ECLI:NL:RBAMS:2024:2846

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 mei 2024
Publicatiedatum
21 mei 2024
Zaaknummer
1308230723
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

Op 16 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door een Roemeense rechter. De zaak werd behandeld in de Internationale Rechtsulpkamer van de rechtbank. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië en gedetineerd in Nederland, werd bijgestaan door zijn raadsman en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd.

De rechtbank heeft de inhoud van het EAB beoordeeld, waarin een vrijheidsstraf van één jaar werd opgelegd voor diefstal met geweld. De verdediging voerde aan dat de overlevering moest worden geweigerd op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de hem opgelegde straf. De officier van justitie betoogde echter dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de procedure die leidde tot de veroordeling.

Daarnaast werd de detentieomstandigheden in Roemenië besproken. De rechtbank erkende dat er zorgen waren over de detentieomstandigheden, maar concludeerde dat de garantie van de Roemeense autoriteiten voldoende was om aan te nemen dat de opgeëiste persoon geen reëel gevaar van onmenselijke behandeling zou lopen. De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de OLW en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. Uiteindelijk werd de overlevering toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.082307.23
Datum uitspraak: 16 mei 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 22 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 10 maart 2023 door een rechter van
the Adjud Law Court, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 2002,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 2 mei 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J.N. Vermeij, advocaat te Leiden en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
penal sentence no. 14/15.02.2023 of Adjud Law Court, remained final by lack of challenge on the date of28 februari 2023, met kenmerk 2439/173/2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf –
admission in an educationalcentre – voor de duur van één jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De gehele straf resteert. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat uit het EAB genoegzaam blijkt dat de opgelegde maatregel van
admission in an educational centreeen vrijheidsbenemend karakter heeft.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de overlevering dient te worden geweigerd. Op basis van hetgeen de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft medegedeeld kan niet worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon daadwerkelijk op de hoogte had kunnen zijn van de hem opgelegde straf.
De opgeëiste persoon was weliswaar aanwezig bij de inhoudelijk behandeling op 13 januari 2022, maar uit de stukken blijkt niet dat hij aanwezig was bij de uitspraak op 7 februari 2022. Uit de stukken blijkt ook niet dat die uitspraak aan de opgeëiste persoon is betekend, noch dat hoger beroep mogelijk is geweest.
Om bovengenoemde redenen wordt niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 12 OLW, en dient de overlevering geweigerd te worden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan. Uit het EAB blijkt dat er sprake is van een vonnis in eerste aanleg en daarna een omzettingsprocedure vanwege het niet nakomen van bijzondere voorwaarden. De procedure van het vonnis in eerste aanleg moet daarom getoetst worden aan artikel 12 OLW, omdat de omzettingsprocedure niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW valt. Uit de aanvullende informatie en het bijgevoegde proces-verbaal blijkt dat de opgeëiste persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
Oordeel van de rechtbank
Uit de aanvullende informatie in reactie op de vragen van 3 april 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij de procedure die tot het vonnis van
the Adjud Law Courtvan 7 februari 2022 heeft geleid. Daarom is de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW niet van toepassing op deze procedure. Dat de opgeëiste persoon niet bij de uitspraak aanwezig was, zoals de raadsman heeft gesteld, is hierbij niet relevant.
De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing van
the Adjud Law Courtvan 15 februari 2023 is de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen.
Deze beslissing tot tenuitvoerlegging is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [4] Dit betekent dat de rechtbank geen andere procedure aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de procedure waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd.

4.Strafbaarheid

Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken

5.Artikel 11, detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [5]
Op 15 maart 2024 is namens
the Ministry of Justice, National Administration of Penitentiairiesde volgende garantie verstrekt:
“Having in view of your official letter (…) with regard to the detention conditions of which it follows that the said[opgeëiste persoon](…) we notify you the following:
Having in view the domicile of the admitted person and the category from which he is a part, most likely he shall be admitted into Târgu Ocna Educational Centre, in view of the effecting of the quarantine and observation period, for a period of 21 days, in a room that shall provide him with a minimum space of 3 square meters.
(…)
Having in view the fact that the said person was sentenced to the educational measure of the admission into an educational centre for a period of 1 year, most probably he shall serve the educational measure in Târgu Ocna Educational Centre and one shall provide him with a minimum individual space of 3 square metres, without also comprising the space destined to the sanitary group.
(…)
The persons admitted in an educational Centre are accommodated in common, they may go unaccompanied inside the Centre, in spaces established by the Internal Order Regulations, and they may carry out activities of school instruction and professional formation, educational, cultural, moral-religious, psychological assistance and specific social assistance ones or they may perform work both inside and outside the Centre, without surveillance.
(…)
The admitted persons are comprised in specific activities of work, school instruction and professional formation, educational, moral-religious, psychological and social assistance, in relation to their needs of personal development.
(…)
The admitted persons may spend the majority of time in the common spaces existing at the level of the accommodation pavilions, as well as outside of the accommodation pavilions.
(…)
The right to medical assistance, treatment and care of the admitted persons is guaranteed
(…)
Having in view the perspective of the implementation of the measures comprised in ‘The Action Plan for the period 2020 – 2025, elaborated in view of the carrying out of the Guiding Decision Rezmives and others against Romania, as well as of the decisions pronounced in the group of court cases Bragadireanu against Romania’, as well as the manpower of detainees held in custody at present by National Administration of Penitentiaries, consequence of the penal policies adopted by the Romanian State, National Administration of Penitentiaries guarantees the providing of a minimum individual space of 3 square metres for the entire period of the serving of the freedom privative educational measure, including the bed and the appropriate furniture, without including also the space destined to the sanitary group.”
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden in Roemenië zorgwekkend zijn en de overlevering daarom geweigerd dient te worden. Zo wordt in de detentiegarantie genoemd dat de opgeëiste persoon over 3 vierkante meter persoonlijke leefruimte zal beschikken. Dit is onvoldoende acceptabele leefruimte. Er is weliswaar een detentiegarantie afgegeven, maar de Roemeense detentieomstandigheden blijven ontoereikend en onduidelijk.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan nu de detentiegarantie het algemene gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon wegneemt. Er dient uitgegaan te worden van de gegeven garantie en het naleven daarvan door de Roemeense autoriteiten.
Dergelijke detentiegaranties worden in meerdere landen gebruikt. Als het openbaar ministerie bericht krijgt dat een detentiegarantie niet wordt nageleefd, wordt contact gezocht met de autoriteiten in het desbetreffende land, en wordt verzocht om nakoming. Het openbaar ministerie heeft wat Roemenië betreft geen bericht ontvangen dat detentiegaranties niet worden nageleefd.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in de afgegeven garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 Overleveringswet.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Adjud Law Court, Roemenië, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. Snijders Blok-Nijensteen, voorzitter,
mrs. B. van Galen en R.A. Sipkens, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gabriëlse en L.E. Poel, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 16 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 22 december 2017, C-571/17 PPU, ECLI:EU:C:2017:1026.
5.Zie onder andere: rb Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629; rb Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463 en rb Amsterdam 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
6.Hof van Justitie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.