Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 mei 2024 in de zaak tussen
[eiseres] , uit Maaseik (België), eiseres
de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Beoordeling door de rechtbank
Uw AOW-opbouw: van 19 mei 1974 tot en met 12 juli 2016: verzekerd. Tot en met 12 juli 2016 heeft u 86% van het AOW-pensioen opgebouwd. Op 12 juli 2016 bent u verzekerd voor de AOW.”Hoewel verweerder met het besluit van 13 december 2022 de kwalificatie van het tijdvak 19 mei 1974 tot en met 12 juli 2016 als “verzekerd tijdvak” ongedaan heeft gemaakt, is materieel geen sprake van het met terugwerkende kracht herstellen van een gemaakte fout door verweerder ten nadele van eiseres. Volgens vaste rechtspraak staat een in een pensioenoverzicht vastgesteld aantal verzekerde jaren niet ook voor de toekomst vast. Nu het feitelijke rechtsgevolg pas intreedt op het moment waarop verweerder het besluit neemt over de toekenning van het AOW-pensioen, moet verweerder op dat moment opnieuw onderzoeken in welke jaren een persoon verzekerd was. Voor zover dit onderzoek ziet op jaren waarover in een pensioenoverzicht reeds een standpunt was ingenomen, moet wel deugdelijk en toereikend worden gemotiveerd waarom de eerdere vaststelling onjuist was (vergelijk de uitspraak van de Raad van 13 mei 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1590).
Eiseres beroept zich in het kader van haar betoog dat verweerder heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel op artikel 1, onder k en l van het Besluit gelijkstelling van wonen buiten het Rijk met wonen binnen het Rijk [5] . De rechtbank overweegt daarover dat dat betoog niet opgaat, alleen al niet omdat die artikelleden zien op een persoon die als lid van de bemanning aan boord van een schip woonde. Dat is niet van toepassing geweest op eiseres en evenmin op haar echtgenoot.