ECLI:NL:RBAMS:2024:3712

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
13/336422-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over Europees Aanhoudingsbevel van Letland met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 7 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door Letland. De zaak betreft de overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in 1987, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB aangehouden op grond van artikel 11, tweede lid, van de Overleveringswet (OLW), omdat er zorgen zijn over de detentieomstandigheden in Letland. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een reëel gevaar bestaat dat de opgeëiste persoon in Letland onmenselijk of vernederend behandeld zal worden, vooral door het bestaan van een informele hiërarchie onder gedetineerden, ook wel het 'kastenstelsel' genoemd.

Tijdens de zittingen op 13 maart en 23 april 2024 heeft de rechtbank vragen gesteld aan de Letse autoriteiten over de bescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld en andere negatieve gevolgen van dit kastenstelsel. De Letse autoriteiten hebben aanvullende informatie verstrekt, maar de rechtbank oordeelt dat deze informatie onvoldoende is om het risico op onmenselijke behandeling uit te sluiten. De rechtbank heeft de termijn voor de beslissing over de overlevering vastgesteld op maximaal 60 dagen en zal de zaak opnieuw behandelen op een openbare zitting.

De rechtbank heeft ook het verzoek van de raadsvrouw om schorsing van de overleveringsdetentie afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn die een herziening van de beslissing rechtvaardigen. De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering aangehouden en zal de zaak opnieuw beoordelen op basis van eventuele wijzigingen in de omstandigheden binnen de gestelde termijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/336422-23
Datum uitspraak: 7 mei 2024
TUSSEN-
UITSPRAAK
op de vordering van 26 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 december 2023 door
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia, Letland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De zitting van 13 maart 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 maart 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Russische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
De tussenuitspraak van 27 maart 2024
De rechtbank heeft op 27 maart 2024 een tussenuitspraak gewezen [3] , waarbij het onderzoek ter zitting is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst om door de officier van justitie vragen te doen stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit over de detentieomstandigheden. Bij tussenuitspraak is de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding is ook met 30 dagen verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De zitting van 23 april 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 23 april 2024, in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Russische taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 27 maart 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 7 maart 2024. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten en het verweer op artikel 12 OLW van de raadsvrouw al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden (heropening onderzoek)

4.1
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat het algemeen gevaar niet is weggenomen met de aanvullende informatie van 3 april 2024. Daarbij zijn er op bepaalde vragen geen antwoord gekomen. Subsidiair moet de zaak worden aangehouden voor nadere informatie.
4.2
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het concrete gevaar voor de opgeëiste persoon is weggenomen met de gegeven garanties en dat er antwoord is gegeven op de gestelde vragen.
4.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 5 van de tussenuitspraak van 27 maart 2024; deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
In andere zaken die zagen op de vordering tot overlevering van personen naar Letland heeft de rechtbank, onder meer in uitspraken van 3 augustus 2023 [4] en 21 februari 2024 [5] , geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar dat gedetineerden in Letland aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld. Het algemene gevaar ziet met name op het bestaan van een informele hiërarchie onder gedetineerden (het ‘kastenstelsel’) in de Letse gevangenissen, met geweld tegen en een vernederende behandeling van gedetineerden in de lagere kasten als gevolg. Daarbij achtte de rechtbank in het bijzonder van belang dat er sprake is van een alomvattend gevaar van het kastenstelsel, waarbij geldt dat een gedetineerde op grond van veranderende omstandigheden van een hogere in een lagere kaste terecht kan komen.
Dat betekent dat de rechtbank ook in deze zaak concreet en nauwkeurig moet beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon dit gevaar zal lopen na overlevering aan Letland. De rechtbank heeft in het kader van die beoordeling bij tussenuitspraak van 27 maart 2024 vragen gesteld over de bescherming die concreet aan de opgeëiste persoon kan worden geboden tegen geweld en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel.
De Letse autoriteiten hebben bij aanvullende informatie van 3 april 2024 als volgt gereageerd op die vragen:
[1] The laws and regulations of the Republic of Latvia provide that in the prisons all prisoners shall be provided with supervision (isolation if necessary), thereby promoting a sense of security among prisoners. To prevent security risks, prison officials continuously ensure the supervision and security of prisoners (including also of the prison itself).
[2], [3] In matters regarding the placement of prisoners in a cell, the laws and regulations of the Republic of Latvia provide that the placement of prisoners in a specific place of imprisonment shall be determined by Head of the Department of Imprisonment Institutions, taking into account a number of factors (for example, taking into account medical, security and crime prevention criteria, as well as (where it is possible) personal characteristics and psychological compatibility (including restrictions imposed by a person directing the proceedings).
It should also be noted that the prisoners' allocation commission, set up by the order of chief of prison, determines to which ward, unit, and cell of the prison a prisoner shall be allocated. And in this case, the commission members take into account a number of factors specified by laws and regulations, such as free places in cells, psychological compatibility of prisoners, their health condition, attitude towards smoking, previous criminal experience. Namely, the competence of the prisoners' allocation commission includes making a decision on the placement of prisoners in cell, and the commission can place a prisoner either in a single­ occupancy cell or in a multiple-occupancy cell intended for several persons, taking into account the factors identified (including risks and security considerations).
Head of the Department of Imprisonment Institutions and prisoners' allocation commission do not take into account the self-proclaimed laws of prisoners when deciding on the allocation of prisoners.
[4], [5] The prisoners are under constant supervision in the prisons of the Republic of Latvia therefore any prisoner can contact a prison official at any time they need (including also in case of a threat to their health or life). A prisoner can use daily numerical checks to appeal to a prison official, a prisoner can press a call button located in the cell, a prison can knock on the cell door, thereby drawing attention of prison officials, a prisoner can apply for a conversation with the chief of prison or their deputy, can apply fora conversation (visit) with an official of any prison department (for example, Security, Supervision, Re-socialisation). It should be noted that daily in prisons, the officials of Supervision Department regularly carry out internal regime regulation measures, during which they are often present in places visible and accessible to prisoners (carrying out prison inspection rounds, taking prisoners to various events (telephone conversations, meetings, walks, shower visits, sports activities, visits to an educational institution, etc.)). Summarising, in prisons, officials from different prison departments perform their duties and prisoners have the option to choose an official to turn to, while the official, taking into account the established circumstances, will act according to the situation to ensure the protection of the prisoner or to prevent a threat to their health or life. In case of threat a person shall be immediately relocated to another cell (ward), but if this threat is very serious, then such person may also be relocated to another prison. If necessary, a person shall be placed in a single-occupancy cell.
[6] At the present time there are no ongoing renovation works in prisons. In 2023, the reconstruction of the prisoners housing building of Valmiera Prison was completed. The building is being prepared for occupation. The building has undergone a capital renovation, preserving its existing use - all partitions and floors have been demolished and rebuilt, window openings have been partially rebuilt, in order to ensure a ratio of glazing of residential premises to floor area at least 1:8. The building has been equipped with a carrying device (lift) to ensure environmental accessibility and food delivery to all the floors. The living premises are equipped with a mechanical air exchange system and heated floors where prisoners are staying, lit with fluorescent bulbs. The windows in the living premises are fixed, vandal-proof, with window leaves for natural ventilation, all fitted with external security bars. A maximum of two people is expected to stay in each of the living premises. In Valmiera Prison there are also specially equipped living premises and a sanitary unit for people with special needs - with wider one­ storey beds, with a table that can be used by three people in wheelchairs, handles are installed along the wall in the sanitary unit, there is an adjustable shower rod, a pull-down handle next to the toilet, a special toilet and a sink. There are premises designed to provide the employment of prisoners and for their vocational training within the framework of the implemented educational programme.
Moreover, the construction of a new Liepaja Prison is ongoing now. Liepaja Prison will give accommodation to 1200 prisoners. This new prison will provide a new approach to the organisation of imprisonment and its execution, a wide range of opportunities for prisoner re­ socialisation, a large employment center with work opportunities for prisoners, as well as a place for training prisoners. The whole complex will comprise six different buildings.
Currently, the construction works in all six buildings of the complex are in various stages. The construction of the new prison is expected to be completed by the end of 2025. At the same time, prison staff of all the prisons is involved in small repair work in living premises and their equipment lasting from a few hours to a few days. The above-mentioned repair work is mostly related to the cosmetic repair of living premises and sanitary facilities and the replacement of equipment to improve the living conditions of prisoners. Prison renovation works can be an important part of improving the prison environment and providing more humane living conditions, but although renovation by itself cannot guarantee humane living conditions, it can be a very important step towards a more humane and safe prison environment.
Naar het oordeel van de rechtbank is door de Letse autoriteiten in de aanvullende informatie onvoldoende antwoord gegeven op haar cruciale vraag naar de
concretebescherming van de opgeëiste persoon tegen geweld en andere negatieve gevolgen van het kastenstelsel. Nu daardoor het vastgestelde algemene gevaar niet is weggenomen, bestaat er voor de opgeëiste persoon een reëel gevaar dat hij in detentie in Letland onmenselijk of vernederend zal worden behandeld.
De mogelijkheid bestaat echter dat bij wijziging van de omstandigheden dit reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. Hoewel het in deze fase niet aan de rechtbank is om vragen te formuleren (maar aan de uitvaardigende justitiële autoriteit om informatie te verstrekken waaruit een wijziging van de omstandigheden blijkt), acht de rechtbank het niet geheel ondenkbaar dat aanvullende informatie met betrekking tot de hierboven genoemde zorgelijke aspecten, mogelijk een dergelijke wijziging zou kunnen opleveren.
De rechtbank zal de beslissing over de overlevering dan ook aanhouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW. Ingevolge artikel 11, derde lid, OLW wordt de uitvaardigende justitiële autoriteit daarvan onder opgave van redenen van de aanhouding in kennis gesteld door de officier van justitie. Gedurende de aanhouding zal de rechtbank nagaan of er een wijziging in de omstandigheden plaatsvindt. De rechtbank stelt de in artikel 11, vierde lid, OLW bedoelde redelijke termijn in deze zaak vast op maximaal 60 dagen. Binnen deze termijn zal de zaak opnieuw op een openbare zitting worden behandeld. Wanneer binnen die termijn geen wijzigingen in de omstandigheden zijn opgetreden, zal ingevolge artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg worden gegeven aan het EAB.
De raadsvrouw heeft verzocht om schorsing van de overleveringsdetentie wanneer de zaak wordt aangehouden. De rechtbank wijst dit verzoek af onder verwijzing naar de beslissing van de raadkamer van 2 februari 2024 en van deze rechtbank van 27 maart 2024. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die maken dat de rechtbank deze beslissing herziet. Dat de rechtbank op grond van artikel 11, tweede lid, OLW haar beslissing op het overleveringsverzoek aanhoudt vormt op zich geen reden om de overleveringsdetentie te schorsen.

5.Slotsom

Nu is vastgesteld dat de opgeëiste persoon bij overlevering het risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling en er een mogelijkheid bestaat dat dit risico bij wijziging van de omstandigheden alsnog kan worden uitgesloten, wordt de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW aangehouden.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd, met dien verstande dat de zaak binnen de hierna te noemen termijn op zitting moet worden aangebracht;
HOUDT AANde beslissing over de overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia(Letland);
VERLENGTde beslistermijn met 60 dagen op grond van artikel 22, zesde lid, OLW;
VERLENGTde gevangenhouding met 60 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW;
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen vóór
13 juli 2024(het einde van de verlengde beslistermijn);
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Russische taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en B. Van Galen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 7 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.