ECLI:NL:RBAMS:2024:2651

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
10 mei 2024
Zaaknummer
13/336538-23 (einduitspraak)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Judiciaire de Marseille in Frankrijk. De zaak betreft de overlevering van een Nigeriaanse man, geboren in 1995, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen in 2024 voortgezet, waarbij de detentieomstandigheden in Frankrijk centraal stonden. De verdediging voerde aan dat de detentieomstandigheden in Frankrijk onmenselijk zouden zijn, en dat er geen garanties waren voor een minimale leefruimte van 3 m². De officier van justitie stelde echter dat de zorgen over de detentieomstandigheden waren weggenomen door aanvullende informatie van de Franse autoriteiten. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken al vastgesteld dat er in bepaalde Franse detentie-instellingen een algemeen gevaar bestaat voor onmenselijke behandeling. Na het ontvangen van aanvullende informatie over de specifieke detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon na overlevering zou worden geplaatst, concludeerde de rechtbank dat er geen algemeen gevaar meer bestond voor onmenselijke behandeling in deze instellingen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan, en deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/336538-23
Datum uitspraak: 8 mei 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 27 december 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 mei 2022 door
le procureur de la République prés le Tribunal
Judiciaire de Marseille(Frankrijk) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Nigeria) op [geboortedag] 1995,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De zitting van 8 februari 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 februari 2024, in
aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en
bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M. Steller, advocaat te Schiphol en door een tolk in de
Engelse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] De rechtbank heeft de gevangenhouding bevolen.
De tussenuitspraak van 22 februari 2024
De rechtbank heeft op 22 februari 2024 een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek is heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om middels de officier van justitie aan de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen te stellen over de detentieomstandigheden. Bij tussenuitspraak is de beslistermijn met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW en de gevangenhouding is ook met 30 dagen verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De zitting van 14 maart 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 14 maart 2024, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en
bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M. Steller, advocaat te Schiphol en door een tolk in de
Engelse taal.
De rechtbank heeft de zaak voor bepaalde tijd aangehouden, omdat er nog geen antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit is gekomen op de vragen die in de tussenuitspraak zijn gesteld.
De zitting van 27 maart 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 27 maart 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en
bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M. Steller, advocaat te Schiphol en door een tolk in de
Engelse taal.
De rechtbank heeft de zaak voor bepaalde tijd aangehouden, omdat er nog geen antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit is gekomen op de vragen die in de tussenuitspraak zijn gesteld.
De rechtbank heeft de beslistermijn met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
De zitting van 25 april 2024
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 25 april 2024, in aanwezigheid van mr. M. al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en
bijgestaan door zijn raadsman, mr. E.M. Steller, advocaat te Schiphol en door een tolk in de
Engelse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nigeriaanse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 22 februari 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 22 februari 2024. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten en artikel 12 OLW al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat met de aanvullende informatie van 19 april 2024 het algemene gevaar op een onmenselijke behandeling niet is weggenomen. Het aantal vierkante meters is theoretisch en niet is gegarandeerd dat een gedetineerde een minimale leefruimte van 3 m2 heeft. Dat de Franse autoriteiten bezig zijn met het uitbreiden van de gevangenissen is een bevestiging van het algemene gevaar vanwege overbevolking. Verder wordt de opgeëiste persoon eerst in de omgeving van Parijs geplaatst alvorens hij binnen Frankrijk wordt overgeplaatst. Dus wordt ook geen garantie gegeven waar de opgeëiste persoon gedetineerd wordt. Daarbij is er geen antwoord gegeven op de gestelde vragen. Daarom moet geen gevolg worden gegeven aan het EAB. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de zaak aan te houden om nogmaals te vragen naar een garantie over het aantal vierkante meters aan persoonlijke ruimte in de genoemde detentie-instellingen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met de aanvullende informatie van 19 april 2024 het gevaar is weggenomen dat de opgeëiste persoon in een detentie-instelling komt waar de rechtbank een algemeen gevaar voor heeft aangenomen. Subsidiair kan de zaak worden aangehouden om te vragen of de opgeëiste persoon minimaal 3 m2 aan persoonlijke levensruimte heeft in de cel.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken in andere zaken [3] geoordeeld dat er op dit moment ten aanzien van de detentie-instelling in Nîmes een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die daar zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). Ook heeft de rechtbank een algemeen gevaar aangenomen voor de detentie-instelling in Nanterre [4] en Bois- d’Arcy [5] . Gelet hierop heeft de rechtbank bij tussenuitspraak van 22 februari 2024 vragen gesteld. Onder meer is gevraagd in welke de detentie-instelling de opgeëiste persoon gedetineerd zal worden na overlevering.
Op 19 april 2024 heeft het Franse Ministerie van Justitie laten weten dat de opgeëiste persoon zal worden gedetineerd in
the Marseille les Baumettes Penitentiary Centreof
the Aix-Luynes Penitentiary Centre. Gelet op het arrest ML [6] hoeft de rechtbank alleen voor deze detentie-instellingen de detentieomstandigheden te onderzoeken. Voor deze detentie-instellingen heeft de rechtbank geen algemeen gevaar aangenomen. Ook is bij de rechtbank ambtshalve geen informatie bekend dat gedetineerden die een reeds opgelegde gevangenisstraf moeten uitzitten in deze detentie-instellingen gevaar lopen op een onmenselijk of vernederende behandeling. Ook de aanvullende informatie geeft daartoe geen aanleiding. Naar het oordeel van de rechtbank vormen de detentieomstandigheden in deze zaak dus geen beletsel voor overlevering.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er een garantie is gegeven als bedoeld in artikel 12 sub d OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
le procureur de la République prés le Tribunal Judiciaire de Marseille(Frankrijk) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.W.T. Klappe en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 8 mei 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onder andere ECLI:NL:RBAMS:2017:3763.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.