ECLI:NL:RBAMS:2024:3102

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 mei 2024
Publicatiedatum
31 mei 2024
Zaaknummer
23/1123
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de intrekking van de WIA-uitkering van eiseres

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de intrekking van haar WIA-uitkering. Eiseres ontving vanaf 9 mei 2022 geen WIA-uitkering meer, omdat het Uwv haar niet arbeidsongeschikt achtte. Echter, met een bestreden besluit van 20 januari 2023 heeft het Uwv de bezwaren van eiseres gegrond verklaard, omdat zij op 21 april 2021 80-100% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren. Tijdens de zitting werd afgesproken dat het Uwv een herbeoordeling zou aanvragen bij de verzekeringsarts bezwaar en beroep, omdat het gebruik van medicatie door eiseres niet was meegewogen in het eerdere oordeel. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om het Uwv de gelegenheid te geven om dit te corrigeren. Op 6 februari 2024 meldde het Uwv dat de FML was gewijzigd, maar dat de mate van arbeidsongeschiktheid onveranderd bleef. Eiseres heeft hierop gereageerd, maar beide partijen hebben geen nadere zitting aangevraagd, waarna de rechtbank het onderzoek heeft gesloten. De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat de rapporten van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige consistent zijn. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, maar het Uwv moet het griffierecht en de proceskosten vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1123

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. S. van Andel),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder (het Uwv)
( [gemachtigde verweerder] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het intrekken van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
1.1.
Met een besluit van 9 maart 2022 heeft het Uwv besloten om de WIA-uitkering van eiseres te beëindigen omdat zij niet arbeidsongeschikt is. Daarom heeft zij vanaf 9 mei 2022 geen WIA-uitkering meer ontvangen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 20 januari 2023 heeft het Uwv de bezwaren van eiseres gegrond verklaard. Het besluit van 9 maart 2022 wordt onjuist geacht, omdat eiseres vanaf 9 mei 2022 recht heeft op een loongerelateerde WGA [1] -loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet WIA aangezien zij op 21 april 2021 geacht wordt 80-100% arbeidsongeschikt te zijn. Omdat eiseres vanaf 6 januari 2023 wel minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht heeft zij vanaf 6 maart 2023 geen recht meer op een WIA-uitkering.
1.3.
Het Uwv heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres samen met haar dochter, de gemachtigde van eiseres, L. Fleri als tolk en de gemachtigde van het Uwv.
1.5.
Ter zitting hebben partijen afgesproken dat het Uwv in de gelegenheid wordt gesteld om een herbeoordeling te vragen aan de verzekeringsarts bezwaar en beroep met betrekking tot de op zitting vastgestelde datum in geding van 6 maart 2023. Gebleken is dat het gebruik van de medicatie – 15mg Mirtazepine – door eiseres vanaf 17 januari 2023 ten onrechte niet is meegewogen in het eerdere oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting geschorst om het Uwv hiertoe gelegenheid te geven. Het Uwv heeft de rechtbank op 6 februari 2024 bericht dat de FML is gewijzigd, maar dat de mate van arbeidsongeschiktheid onveranderd minder dan 35% blijft. Eiseres mocht hierop reageren en heeft dat op 20 februari 2024 gedaan. Omdat beide partijen, na daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, niet om een nadere zitting hebben gevraagd heeft de rechtbank het onderzoek vervolgens gesloten.
Wat aan deze procedure voorafging
2. Eiseres is laatstelijk werkzaam geweest als [functie] voor 25 uur per week bij Albert Heijn B.V. Op 12 juni 2014 is zij uitgevallen voor haar werk als gevolg van belemmerende gezondheidsklachten. Op 3 juli 2016 heeft het Uwv eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt geacht.
3. Op 30 juni 2017 heeft eiseres bij het Uwv aangegeven dat haar klachten zijn toegenomen. Naar aanleiding van een arbeidskundige beoordeling op 31 oktober 2017 heeft het Uwv voor eiseres geen geschikte functies gevonden. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80-100%. Per 30 juni 2017 is aan eiseres een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend.
4. Op 28 april 2021 doet Albert Heijn B.V. een verzoek om herbeoordeling van de loongerelateerde WGA-uitkering.
5. Met een besluit van 9 maart 2022 is de WIA-uitkering van eiseres vanaf 9 mei 2022 stopgezet omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht. Eiseres heeft in het kader van de beoordeling een spreekuur bezocht van de verzekeringsarts op 4 maart 2022, waarna eiseres belastbaar is geacht met inachtneming van de beperkingen zoals die zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 4 maart 2022. Ook ligt er een rapport van een arbeidsdeskundige van 8 maart 2022 aan het besluit ten grondslag. Omdat eiseres met de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies minstens evenveel kan verdienen als ze met haar meest recente werk zou kunnen verdienen wordt het arbeidsongeschiktheidspercentage vastgesteld op 0%.
6. Met het bestreden besluit heeft het Uwv het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en is bepaald dat zij vanaf 9 mei 2022 toch recht heeft op een WIA-uitkering. De WIA-uitkering stopt niet per 9 mei 2022 maar pas per 6 maart 2023. Het Uwv heeft aan het bestreden besluit een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 13 december 2022, een FML van dezelfde datum en twee rapporten van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 28 december 2022 en 19 januari 2023 ten grondslag gelegd.
7. Naar aanleiding van de aan het Uwv gevraagde herbeoordeling na de zitting heeft het Uwv een aanvullende rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op laten stellen op 29 december 2023 en 17 januari 2024, met een bijgewerkte FML van dezelfde datum. Ook de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft zijn standpunt nader gemotiveerd in het rapport van 31 januari 2024.

Beoordeling door de rechtbank

8. De rechtbank beoordeelt of het Uwv op goede gronden heeft besloten om de
WIA-uitkering van eiseres in te trekken vanaf 6 maart 2023. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
9. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Het Uwv mag zijn besluiten over arbeidsongeschiktheid in principe baseren op rapporten van zijn verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de conclusies moeten logisch voortvloeien uit de rapporten. Het is aan eiseres aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze vereisten voldoen. [2]
11. De rechtbank gaat hieronder in op de vraag of de opgestelde medische en arbeidskundige rapportages voldoen aan de hierboven genoemde voorwaarden.
De medische grondslag
12. Eiseres is van mening dat er door het Uwv onvoldoende rekening is gehouden met haar medisch psychische en fysieke beperkingen. Eiseres vindt dat het gebruik van medicatie en haar doorverwijzing voor behandeling moet leiden tot meer beperkingen ten aanzien van het persoonlijk risico en autorijden. Ook ervaart eiseres veel pijnklachten als gevolg van reuma. Verder is er sprake van gewrichtsklachten aan pols, handen en schouder. Eiseres gebruikt pijnmedicatie. Zij is niet in staat om veertig uur per week te werken. Daarnaast kan eiseres de in de FML geduide functies niet verrichten, nu deze haar belastbaarheid overschrijden.
13. De primaire verzekeringsarts heeft het dossier bestudeerd en eiseres op het spreekuur van 4 maart 2022 lichamelijk en psychisch onderzocht. Ook de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd, de hoorzitting van 21 november 2022 bijgewoond en informatie van derden – waaronder informatie van de huisarts, de reumatoloog, de uroloog en de psycholoog – bij de beoordeling betrokken. Ook is de medische informatie in de beroepsfase bij de beoordeling betrokken.
14. Voor het betwisten van de juistheid van een gegeven medische beoordeling of het aannemelijk maken dat een gegeven medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts nodig. Eiseres heeft een rapport overgelegd van het CIR d.d. 19 oktober 2023. Hieruit volgt dat zij aanhoudende pijn heeft bij verschillende gewrichten. Diagnose vanuit onderzoek tonen atralgieen bij onderliggend mogelijk chondroncalcinose, danwel bij voorstadium reumatoïde artritis. Daarnaast zijn er tekenen van fybromyalgie. Verder lijkt er sprake te zijn van een grote mentale klachtenlast. Dit komt tot uiting in een wisselende stemming, stress, verhoogde prikkelbaarheid en vermoeidheid. Zij krijgt slaapmedicatie.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hier op 29 december 2023 op gereageerd. Dat eiseres pijn ondervindt aan haar gewrichtsklachten wordt niet betwist.
Daar is echter rekening mee gehouden door beperkingen in de FML te stellen op het gebied van zware fysieke, statische en dynamische belastingen. Ook zijn ten aanzien van de depressieve klachten van eiseres aanvullende beperkingen opgenomen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren. Er is echter een discrepantie tussen door eiseres geclaimde beperkingen en de feitelijk aanwezige lichamelijke afwijkingen. In 2014 kreeg eiseres de diagnose chondroncalcinose. Sindsdien is er geen artritis waargenomen. Ook geen verhoogde ontstekingswaarden. Evenmin is evidente gewrichtsschade bekend. Medische gegevens laten geen grond zien voor verdergaande beperkingen. Tot slot is door de arts geen arbeidsduurbeperking aangenomen omdat er geen sprake is van een ernstige aandoening bij eiseres die leidt tot een verminderd basaal energetisch vermogen.
16. Waar in het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 maart 2023 nog uit is gegaan van de datum in geding van 9 mei 2022, is op de zitting vast komen te staan dat de datum in geding 6 maart 2023 is. Hierdoor is het rapport niet logisch en concludent op het punt van het medicatiegebruik van eiseres. Zij gebruikt sinds 17 januari 2023 dagelijks 15mg Mirtazepine ter bestrijding van haar depressie en dat is ten onrechte niet meegewogen in het eerdere oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, omdat een andere datum in geding gold. De rechtbank heeft het Uwv gelegenheid gegeven tot een herbeoordeling over het medicatiegebruik. In het rapport van 17 januari 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat eiseres vanwege het medicatiegebruik volledig beperkt wordt geacht op beroepsmatig personenvervoer vóór 12.00 uur en voor werk op plaatsen met een hoog risico op ernstig verwondingsgevaar vanwege een mogelijk verminderde reactiesnelheid. De FML is daarop aangepast op 17 januari 2024, maar de mate van arbeidsongeschiktheid blijft onveranderd minder dan 35%.
17. De rechtbank overweegt dat bij het vaststellen van beperkingen in arbeidsongeschiktheidszaken niet de subjectieve, persoonlijke klachtbeleving van eiseres bepalend is, maar dat wat objectief medisch is vast te stellen. [3] De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig heeft plaatsgevonden en dat alle medische gegevens op een deugdelijke en kenbare wijze zijn betrokken bij de medische beoordeling.
Met de aanpassing van de FML op 17 januari 2024 heeft de verzekeringsarts voldoende gemotiveerd gereageerd op de door eiseres aangevoerde gronden. De rapporten van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn consistent en de conclusies vloeien er logisch uit voort. Het Uwv heeft de rapporten dan ook ten grondslag mogen leggen aan het bestreden besluit.
De arbeidskundige grondslag
18. Eiseres is van mening dat de functie pakketbezorger voor haar te belastend is zowel gezien de medicatie, alsook omdat autorijden voor haar te inspannend is mentaal en lichamelijk. Ook de functie productiemedewerker confectie is ongeschikt, nu de trillingen van de naaimachine haar klachten verergeren. In een aanvullende reactie van eiseres van 20 februari 2024 stelt zij dat blijkens de nieuwe rapportage van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de datum in geding zou zijn aangepast naar 28 december 2022, terwijl dit 6 maart 2023 moet zijn. Het besluit berust dan ook op een onjuiste arbeidskundige grondslag.
19. Uitgangspunt bij beantwoording van de vraag of eiseres kan werken in de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies zijn de beperkingen zoals neergelegd in de FML van 17 januari 2024. De functie pakketbezorger is komen te vervallen omdat daarin sprake is van beroepsmatig vervoer, waarop eiseres beperkt is geacht. Daarnaast zijn door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep drie functies geselecteerd die eiseres wel kan uitoefenen. Dit zijn de functies medewerker binderij, productiemedewerker industrie en productiemedewerker confectie. Door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is gemotiveerd aangegeven dat in de geselecteerde functies geen beperkingen voorkomen zoals die in de FML zijn gesteld. De rechtbank is van oordeel dat de geschiktheid van de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies voldoende inzichtelijk en navolgbaar is gemotiveerd.
20. De rechtbank overweegt tot slot dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 31 januari 2024 aangeeft dat de beoordelingsdatum waarop het CBBS [4] wordt geraadpleegd, 28 december 2022 is. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep met succes verzocht om de geldigheidsdatum van de FML vast te stellen op 28 december 2022, nu dat de datum is van de eerdere beoordeling. Dit verandert echter niets aan de datum in geding, die blijft 6 maart 2023. De datum in geding is immers de datum waarop aan het einde van de uitlooptermijn de uitkering wordt beëindigd. [5] Bovendien zijn de toegevoegde beperkingen van de nieuwe FML ook meegenomen bij de toets op de beoordelingsdatum. Deze conclusie kan de rechtbank volgen. De rechtbank overweegt verder dat de geselecteerde functies voldoende actueel zijn – gezien het tijdsverloop tussen de beoordelingsdatum van 28 december 2022 en de datum van de FML van 17 januari 2024 – en in overeenstemming zijn met artikel 9 van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten: er zijn tenminste drie verschillende in Nederland uit te oefenen functies geselecteerd die ieder tenminste drie arbeidsplaatsen vertegenwoordigen. [6]
21. Het bestreden besluit berust op een deugdelijk gemotiveerde arbeidsdeskundige grondslag.

Conclusie en gevolgen

22. Gelet op de aanpassing van de FML in beroep en de daarop
gevolgde nadere arbeidskundige onderbouwing was het bestreden besluit niet voorzien van een deugdelijke motivering zoals artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vereist. Dit gebrek wordt met toepassing van artikel 6:22 van de Awb gepasseerd, omdat aannemelijk is dat eiseres door deze schending niet is benadeeld. De conclusie is dat het bestreden besluit in stand kan worden gelaten.
23. Gelet op de toepassing van artikel 6:22 van de Awb bepaalt de rechtbank dat de minister het griffierecht aan eiseres moet vergoeden. Eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht stelt de rechtbank de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiseres;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.Z. Achouak El Idrissi, rechter, in aanwezigheid van mr. J.N. Stam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 mei 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
2.Vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van de rechtbank Limburg van 30 juni 2022, ECLI:NL:RBLIM:2022:5006.
3.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 6 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3986.
4.Claim Beoordelings- en Borgingssysteem.
5.Zie de uitspraak van de CRvB van 23 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:220.
6.Zie de uitspraak van de CRvB van 2 april 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BM0055.