prison can knock on the cell door, thereby drawing attention of prison officials, a prisoner can apply for a conversation with the chief of prison or their deputy, can apply for a conversation (visit) with an official of any prison department (for example, Security, Supervision, Re-socialization). It should be noted that daily in prisons, the officials of Supervision Department regularly carry out internal regime regulation measures, during which they are often present in places visible and accessible to prisoners (carrying out prison inspection rounds, taking prisoners to various events (telephone conversations, meetings, walks, shower visits, sports activities, visits to an educational institution, etc.)). Summarizing, in prisons, officials from different prison departments perform their duties and prisoners have the option to choose an official to turn to, while the official, taking into account the established circumstances, will act according to the situation to ensure the protection of the prisoner or to prevent a threat to their health or life. In case of threat a person shall be immediately relocated to another cell (ward), but if this threat is very serious, then such person may also be relocated to another prison. If necessary, a person shall be placed in a single-occupancy cell.
At the present time there are no ongoing renovation works in the prisons. In 2023, the reconstruction of the prisoners housing building of Valmiera Prison was completed. The building is being prepared for occupation. The building has undergone a capital renovation, preserving its existing use. The building has been equipped with a carrying device (lift) to ensure environmental accessibility and food delivery to all the floors. The living premises are equipped with a mechanical air exchange system and heated floors where prisoners are staying, lit with fluorescent bulbs. The windows in the living premises are fixed, vandal-proof, with window leaves for natural ventilation, all fitted with external security bars. A maximum of two people is expected to stay in each of the living premises. In Valmiera Prison there are also specially equipped living premises and a sanitary unit for the people with special needs - with wider one-storey beds, with a table that can be used by three people in wheelchairs, handles are installed along the wall in the sanitary unit, there is an adjustable shower rod, a pull-down handle next to the toilet, a special toilet and a sink. There are premises designed to provide the employment of prisoners and for their vocational training within the framework of the implemented educational program.
Moreover, the construction of a new Liepaja Prison is ongoing now. Liepaja Prison will give accommodation to 1200 prisoners. This new prison will provide a new approach to the organization of imprisonment and its execution, a wide range of opportunities for prisoner resocialization, a large employment center with work opportunities for prisoners, as well as a place for training prisoners. The construction of the new prison is expected to be completed by the end of 2025. (…)
Naar het oordeel van de rechtbank is door de Letse autoriteiten in de aanvullende informatie onvoldoende antwoord gegeven op de cruciale vraag naar de concrete bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel. Nu
daardoor het vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen, bestaat voor de opgeëiste
persoon een reëel gevaar dat hij in detentie in Letland onmenselijk of vernederend zal worden
behandeld.
De mogelijkheid bestaat echter dat bij wijziging van de omstandigheden dit reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. Hoewel het in deze fase niet aan de rechtbank is om vragen te formuleren (maar aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om informatie te verstrekken waaruit een wijziging van de omstandigheden blijkt), acht de rechtbank het niet geheel ondenkbaar dat aanvullende informatie met betrekking tot de hierboven genoemde zorgelijke aspecten, mogelijk een dergelijke wijziging zou kunnen opleveren.
De rechtbank zal de beslissing over de overlevering dan ook aanhouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW. Ingevolge artikel 11, derde lid, OLW wordt de uitvaardigende justitiële
autoriteit daarvan onder opgave van redenen van de aanhouding in kennis gesteld door de
officier van justitie. Gedurende de aanhouding zal de rechtbank nagaan of er een wijziging in de omstandigheden plaatsvindt. De rechtbank stelt de in artikel 11, vierde lid, OLW bedoelde
redelijke termijn in deze zaak vast op maximaal 60 dagen. Binnen deze termijn zal de zaak
opnieuw op een openbare zitting worden behandeld. Wanneer binnen die termijn geen
wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden, zal ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW
geen gevolg worden gegeven aan het EAB.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de opgeëiste persoon bij overlevering het risico loopt op een
onmenselijke of vernederende behandeling en er een mogelijkheid bestaat dat dit risico bij
wijziging van de omstandigheden alsnog kan worden uitgesloten, wordt de beslissing over de
overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW aangehouden.
De rechtbank zal in verband hiermee de beslistermijn met 60 dagen verlengen op grond van artikel 22, zesde lid, OLW en ook de gevangenhouding met 60 dagen verlengen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De raadsman heeft op de zitting verzocht om – in het geval de rechtbank de beslissing over de overlevering aanhoudt – de gevangenhouding van de opgeëiste persoon te schorsen. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de opgeëiste persoon tijdens een schorsing bij zijn vriendin kan verblijven en dat hij door haar tewerk kan worden gesteld.
De rechtbank wijst het schorsingsverzoek af. Zij is van oordeel dat niet is gebleken dat de opgeëiste persoon voldoende binding heeft met Nederland om het bestaande vluchtgevaar met voorwaarden te kunnen ondervangen. Zo heeft de opgeëiste persoon geen inschrijfadres in Nederland, blijkt niet (uit objectieve gegevens) hoe lang hij al in Nederland is en ook niet of hij voorafgaande aan zijn aanhouding in Nederland heeft gewerkt.

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd, met dien verstande dat de zaak binnen de hierna te noemen termijn op zitting moet
worden aangebracht;
HOUDT AANde beslissing over de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland);
VERLENGTde beslistermijn met 60 dagen op grond van artikel 22, zesde lid, OLW;
VERLENGTde gevangenhouding met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW;
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen
vóór 6 augustus 2024 (het einde van de verlengde beslistermijn);
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en
tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Letse taal tegen voornoemde nader te
bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. E.G.M.M. van Gessel, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en A.B. Sluijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden en A.Q.L. van der Meulen, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 21 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.