ECLI:NL:RBLIM:2022:5006

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juni 2022
Publicatiedatum
1 juli 2022
Zaaknummer
ROE 21/1532
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WGA-loonaanvullingsuitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.H.A. Brauer, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door E.H.J.A. Olthof. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beëindiging van haar WGA-loonaanvullingsuitkering, die door het UWV was vastgesteld op 0,00% arbeidsongeschiktheid. Het UWV had in een eerder besluit de mate van arbeidsongeschiktheid herbeoordeeld en vastgesteld op 32,42%, wat leidde tot de beëindiging van de uitkering per 24 juni 2021. Eiseres was van mening dat zij volledig arbeidsongeschikt was en dat er ten onrechte geen rekening was gehouden met haar beperkingen, waaronder psychische klachten en vermoeidheid.

De rechtbank heeft de argumenten van eiseres beoordeeld en geconcludeerd dat het UWV terecht de beëindigingsdatum van de WIA-uitkering op 24 juni 2021 heeft vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de rapporten van de verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat eiseres niet voldoende medische onderbouwing had geleverd om haar standpunt te ondersteunen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep adequaat had gereageerd op de klachten van eiseres en dat de aangenomen beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) gerechtvaardigd waren.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV rechtmatig was. Eiseres kreeg geen gelijk en de proceskosten werden niet vergoed. De uitspraak werd openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en eiseres werd geïnformeerd over de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1532

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.H.A. Brauer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: E.H.J.A. Olthof).

Procesverloop

Met het besluit van 22 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV aan eiseres laten weten dat haar WGA-loonaanvullingsuitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) wordt beëindigd vanaf 23 december 2020. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 0,00%.
Met het besluit van 28 mei 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 32,42% en de WIA-uitkering wordt beëindigd per 24 juni 2021.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. In november 2016 is het dienstverband van eiseres geëindigd. Het UWV heeft eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend. Vanuit de WW heeft eiseres zich op 13 november 2017 bij het UWV ziekgemeld vanwege psychische klachten, waarna eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) kreeg.
2. Met ingang van 13 november 2017 heeft eiseres recht op een WIA-uitkering. De mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 13 oktober 2020 (datum herbeoordeling). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 0,00%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat er meer beperkingen moeten worden aangenomen dan in eerste instantie was gedaan. Hij heeft daarom op 16 maart 2021 een aangepaste FML opgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft naar aanleiding van deze aangepaste FML nieuwe functies geduid. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 32,42%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij stelt dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft en volledig arbeidsongeschikt moet worden verklaard. Eiseres vindt dat zij vanwege haar ernstige en langdurige psychiatrische problematiek niet kan werken. Ook vindt eiseres dat er ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen naar aanleiding van haar concentratieproblemen, hand- en vingerklachten en tinnitus. Verder voert eiseres aan dat er een grotere urenbeperking moet worden aangenomen vanwege haar ernstige vermoeidheidsklachten. Ook het feit dat eiseres per maart 2022 begonnen is met schematherapie voor een dagdeel per week, moet leiden tot een grotere urenbeperking. Eiseres stelt daarnaast dat het haar vanwege haar angstklachten niet lukt om naar een werkplek toe te reizen. Eiseres is van mening dat zij de geduide functies per 24 juni 2021 niet kon uitvoeren vanwege de toen geldende coronamaatregelen.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 32,42% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op
de datum in geding en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

De datum in geding
7. Het UWV heeft op 23 april 2021 eiseres laten weten voornemens te zijn haar WIA-uitkering twee maanden en een dag na de beslissing op bezwaar te beëindigen. In het bestreden besluit geeft het UWV aan de WIA-uitkering van eiseres per 24 juni 2021 te beëindigen. Dat is twee maanden en een dag na de voorgenomen beslissing. Het UWV heeft in de beroepsprocedure desgevraagd aangegeven dat de in het bestreden besluit aangegeven beëindigingsdatum van 24 juni 2021 correct is. Eiseres beroept zich op het rechtszekerheidsbeginsel en stelt onder verwijzing naar de voorgenomen beslissing dat de datum in geding 29 juli 2021 moet zijn.
8. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het UWV terecht uit van 24 juni 2021 als datum in geding. In bezwaar zijn nieuwe functies geduid. Deze zijn in de voorgenomen beslissing van 23 april 2021 aan eiseres aangezegd. Aangezien eiseres er toen van op de hoogte is gesteld dat zij (ook in bezwaar) minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht, is op dat moment op grond van artikel 56 Wet WIA een nieuwe uitlooptermijn van twee maanden gaan lopen. Daardoor is de beëindigingsdatum van de WIA-uitkering van eiseres verschoven naar 24 juni 2021. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] is de datum waarop aan het einde van de uitlooptermijn de WIA-uitkering wordt beëindigd de datum in geding. Dit heeft tot gevolg dat 24 juni 2021 de datum in geding is. Dit wordt niet anders doordat in de voorgenomen beslissing per abuis was aangegeven dat eiseres’ WIA-uitkering twee maanden na de beslissing op bezwaar zou eindigen, want de uitlooptermijn was al voor het nemen van het bestreden besluit gaan lopen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Er heeft een telefonisch spreekuurcontact plaatsgevonden. Hij heeft beschreven dat eiseres last heeft van psychische klachten.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 16 maart 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier en informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft hij eiseres gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft meer beperkingen aangenomen dan in eerste instantie gedaan is.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in zijn beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe zijn beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
13. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres te kampen heeft met een emotioneel instabiele persoonlijkheidsstoornis, een paniekstoornis, een posttraumatische stressstoornis en een recidiverende depressieve stoornis. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 16 maart 2021 uiteengezet op welke punten hij tot een andere conclusie komt dan de verzekeringsarts. Hij stelt dat eiseres vanwege haar medicatiegebruik beperkt moet worden geacht voor beroepsmatig chauffeuren. Ook vindt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiseres beperkt is in kracht zetten als gevolg van hypermobiliteit in de handen en polsen. De vermoeidheidsklachten van eiseres geven volgens hem aanleiding om een urenbeperking aan te nemen waarbij eiseres in staat wordt geacht 30 uur per week te kunnen werken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft een aangepaste FML opgesteld waarin meer beperkingen zijn opgenomen ten aanzien van persoonlijk functioneren, sociaal functioneren en werktijden dan in de FML van 13 oktober 2020. In deze aangepaste FML zijn ook beperkingen opgenomen voor dynamisch handelen.
15. Eiseres voert aan dat zij een ernstige psychische stoornis heeft, vermoeid is en medicatie gebruikt. Als gevolg hiervan had het UWV ook beperkingen moeten aannemen voor concentratie, vasthouden van de aandacht, verdelen van de aandacht en herinneren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 16 maart 2021 vanwege het medicatiegebruik van eiseres een beperking voor beroepsmatig chauffeuren passend geacht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapportage van 12 mei 2022 hier desgevraagd aan toegevoegd dat zowel de medicatie als de paniekaanvallen van eiseres een indicatie zijn om een beperking te geven voor beroepsmatig chauffeuren. Er is volgens hem echter geen medisch bezwaar tegen af en toe een privé autorit over een korte afstand op rustige tijden. Eiseres voert daarnaast aan dat er ten onrechte geen beperkingen zijn aangenomen vanwege haar ernstige psychische stoornis. Als gevolg van deze psychische stoornis functioneert zij zo slecht dat er sprake is van geen benutbare mogelijkheden volgens eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van
16 maart 2021 aangegeven dat er al aanzienlijke beperkingen zijn opgenomen voor sociaal en persoonlijk functioneren. Ook vindt eiseres dat haar hand- en vingerklachten en tinnitus tot meer beperkingen hadden moeten leiden in de FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt in zijn rapport van 16 maart 2021 dat eiseres vanwege hypermobiliteit in handen en polsen beperkt is in kracht zetten maar dat de handfunctie zelf niet gestoord is. Ten aanzien van de tinnitus geeft hij aan dat het niet aannemelijk is te achten dat er een gehoorbeperking aanwezig is en dat dit in ieder geval niet uit de hoorzitting blijkt. In het verweerschrift van 17 juni 2021 heeft het UWV aangegeven geen aanleiding te zien om zijn standpunt te wijzigen omdat eiseres haar standpunten niet met medische stukken heeft onderbouwd.
16. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Belangrijk hierbij is dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep kenbaar de medische informatie vanuit de behandelend sector en de informatie vanuit de hoorzitting in bezwaar betrokken heeft in zijn oordeel. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiseres heeft dit niet gedaan
17. Eiseres voert aan dat er een grotere urenbeperking aangenomen had moeten worden vanwege haar vermoeidheidsklachten. Eiseres stelt dat haar dag gebroken wordt met slapen en dat zij niet 6 uren aan één stuk kan werken. In het aanvullend beroepschrift van
25 maart 2022 geeft eiseres verder aan dat zij in maart 2022 is begonnen met schematherapie voor een dagdeel per week, waarbij zij na afloop van de sessie moet recupereren. Eiseres stelt hierdoor in ieder geval een dag per week niet te kunnen werken wat tot een verdere urenbeperking zou moeten leiden volgens haar. In het rapport van
12 mei 2022 geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat hij in de bezwaarfase een urenbeperking voor 30 uur heeft aangenomen vanwege de slaapproblemen van eiseres en het gegeven dat zij 2 uur per dag rust. De verzekeringsarts bezwaar en beroep stelt dat het dagverhaal van eiseres, zoals opgesteld door de verzekeringsarts, geen indicatie is om een verdergaande urenbeperking toe te kennen. Ten aanzien van de schematherapie van eiseres geeft het UWV in zijn verweerschrift van 23 mei 2022 aan dat een wijziging in de gezondheidstoestand of behandelingen die na de datum in geding plaatsvindt geen aanleiding kan vormen om een gewijzigd standpunt aan te nemen. De rechtbank kan de uitleg van het UWV om geen verdere urenbeperking aan te nemen op basis van het dagverhaal volgen. De urenbeperking van 30 uur per week en 6 uur per dag geeft eiseres de mogelijkheid ’s middags te rusten indien dat nodig is. De rechtbank kan het UWV ook volgen in de stelling dat wijzigingen die na de datum in geding plaatsvinden geen aanleiding vormen om verdere beperkingen aan te nemen. Dat de gegeven urenbeperking niet ver genoeg gaat heeft eiseres niet met medische stukken onderbouwd. Hoewel de rechtbank begrijpt dat het verkrijgen van andere medische stukken in de situatie van eiseres lastig is vanwege haar klachten en diagnose, is dat toch nodig om tegen het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep in te kunnen gaan.
De arbeidskundige beoordeling
18. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (267041) Assemblage medewerker elektrotechnische producten;
- (264122) Machinaal metaalbewerker (excl. bankwerk);
- (111010) Medewerker tuinbouw (planten, bloemen, vruchten).
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 7 april 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
19. Eiseres voert in het aanvullend beroepschrift van 29 juni 2021 aan dat zij de geduide functies niet zou kunnen uitvoeren op de datum in geding vanwege de toen geldende coronamaatregelen. Zij stelt dat thuiswerken toen de norm was en dat de geduide functies niet thuis uit te voeren zijn. Daarnaast voert eiseres aan dat geen werkgever haar zou aannemen omdat zij door haar medicatiegebruik tot de corona-risicogroep behoort. Het UWV geeft in het aanvullend verweerschrift van 23 mei 2022 aan dat er bij een theoretische schatting met behulp van CBBS wordt uitgaan van de functieaspecten zoals die zijn vastgelegd bij de functieanalyse. Volgens artikel 9, onder a, van het Schattingsbesluit blijven deze gegevens 24 maanden geldig. Wijzigingen die na de laatste functieanalyse optreden in de functie worden daarom pas meegenomen als de functie opnieuw wordt geanalyseerd. Het UWV geeft aan dat indien er bij een volgende analyse blijkt dat er wijzigingen zijn, dit niet met terugwerkende kracht invloed heeft op eerder genomen besluiten. Bij de functieduiding speelt het geen rol als uitvoering van een functie niet direct mogelijk is omdat een functie wegens coronamaatregelen niet beschikbaar is. Het UWV wijst er ook op dat uit artikel 6, tweede lid van de Wet WIA volgt dat bij de theoretische schatting buiten beschouwing wordt gelaten of de verzekerde de arbeid feitelijk kan verkrijgen. De rechtbank kan het UWV in deze uitleg volgen.
20. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 24 juni 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 67,58‬% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als winkelmedewerkster, zodat eiseres voor de overige 32,42% arbeidsongeschikt is. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres per
24 juni 2021 daarom terecht beëindigd.

De conclusie van de rechtbank

21. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 30 juni 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 30 juni 2022.
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld Centrale Raad van Beroep 23 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:220.