ECLI:NL:RBAMS:2024:2800

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 april 2024
Publicatiedatum
17 mei 2024
Zaaknummer
13.246922.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging doodslag door steekincident met vitale organen als doelwit

Op 9 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 september 2023 in Amsterdam een poging tot doodslag heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer, [benadeelde partij], tweemaal met een mes in de rug gestoken, waarbij vitale organen in gevaar zijn gebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een langdurig conflict tussen de verdachte en het slachtoffer, dat culmineerde in een gewelddadige confrontatie. De verdachte heeft tijdens de zitting een beroep gedaan op noodweer, maar de rechtbank heeft dit verwerpt, oordelend dat er op het moment van steken geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan poging tot doodslag en heeft een jeugddetentie van zes maanden opgelegd, waarvan een deel voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 160 uur en is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij van in totaal €4.560,64, bestaande uit materiële en immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.246922.23
Datum uitspraak: 9 april 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats in het buitenland] op [geboortedag] 2007,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 26 maart 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. de Bruijn en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. G. Jansen, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer naar voren is gebracht door de moeder van verdachte, mevrouw [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) en mevrouw [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA).
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen door de benadeelde partij [benadeelde partij] en zijn raadsvrouw mr. L.C. Hemmer naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [benadeelde partij] (met kracht) heeft vastgehouden en/of heeft vastgegrepen en/of (vervolgens) (met kracht) voornoemde [benadeelde partij] een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het
bovenlichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, aan [benadeelde partij] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere steekverwondingen (in het bovenlichaam), heeft toegebracht door voornoemde [benadeelde partij] (met kracht) vast te houden en/of vast te grijpen en/of (vervolgens) (met kracht) voornoemde [benadeelde partij] een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het bovenlichaam, te steken;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 september 2023 te Amsterdam, in elk geval Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [benadeelde partij] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, voornoemde [benadeelde partij] (met kracht) heeft vastgehouden en/of heeft vastgegrepen en/of (vervolgens) (met kracht) voornoemde [benadeelde partij] een of meerdere malen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in de rug, althans in het bovenlichaam, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de tenlastegelegde poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
De feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen in het dossier vast dat er al langere tijd sprake is van een conflict tussen aangever [benadeelde partij] en verdachte. Zij treffen elkaar op 23 september 2023 in het centrum van Amsterdam. Verdachte en zijn vriend [naam 3] , lopen een tijdje met aangever en zijn vrienden op tot aan het pleintje bij de Cornelis Vrij school.
Uit de (beschrijving van de) camerabeelden blijkt dat verdachte daar apart wordt genomen door aangever en een paar vrienden van aangever die steeds dicht om verdachte heen blijven staan. Er wordt geduwd en geslagen, waarbij verdachte een harde klap tegen zijn gezicht krijgt en er een stukje van zijn tand afbreekt. Kort daarop rent verdachte weg, op de voet gevolgd door aangever. Verdachte heeft een voorsprong op aangever maar stopt op enig moment met rennen. Hij verklaart daar zelf over dat zijn conditie niet goed genoeg was en dat hij op dat moment dacht dat hij niet meer weg kon komen. Uit de getuigenverklaringen van omstanders volgt dat aangever op dat moment op enige afstand staat en verdachte aan het filmen is met zijn telefoon. Hij daagt verdachte uit door te zeggen: ‘Kom dan hè?!’. Verdachte pakt vervolgens een mes, van ongeveer 30 centimeter, vanuit de achterzijde van zijn broek en houdt het mes even achter zijn rug. Hij zet een stap in de richting van aangever en zij grijpen elkaar vervolgens vast, als ware het een knuffelhouding, en verdachte steekt aangever tweemaal in zijn rug. Aangever wordt met spoed met een ambulance naar het AMC gebracht waar hij met een klaplong op de Intensive Care terecht komt.
Juridische kwalificatie
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe het handelen van verdachte in juridische zin moet worden geduid.
Door tweemaal met een fors mes, 30 centimeter, in de rug van aangever te steken, waar zich vitale organen bevinden, is de kans dat iemand dood gaat reëel, aanmerkelijk, te noemen. Verdachte heeft met zijn handelen de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever door het steken dood zou gaan.
De rechtbank acht daarmee de onder primair tenlastegelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 september 2023 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [benadeelde partij] opzettelijk van het leven te beroven, voornoemde [benadeelde partij] heeft vastgegrepen en vervolgens voornoemde [benadeelde partij] meerdere malen met een mes, in de rug, heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten en strafbaarheid van verdachte

Noodweer(exces)
De raadsvrouw heeft, conform haar aangehechte pleitnota, een beroep gedaan op noodweer dan wel noodweerexces. Het handelen van verdachte was geboden door de noodzakelijke verdediging tegen een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De vraag die nu aan de rechtbank voorligt is of verdachte uit zelfverdediging (noodweer) heeft gehandeld en of hij zo had mogen handelen volgens de wet.
In dat geval moet er op het moment van steken sprake zijn geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, een noodsituatie waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
De rechtbank gaat bij de beoordeling uit van de eerder in rubriek 4 genoemde, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
De rechtbank stelt voorop dat de aanloop naar het steekincident voor verdachte angstig moet zijn geweest. Verdachte is duidelijk met opzet door aangever en zijn vrienden apart genomen. Verdachte werd omsingeld, geïntimideerd en uitgedaagd door aangever en zijn vrienden. Er is een gevecht ontstaan waarbij verdachte een harde klap heeft gekregen. Verdachte is vervolgens uit deze beangstigende situatie weggerend.
Vlak voor het moment van steken stond aangever op enige afstand verdachte te filmen. Verdachte werd toen niet meer fysiek belaagd door aangever en zijn vrienden. Wel werd verdachte door het filmen en de woorden van aangever: ‘Kom dan he!’ uitgedaagd.
De rechtbank concludeert dat er op het moment van steken geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door aangever. Het is gelet op de feitelijke gang van zaken een keuze geweest van verdachte om in te gaan op de opjuttende woorden van aangever. In dit licht bezien was er geen sprake van verdediging maar sprake van een aanval van de zijde van verdachte. Een beroep op noodweer(exces) gaat dan ook niet op en het verweer wordt verworpen.
De feiten leveren een strafbaar feit op en verdachte is hiervoor strafbaar.
De rechtbank zal bij de strafmaat evenwel rekening houden met de aanloop naar het steekincident toe en het aandeel dat aangever daar ook zelf in heeft gehad.

8.Motivering van de straf

De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 160 uren, met aftrek van het voorarrest en met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad zijn geadviseerd.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de adviezen van de Raad en van JBRA over te nemen en een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen met als voorwaarden toezicht en begeleiding vanuit jeugdreclassering, voortzetting van de IFA coach en aanvullende gesprekken met een psycholoog van bijvoorbeeld de forensische afdeling van Levvel. De raadvrouw heeft daarbij ook verwezen naar de Pro Justitia rapportage waarin jeugddetentie door de psycholoog wordt afgeraden gezien het functioneren van verdachte in geslotenheid en de beschadigde effecten zoals verharding bij een detentie.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft het slachtoffer [benadeelde partij] twee maal in zijn rug gestoken en heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag. De ambulance treft het slachtoffer bleek en niet meer aanspreekbaar aan, terwijl vrienden een met bloed doordrenkte doek op zijn onderrug drukken. Hij wordt met sirenes afgevoerd naar het AMC waar hij met onder andere een klaplong op de Intensive Care terecht komt. De revalidatie is zowel fysiek als mentaal heel zwaar geweest en nog steeds kampt het slachtoffer met de gevolgen van de steekpartij.
Dit rekent de rechtbank verdachte aan. Anderzijds houdt de rechtbank ook rekening met de conflictueuze voorgeschiedenis tussen verdachte en het slachtoffer en de feitelijke aanloop naar het moment van steken toe. Verdachte moet veel angst en onrust hebben ervaren als gevolg van het conflict waar ook dreiging vanuit ging. Het slachtoffer heeft verdachte die avond benaderd en hem met versterking van vrienden apart genomen. Verdachte werd door het slachtoffer en zijn vrienden omsingeld en geïntimideerd en hij is ook door aangever geslagen. Verdachte heeft zich laten uitdagen door het slachtoffer en heeft daarmee onomkeerbare gevolgen voor het slachtoffer maar ook zeker voor zichzelf veroorzaakt. Het conflict dat gaande was en tot dit feit heeft geleid is tot op de dag van vandaag nog niet opgelost. De woede, het verdriet, de dreiging, de spanning, de spijt; het was allemaal voelbaar en zichtbaar op de terechtzitting. De rechtbank benadrukt nogmaals dat mediation kan helpen om dit nare incident een plek te geven en het leven voor beide jongens weer een positieve wending te geven.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 januari 2024 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als ‘first offender’.
De rechtbank heeft verder kennisgenomen van de volgende rapportages die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • het rapport en advies van de Raad van 21 maart 2024,
  • de rapportage van JBRA van 19 maart 2024;
  • NIFP Pro Justitia psychologisch onderzoek van 23 februari 2024, opgemaakt door dr. S.L. van Woerden (GZ-psycholoog, supervisor) en drs. A.G.J. Kooij (GZ-psycholoog, supervisant).
NIFP Pro Justitia
Bij verdachte is sprake van een ongespecificeerde disruptieve, impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis waarin emotieregulatieproblemen, problemen met de impulsbeheersing en middelengebruik centraal staan. Ook is sprake van een ongespecificeerde psychotrauma- of stressgerelateerde stoornis, ontstaan tijdens de bedreigingen en na het delict waarin herbeleving en vermijding centraal staan. Tevens is er sprake van leer- en
onderwijsproblemen mede voortkomend uit een beneden gemiddelde intelligentie.
Hiervan was ook sprake tijdens het tenlastegelegde en is van invloed geweest op zijn
gedragskeuzemogelijkheden.
Bij verdachte is sprake van gebrekkige coping waarbij hij de neiging heeft problemen alleen op te lossen en handvatten om zijn emoties te reguleren gering zijn. De angst, die is ontstaan in de periode van bedreigingen, heeft verdachte niet goed kunnen reguleren. Samen met zijn gebrekkige coping en beneden gemiddelde intelligentie maakte dit dat hij de situatie niet goed heeft kunnen inschatten en kunnen overzien en dit lijkt leidend te zijn geweest voor het bij zich dragen van een mes en het uiteindelijke steken van het slachtoffer. Verdachte heeft in het moment, waarin hij overweldigd werd door angst en zich in het nauw gedreven voelde geen opties kunnen afwegen en een onvermogen had geen ander gedrag te ontwikkelen en geen andere weg gezien dan impulsief zijn wapen te gebruiken en het slachtoffer neer te steken. Op basis van bovenbeschreven dynamiek wordt geadviseerd het ten laste gelegde feit hem in verminderde mate toe te rekenen.
Verdachte heeft in het moment, waarin hij overweldigd werd door angst en zich in het nauw gedreven voelde geen opties kunnen afwegen en geen andere weg gezien dan impulsief zijn wapen te gebruiken en het slachtoffer neer te steken. De klinische inschatting is dat er een matig korte termijnrisico wordt gezien ten aanzien van de kans op nieuw gewelddadig delict gedrag bij verdachte wanneer duidelijke kaders structuur en behandeling worden geboden.
Wanneer verdachte schuldig wordt bevonden dan wordt een deels voorwaardelijke straf geadviseerd, zoals een taak,- leer-, of werkstraf. Gezien het functioneren van verdachte in geslotenheid en de beschadigende effecten zoals verharding bij een detentie, wordt detentie niet geadviseerd.
Als bijzondere voorwaarden worden toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering geadviseerd alsmede voortzetting van de IFA coach en aanvullende gesprekken met een psycholoog bijvoorbeeld van de forensische afdeling van Levvel.
De Raad
Verdachte heeft na de verdenking een grote omslag gemaakt. Dit heeft ervoor gezorgd dat hij gebroken heeft met de vrienden waar hij in die tijd mee omging, gestopt is met het vele blowen, niet meer op plekken komt waar hij onveilig is en heeft besloten zich te focussen op zijn school en zijn toekomst. De grootste risico's zijn terug te vinden in de geestelijke gezondheid. De Raad kan zich vinden in het advies wat naar voren komt uit het NIFP onderzoek, namelijk: om de kans op recidive te reduceren en het gedrag en de ontwikkeling van verdachte zo gunstig mogelijk te beïnvloeden, is het van belang dat hij op verschillende leefgebieden passend wordt gekaderd en hij waar nodig ondersteuning en stimulans krijgt aangereikt. Gezien zijn beneden gemiddelde intelligentie dient gedragsmatig gewerkt te worden. Gedacht kan worden aan voortzetting IFA-coach, gesprekken met een psycholoog die gedragsmatig werkt en verdachte tevens helpt het delict te verwerken.
Geadviseerd wordt om systematisch te werken omdat de problematiek van verdachte verbonden is met zijn systeem.
Verdachte heeft een goed reflectie vermogen en een familie die hem steunt. Hij heeft tot nu toe goed meegewerkt met de begeleiding en hulpverlening. Hulpverleners benoemen dat hij zich meewerkend opstelt en zien een positieve ontwikkeling sinds hij geschorst is. Gezien de ernst van de verdenking die is gemaakt vindt de Raad het terecht dat hij hiervoor een consequentie ervaart en een straf opgelegd krijgt.
De Raad adviseert een (deels) voorwaardelijke taakstraf op te leggen, in de vorm van een werkstraf. Aangezien detentie verdachte verder zal beschadigen wordt geen onvoorwaardelijke jeugddetentie geadviseerd. Desgevraagd geeft de Raad aan dat een voorwaardelijke jeugddetentie wel een mogelijkheid zou kunnen zijn.
De Raad adviseert als bijzondere voorwaarden dat:
• verdachte naar school/stage zal gaan volgens rooster;
• verdachte zal blijven meewerken aan IFA-coach;
• verdachte zal meewerken aan het vinden en behouden van positieve vrijetijdsbesteding, bijvoorbeeld in een bijbaan en/of sport;
• verdachte zal meewerken aan aanvullende hulpverlening in de vorm van gesprekken met een psycholoog en/of systeemtherapie;
• verdachte geen contact zal opnemen of zich bevinden in de buurt van de aangever en zijn broer;
• verdachte zal meewerken aan alle hulpverlening die door JBRA nodig wordt geacht.
JBRA
JBRA onderschrijft het advies van de Raad. JBRA vindt dat verdachte een compliment verdient met de wijze waarop hij zich openstelt en staande houdt op deze spanningsvolle zittingsdag. JBRA heeft een goede samenwerking met verdachte en ziet dat het strakke schorsingskader en de ingezette hulpverlening hem goed doet. Verdachte voert gesprekken met IFA die hij als prettig ervaart. Na de zitting is het tijd om verder de diepte in te duiken. Hoe heeft het zover kunnen komen en welke invloed en consequenties heeft dit allemaal voor zijn leven.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank komt tot een strafoplegging en heeft daarbij de ernst van het feit als ook alle (persoonlijke) omstandigheden zoals hierboven uiteengezet meegewogen.
Gelet op de ernst van het feit en de impact op het leven van het slachtoffer is de modaliteit van jeugddetentie passend. De rechtbank is evenwel met de deskundigen van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelet op de persoon van verdachte niet passend is en rekent het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte toe, zoals is geadviseerd.
Ook heeft de rechtbank bij het bepalen (van de hoogte) van de straf rekening gehouden met het aandeel dat het slachtoffer zelf in de aanloop naar het steek incident heeft gehad.
De rechtbank ziet alles overwegende geen aanleiding af te wijken van de eis van de officier van justitie en zal deze eis volgen.

9.Beslag

Onttrekking aan het verkeer
Het inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK Mes
(Omschrijving: PL1300-2023216196-G6399408), dient onttrokken te worden aan het verkeer en is daarvoor vatbaar, aangezien dit voorwerp bij gelegenheid naar het onderzoek van het door de betrokkene begane feit werd aangetroffen en is bestemd tot het begaan van het bewezen geachte en dit voorwerp van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Verbeurdverklaring
Het in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten: 1 STK Wapen, Omschrijving: PL1300-2023216196-G6399407, Gonher, dat aan verdachte toebehoort, dient te worden verbeurd verklaard en is daarvoor vatbaar, aangezien dat voorwerp tot het begaan van een soortgelijk misdrijf is vervaardigd of bestemd.

10.De vorderingen van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 5.560,64 aan materiële schadevergoeding en €15.000,- aan immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
Het standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade tot een bedrag van € 560,64 (ziekenhuisopname en reiskosten) kan worden toegekend nu dit rechtstreekse kosten betreffen en deze kosten voldoende zijn onderbouwd.
De gevorderde toekomstige schade van € 5.000,- komt wat betreft de officier van justitie niet in aanmerking voor vergoeding aangezien deze kosten niet concreet en niet onderbouwd zijn.
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de immateriële schade op het standpunt gesteld dat deze met een kleine matiging tot een bedrag van € 12.500,- dient te worden toegewezen.
De officier van justitie vordert de bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige dient de benadeelde partij niet ontvankelijk te worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de vordering betwist.
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de ziekenhuisvergoeding en de reiskosten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De toekomstige schade komt wat de raadsvrouw betreft niet voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht rekening te houden met het aandeel dat de benadeelde partij zelf heeft gehad door de confrontatie met verdachte op te zoeken, hem uit te dagen en voor het blok te zetten. Voorts is de raadsvrouw van oordeel dat het bedrag niet is onderbouwd met verwijzing naar uitspraken in soortgelijke zaken. De raadsvrouw komt in haar zoektocht bij soortgelijke zaken [1] uit op een bedrag tussen de € 2.500,- en € 6.000,-.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot
materiële schadevergoedingzal worden toegewezen tot een bedrag van
€ 560,64, (vijfhonderdzestig euro en vierenzestig eurocent), ten behoeve van de ziekenhuisvergoeding en de reiskosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. De vordering zal voor wat betreft de toekomstige schade niet ontvankelijk worden verklaard nu deze kosten nog niet concreet zijn.
Tevens staat vast dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk en geestelijk letsel heeft opgelopen. Er is een ernstige inbreuk gepleegd op zijn persoonlijke levenssfeer en lichamelijk integriteit.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden, de rollen van beide partijen en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, acht de rechtbank een
immateriële schadevergoedingnaar billijkheid op het bedrag
€4.000,-(vierduizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, op dit moment toewijsbaar.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering verder onvoldoende is onderbouwd, nadere bespreking behoeft en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden.
De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
In het belang van [benadeelde partij] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36d, 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder feit 1primair bewezen verklaarde:
poging tot doodslag.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentievan
zes maanden.
Beveelt dat
deze strafnietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd
van 2 (twee) jarenvast.
Onder
de algemene voorwaardedat de veroordeelde:
 zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder
de bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
  • naar school/stage gaat volgens rooster,
  • meewerkt aan de begeleiding van de IFA-coach;
  • meewerkt aan de invulling van een positieve vrijetijdsbesteding in de vorm van een bijbaan en/of sport;
  • meewerkt aan aanvullende hulpverlening in de vorm van gesprekken met een psycholoog en/of systeemtherapie;
  • op geen enkele wijze contact (laat) opnemen of heeft met [benadeelde partij] , geboren [geboortedatum] , [naam 4] , geboren op [geboortedatum] , tenzij in het kader van mediation.
  • zal verder meewerken aan alle hulpverlening die door JBRA nodig wordt geacht.
Van rechtswegegelden tevens de voorwaarden de veroordeelde:
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • zijn medewerking zal verlenen aan het door JBRA te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Geeft opdracht aan
Jeugdbescherming Regio Amsterdamtot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf bestaande uiteen werkstrafvoor de duur van 160 (honderdzestig) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 80 dagen.
Verklaart verbeurd:
1. STK Wapen, Omschrijving: PL1300-2023216196-G6399407, Gonher
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Mes, Omschrijving: PL1300-2023216196-G6399408)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij]toe tot
€4.560,64 (vierduizend vijfhonderdenzestig euro en vierenzestig eurocent)te weten €560,64 aan materiële schade en €4.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 september 2023), tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan
[benadeelde partij]voornoemd het toegewezen bedrag te betalen.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve
van [benadeelde partij], aan de Staat
€4.560,64 (vierduizend vijfhonderdenzestig euro en vierenzestig eurocent)te weten €560,64 aan materiële schade en €4.000,- aan immateriële schade, te betalen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (23 september 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 0 (nul) dagen gijzeling.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.E. Has, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. A.E. van Montfrans en E.J. Verster, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. F. Nijland, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 9 april 2024.
De jongste rechter is buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.