ECLI:NL:RBAMS:2024:2036

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
10 april 2024
Zaaknummer
13/336422-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over Europees Aanhoudingsbevel van Letland met betrekking tot detentieomstandigheden

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 27 maart 2024, wordt een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) behandeld dat is uitgevaardigd door Letland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1987, die momenteel gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 13 maart 2024 gehoord, waarbij de officier van justitie en de raadsvrouw van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak op basis van de Overleveringswet met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Letse nationaliteit heeft en dat de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn gepleegd in Letland. De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, inclusief de verzetgarantie en de detentieomstandigheden in Letland. De raadsvrouw heeft betoogd dat de detentieomstandigheden in Letland onmenselijk zijn, verwijzend naar een algemeen gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling in Letse gevangenissen, zoals vastgesteld in eerdere uitspraken van de rechtbank.

De rechtbank heeft besloten het onderzoek te heropenen om aanvullende informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden en de bescherming die de opgeëiste persoon kan verwachten na overlevering. De rechtbank heeft vragen geformuleerd voor de Letse justitiële autoriteit en de beslistermijn verlengd. De rechtbank heeft ook de gevangenhouding van de opgeëiste persoon met 30 dagen verlengd en een nieuwe zitting gepland voor 15 mei 2024.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/336422-23
Datum uitspraak: 27 maart 2024
TUSSEN
UITSPRAAK
op de vordering van 26 januari 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 december 2023 door
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Latvia, Letland (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres],
gedetineerd in de [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 13 maart 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.E. Korff, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Russische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Latgale District Court judgment of 19 October 2023(No. 11181047018).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van vijf jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog vier jaar, elf maanden en 27 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1.
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de in het EAB gegeven verzetgarantie te summier is en niet voldoet aan de eisen als er alleen van de dikgedrukte tekst wordt uitgegaan. Met name is niet duidelijk wanneer de termijnen beginnen te lopen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat van de gehele tekst van 3.4 moet worden uitgegaan nu er voor 3.4 een kruisje is gezet. De verzetgarantie is afdoende.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
X 3.4. the person was not personally served with Latgale District Court judgement of 19 October 2023, but:
- the person will be personally served with this decision without delay after the surrender, and
- when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed, and
- the person will be informed of the time frame within he has to request a retrial or appeal and which will be 30 days.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet deze verklaring aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW en doet de in dit artikel bedoelde weigeringsgrond zich niet voor. Ook is voldoende duidelijk wanneer de termijn om verzet in te stellen begint te lopen.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden (heropening onderzoek)

5.1.
Inleiding
Bij uitspraak van 3 augustus 2023 heeft de rechtbank (mede) naar aanleiding van een rapport
van
the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishmenteen algemeen gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling aangenomen ten aanzien van alle penitentiaire inrichtingen in Letland. [4] Bij uitspraak van 21 februari 2024 [5] heeft de rechtbank dit algemene gevaar nader gemotiveerd naar aanleiding van een arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van
11 januari 2024. [6] De rechtbank was van oordeel dat uit dit arrest voortvloeit dat niet alleen fysiek geweld, maar ook andere aspecten verbonden aan de informele hiërarchie (het ‘kastenstelsel’) in de Letse gevangenissen tot een onmenselijke of vernederende behandeling leiden. De rechtbank heeft in deze uitspraak niet vastgesteld tot welke ‘kaste’ de opgeëiste persoon na overlevering aan Letland zou behoren. Er is immers sprake van een alomvattend gevaar van het kastenstelsel, waarbij geldt dat een gedetineerde op grond van veranderende omstandigheden van een hogere in een lagere kaste terecht kan komen. Omdat de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22 OLW uitspraak moest doen al (ruim) was verstreken en daarom niet meer kon worden verlengd, heeft de rechtbank met betrekking tot de desbetreffende opgeëiste persoon op basis van de op dat moment voorhanden zijnde objectieve gegevens en zonder de uitvaardigende justitiële autoriteit om aanvullende gegevens te verzoeken een individueel gevaar aangenomen en besloten om geen gevolg aan het EAB te geven.
5.2.
Standpunt van partijen
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat er geen gevolg moet worden gegeven aan de overlevering vanwege de detentieomstandigheden. De rechtbank heeft in de uitspraak van
21 februari 2024 een algemeen gevaar aangenomen vanwege de Letse detentieomstandigheden vanwege het kastesysteem in Letse gevangenissen. Met de gegeven garanties (zoals opgenomen in de aanvullende informatie van 16 en 28 februari 2024) wordt dit gevaar niet weggenomen. Subsidiair heeft de raadsvrouw om aanhouding verzocht voor nadere informatie over de detentieomstandigheden.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met de gegeven garanties het gevaar is weggenomen.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Gelet op de uitspraken van deze rechtbank van 3 augustus 2023 en 21 februari 2024 is er sprake van een algemeen reëel gevaar dat gedetineerden in Letland aan een onmenselijke of vernederende behandeling zullen worden blootgesteld vanwege de informele hiërarchie (het ‘kastenstelsel’) in de Letse gevangenissen. Dat betekent dat de rechtbank in de onderhavige zaak concreet en nauwkeurig moet beoordelen of er zwaarwegende en op feiten berustende gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon dit gevaar na overlevering aan Letland zal lopen. De rechtbank dient daartoe alle noodzakelijke aanvullende gegevens op te vragen met betrekking tot de omstandigheden waaronder de opgeëiste persoon naar verwachting in Letland zal worden gedetineerd. [7]
In de uitspraak van 21 februari 2024 was de beslistermijn (ruim) overschreden. In deze zaak bestaat nog de mogelijkheid om de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW te verlengen voor het doen van nader onderzoek. De rechtbank zal daarvan gebruik maken.
De Letse justitiële autoriteit heeft intussen (voor zover van belang) de volgende informatie verstrekt:
op 16 februari 2024
Uninterrupted 24 hours supervision of prisoners is ensured in prison facilities, within
the frameworks of which the prisoners are ensured with the possibility to get in touch with prison officials at any time round the clock.
op 4 maart 2024
In the places of imprisonment, there exists a so-called informal hierarchy of imprisoned persons, within which the imprisoned persons divide themselves into categories, however, such division of imprisoned persons into castes is not related to the actual actions taken by the Administration and the management of any place of imprisonment.
The Administration would like to indicate that all imprisoned persons are equal before the law. (...)(...) therefore the Prisons Administration is strictly not allowed neither to divide the imprisoned persons into castes, not to support or tolerate any subculture among the convicted persons.
In order to eliminate the informal hierarchy, the Administration uses all possible resources within its capabilities, thus:

there have been established commissions responsible for the distribution ofimprisoned persons, which place the imprisoned persons in compliance with specific medical, security and crime prevention criteria;

premises are being renovated and repaired as much as it is possible; as a result of the renovations and repairs, the number of imprisoned persons located in one cell is being reduced;

during the renovation, both living conditions are improved and security risks of any prohibited objects and substances being brought into the cells are eliminated, which, conversely, reduces both the amount of violence in prisons and the supporting of the prisoners’ subculture;

there is a separate place for serving the sentence of imprisonment intended specifically for former employees of the law enforcement institutions, namely the Special Department of the Riga Central Prison, where they serve their sentences separately from other convicted persons;

in case of any danger, the relevant person is immediately transferred to another cell, but if the danger is very significant, then the relevant person can also be transferred to another prison;

in special cases, when a person provides his / her testimony in a criminal trial, there may be also applied measures of special procedural protection by placing the relevant person separately from other convicted persons.
Deze informatie duidt naar het oordeel van de rechtbank niet op dusdanige concrete verbeteringen dat in zijn algemeenheid geen sprake meer is van een algemeen reëel gevaar voor gedetineerden in Letland, zoals door de officier van justitie is betoogd. De informatie is ook onvoldoende om te oordelen dat het al vastgestelde algemene reële gevaar voor de opgeëiste persoon wordt uitgesloten.
De rechtbank zal daarom het onderzoek ter zitting heropenen om onderzoek te doen naar een reëel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, OLW.
In dat kader verzoekt de rechtbank de officier van justitie om de volgende vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit in Letland voor te leggen:
  • welke bescherming kan
  • Bestaat de mogelijkheid om de opgeëiste persoon op een afdeling te plaatsen waarin hij niet aan (de negatieve gevolgen van) het kastenstelsel zal worden blootgesteld?
  • Bestaat de mogelijkheid om de opgeëiste persoon in een-persoonscel te plaatsen?
  • Welke concrete bescherming biedt het systeem van
  • Indien de opgeëiste persoon aan een onmenselijke of vernederende behandeling dreigt te worden blootgesteld:
  • Wat betreft de renovatie van penitentiaire inrichtingen die gaande is:
De rechtbank zal ingevolge artikel 22, vijfde lid, OLW de beslistermijn met 30 (dertig) dagen verlengen en gelijktijdig de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW met
30 ( dertig) dagen verlengen.
De raadsvrouw heeft verzocht om schorsing van de overleveringsdetentie wanneer de zaak wordt aangehouden. De rechtbank wijst dit verzoek af onder verwijzing naar de beslissing van de raadkamer van 2 februari 2024. Er zijn geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht die maken dat de rechtbank deze beslissing herziet.

6.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek ter zitting tot een nader te bepalen zittingsdatum en -tijd;
VERLENGTde termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 (dertig) dagen;
VERLENGTde gevangenhouding van de opgeëiste persoon op grond van artikel 27, derde lid, OLW met 30 (dertig) dagen;
BEPAALTdat de vordering opnieuw op zitting moet worden gepland uiterlijk 14 dagen vóór
15 mei 2024(het einde van de verlengde beslistermijn);
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen een nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan zijn raadsvrouw;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Russische taal tegen voornoemde nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. P. Sloot en A.W.T. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek en A. Gabriëlse, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 maart 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU,