ECLI:NL:RBAMS:2024:2345

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 april 2024
Publicatiedatum
25 april 2024
Zaaknummer
AMS 22/5485
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluiten inzake openbaarmaking van informatie over kansspelbeleid

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 29 april 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de besluiten van de Raad van bestuur van de Kansspelautoriteit behandeld. Eiseres had op 21 april 2022 een verzoek ingediend om openbaarmaking van informatie over het kansspelbeleid op basis van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat, hoewel de afhandeling van het verzoek door verweerder lang heeft geduurd, er voldoende zorgvuldigheid is betracht in de zoekslagen naar relevante documenten. De rechtbank heeft het beroep van eiseres tegen de beslissing op bezwaar van 5 oktober 2022 niet-ontvankelijk verklaard, omdat verweerder deze beslissing had ingetrokken en vier nieuwe deelbesluiten had genomen. De rechtbank heeft de vier deelbesluiten van 22 augustus 2023, 21 november 2023, 28 november 2023 en 30 januari 2024 ongegrond verklaard. Eiseres had aangevoerd dat verweerder de behandeling van het Woo-verzoek had vertraagd en dat er te veel documenten waren gelakt. De rechtbank oordeelt dat verweerder voldoende zorgvuldig heeft gehandeld en dat de gelakte passages terecht zijn weggelakt. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar niet op een integrale proceskostenvergoeding, omdat er geen sprake was van professionele rechtsbijstand. De rechtbank benadrukt dat de lange duur van de afhandeling niet volledig aan verweerder te wijten is, gezien de omvang van het verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 22/5485

uitspraak van de meervoudige kamer van 29 april 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , te Uithoorn, eiseres

(gemachtigde: mr. C.J.M. Perraud en mr. M. Prins),
en

de Raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, verweerder

(gemachtigde: mr. R.G.J. Wildemors en mr. R.F.I. de Lange).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de besluiten op haar verzoek op grond van de Wet open overheid (Woo) om openbaarmaking van informatie over het kansspelbeleid.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigden van eiseres en de gemachtigden van verweerder deelgenomen.

Totstandkoming van de besluiten

2.1.
Op 11 januari 2024 heeft de rechtbank een tussenuitspraak [1] gedaan op het beroep van eiseres. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij wat zij al in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. [2] Voor een overzicht van het procesverloop voorafgaand aan de tussenuitspraak verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
2.2.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank een voorlopige voorziening getroffen. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder uiterlijk op 31 januari 2024 een vierde (en tevens laatste) deelbesluit moet nemen op het Woo-verzoek van eiseres, op straffe van een dwangsom van € 500,- voor elke dag waarmee verweerder die termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,-.
2.3.
Verweerder heeft op 31 januari 2024 het vierde deelbesluit genomen. Op
7 maart 2024 heeft eiseres beroepsgronden ingediend gericht tegen het vierde deelbesluit.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder op een juiste wijze heeft beslist op het
Woo-verzoek van eiseres. De rechtbank doet dit door de beroepsgronden van eiseres te bespreken tegen de vier deelbesluiten.
Beslissing op bezwaar van 5 oktober 2022
4.1.
Eiseres heeft op 21 april 2022 – kort samengevat – verzocht om openbaarmaking van informatie inzake het kansspelbeleid. Verweerder heeft dit verzoek met een besluit van 31 mei 2022 buiten behandeling gesteld. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met een beslissing op bezwaar van 5 oktober 2022 heeft verweerder het bezwaar gegrond verklaard, het verzoek van eiseres alsnog inhoudelijk behandeld en beslist dat geen documenten openbaar worden gemaakt. Tegen dit besluit heeft eiseres op 15 november 2022 beroep ingesteld.
4.2.
Op 24 maart 2023 heeft verweerder de beslissing op bezwaar van 5 oktober 2022 ingetrokken en laten weten uiterlijk op 31 mei 2023 een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Op 31 mei 2023 heeft verweerder laten weten niet in staat te zijn om uiterlijk op
deze datum een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Vervolgens heeft verweerder op
22 augustus 2023 bekendgemaakt dat het verzoek in deelbesluiten zal worden afgehandeld. Verweerder heeft het eerste deelbesluit op 22 augustus 2023, het tweede deelbesluit op
21 november 2023, het derde deelbesluit op 28 november 2023 en het vierde deelbesluit op 30 januari 2024 genomen.
4.3.
Omdat verweerder hangende het beroep de beslissing op bezwaar van 5 oktober 2022 heeft ingetrokken en in vier deelbesluiten opnieuw heeft beslist op het bezwaar van eiseres, wordt het beroep van eiseres geacht mede gericht te zijn tegen deze vier deelbesluiten. [3] De vier deelbesluiten komen in de plaats van de beslissing op bezwaar van
5 oktober 2022. Eiseres heeft daarom geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van de beslissing op bezwaar van 5 oktober 2022. De rechtbank zal daarom het beroep tegen dat besluit niet-ontvankelijk verklaren. De rechtbank zal later in de uitspraak terugkomen op de gevolgen hiervan.
Eerste deelbesluit
5.1.
Voorafgaande aan het eerste deelbesluit van 22 augustus 2022 heeft verweerder een zoekslag uitgevoerd in verschillende gegevensdragers. De gegevensdragers die verweerder in het eerste deelbesluit heeft betrokken zijn het fysieke archief, de zaaksmappen van de afdeling Juridische Zaken en de besluitenlijsten van de Raad van bestuur en het Management Team. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiseres bij verweerder een lijst aangeleverd met 114 zoektermen die betrekking hebben op de aangelegenheid en 6 zoektermen waar deze zoektermen mee zouden moeten worden gecombineerd. Een archiefmedewerker heeft gezocht in het fysieke archief en heeft daarbij de plaatsingslijst gefilterd op de door de eiseres aangeleverde zoektermen, waarna de zaakbehandelaar deze gefilterde lijst handmatig heeft doorzocht op dossiers waar zich mogelijk relevante documenten in bevinden. Uit deze zoekslag zijn in totaal 11 documenten gekomen die onder de reikwijdte van het verzoek vallen. In de zaaksmappen van de afdeling Juridische Zaken heeft een zaakbehandelaar handmatig de dossiers doorzocht op documenten die onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Daarbij zijn alleen documenten gevonden die al openbaar zijn gemaakt en documenten die processtukken zijn. Uit de zoekslag naar de vergunningen en de besluitenlijsten van de Raad van bestuur en het Management Team zijn twee documenten gekomen die onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Verweerder heeft de documenten die in deze zoekslag naar voren zijn gekomen openbaar gemaakt voor zover deze nog niet openbaar waren of processtukken betroffen. Verweerder heeft openbaarmaking van delen van deze documenten achterwege gelaten voor zover het persoonsnamen en handtekeningen betrof van personen die niet uit hoofde van functie in de openbaarheid treden. In dat geval heeft verweerder het belang van eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer zwaarder laten wegen dan het belang van openbaarmaking. Daarnaast heeft verweerder openbaarmaking van de naam van een website, genoemd in één van de documenten, achterwege gelaten.
5.2.
Op de zitting heeft eiseres aangegeven dat de rechtbank wat haar betreft alleen nog moet beoordelen of, wat betreft de zoekslag in de zaaksmappen van de afdeling Juridische Zaken, daadwerkelijk sprake is van louter processtukken. Uit de bijlage bij artikel 8.8 van de Woo volgt namelijk dat verweerder geen documenten hoeft openbaar te maken die bij verweerder berusten en die opgesteld zijn als processtuk. Echter, stukken die al bestaan en die zijn ingebracht in een procedure, ook wel producties genoemd, vallen niet onder de bijlage van artikel 8.8 van de Woo. Eiseres vermoedt dat er ook producties zijn ingediend in de procedures en voert aan dat verweerder deze openbaar moet maken. Eiseres heeft haar overige beroepsgronden gericht tegen het eerste deelbesluit op de zitting ingetrokken.
5.3.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank beoordelen of bij de documenten die zijn aangetroffen in de zaaksmappen van de afdeling Juridische Zaken sprake is van louter processtukken.
5.4.
Gemachtigde Wildemors heeft op de zitting toegelicht dat hij betrokken is geweest bij bijna alle juridische procedures die tegen verweerder zijn gevoerd. Volgens hem worden er bij deze procedures geen producties ingebracht. Wildemors heeft de procedures nagelopen en heeft alleen beroepschriften en verweerschriften aangetroffen. Gelet op het onderwerp van het geschil in die procedures vindt Wildemors het ook niet aannemelijk dat in die procedures producties zijn ingebracht.
5.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat wanneer een bestuursorgaan stelt dat na onderzoek is gebleken dat een bepaald document niet of niet meer onder hem berust en deze mededeling niet ongeloofwaardig voorkomt, het in beginsel aan degene die om informatie verzoekt is om aannemelijk te maken dat dat document toch onder het bestuursorgaan berust. [4] Bij de beoordeling of een stelling van een bestuursorgaan de rechtbank niet ongeloofwaardig voorkomt, zal worden betrokken op welke wijze het onderzoek is verricht. Het bestuursorgaan moet inzichtelijk maken dat voldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan. Hierbij hoort ook dat het bestuursorgaan moet onderzoeken of de gevraagde documenten (hebben) bestaan en bij hem hadden behoren te berusten.
5.6.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de toelichting in het eerste deelbesluit en met de aanvullende toelichting op de zitting inzichtelijk heeft gemaakt dat voldoende zorgvuldig onderzoek is gedaan. Eiseres heeft op de zitting wel aangevoerd dat zij vermoedt dat er producties bij de stukken zouden kunnen zitten, maar heeft dit standpunt niet onderbouwd en niet aannemelijk gemaakt. De rechtbank ziet, ook in de stukken, geen enkele aanwijzing dat van achtergehouden producties sprake is. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
Tweede deelbesluit
6.1.
Met het tweede deelbesluit van 21 november 2023 heeft verweerder een zoekslag uitgevoerd in Synergy, het Document Management Systeem van de Kansspelautoriteit. Door middel van een geautomatiseerde zoekslag heeft verweerder de database van Synergy doorzocht op alle combinaties van de combinatie van de in 5.1 genoemde zoektermen in zowel de bestandsnaam als de inhoud van de documenten. Uit deze zoekslag is een lijst met 2828 resultaten gekomen. De behandelend medewerker heeft deze lijst handmatig gecontroleerd op relevante resultaten. Daaruit zijn 44 documenten naar voren gekomen die onder de reikwijdte van het verzoek vallen. Verweerder heeft deze documenten openbaar gemaakt voor zover deze nog niet openbaar waren.
6.2.
Op de zitting hebben de gemachtigden van verweerder een aanvullende toelichting gegeven over hoe de zoekslag is uitgevoerd. Naar aanleiding van deze toelichting heeft eiseres haar beroepsgronden gericht tegen het tweede deelbesluit ingetrokken.
Derde deelbesluit
7.1.
Met het derde deelbesluit van 28 november 2023 heeft verweerder een zoekslag uitgevoerd in de Outlook mailboxen van medewerkers over de periode 2007 tot en met 2011. Verweerder heeft voor deze zoekslag een inventarisatie gemaakt van medewerkers van wie de Outlook mailboxen mogelijk e-mails bevatten die binnen de reikwijdte van het verzoek vallen. Daarbij gaat het om medewerkers die bij de Kansspelautoriteit werkzaam zijn geweest in de periode waarover het verzoek gaat, en die zich mogelijk gedurende hun werkzaamheden hebben kunnen uitlaten over onderwerpen binnen de reikwijdte van het verzoek. In de mailboxen heeft verweerder met een speciale Excel-sheet automatisch gezocht op e-mails die de door eiseres aangeleverde zoektermen bevatten in ofwel de inhoud of het onderwerp. Verweerder heeft drie e-mails met bijlagen gevonden. De bijlagen bij die e-mails zijn al openbaar. De e-mails bevatten persoonsnamen en handtekeningen. Voor zover het personen betreft die niet uit hoofde van hun functie in de openbaarheid treden, heeft verweerder het belang van eerbiediging van hun persoonlijke levenssfeer zwaarder laten wegen dan het belang van openbaarmaking en hun persoonsgegevens niet openbaar gemaakt.
7.2.
Eiseres voert aan dat onduidelijk is van welke medewerkers de mailbox is onderzocht en heeft een aantal namen genoemd van medewerkers waarvan de mailboxen volgens haar doorzocht moeten worden. Omdat volgens eiseres niet duidelijk is op welke wijze de selectie van medewerkers is gemaakt en ook niet of in mailboxen van
oud-medewerkers is gezocht, stelt eiseres zich op het standpunt dat de selectie te beperkt is geweest.
7.3.
Op de zitting heeft Wildemors toegelicht dat alleen de mailboxen van de medewerkers kunnen worden gecontroleerd die bij verweerder werkzaam waren in de periode waarover het verzoek gaat en die nog steeds bij verweerder werkzaam zijn. Mailboxen van medewerkers die niet meer werkzaam zijn bij verweerder kunnen niet worden gecontroleerd, omdat deze mailboxen na enige tijd zijn gewist. Ook berichten in mailboxen van medewerkers die nog wel werkzaam zijn bij de Kansspelautoriteit worden na enige tijd gewist, vanwege de capaciteit van de mailbox. Wildemors heeft toegelicht dat belangrijke e-mails, die bewaard moeten blijven, worden opgeslagen in Synergy. Op de zitting heeft Wildemors vervolgens over iedere medewerker die eiseres in haar beroepsgronden heeft genoemd aangegeven of de mailbox van die medewerker is doorzocht, en zo nee, waarom die mailbox niet is doorzocht.
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat uit de toelichting van Wildemors op de zitting is gebleken dat verweerder de mailboxen van de medewerkers die eiseres heeft genoemd voor zover dat mogelijk was voldoende zorgvuldig heeft onderzocht. Uit de toelichting van verweerder blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat de zoekslag naar de mailboxen ook verder voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Eiseres heeft geen aanwijzing aangereikt die maakt dat de rechtbank twijfelt aan de grondigheid van de selectie en de zoekslag die is gemaakt door verweerder. Voor zover eiseres aanvoert dat de zoekslag onvolledig is geweest omdat er maar weinig naar boven is gekomen, volgt de rechtbank haar niet. Eiseres heeft dit standpunt niet verder onderbouwd. De rechtbank vindt bovendien dat verweerder een logische verklaring heeft gegeven waarom er maar weinig uit de mailboxen naar voren is gekomen. Wildemors heeft toegelicht dat hij degene is die binnen de Kansspelautoriteit voornamelijk bezig is met het voeren van procedures. Als Wildemors zijn collega’s over het onderwerp van het verzoek van eiseres adviseert, doet hij dat niet via e-mail, maar via aanpassingen en opmerkingen in het document. De rechtbank acht deze werkwijze logisch en de gegeven uitleg navolgbaar. De beroepsgrond slaagt niet.
Vierde deelbesluit
8.1.
Met het vierde deelbesluit van 30 januari 2024 heeft verweerder een zoekslag uitgevoerd in de fileserver. Verweerder heeft een geautomatiseerde zoekslag verricht met de door eiseres aangevoerde zoektermen, waaruit 27.000 resultaten kwamen. Verweerder heeft daaruit bestanden gefilterd, door alle bestanden te verwijderen die het laatst bewerkt zijn vóór de periode waarop het verzoek betrekking heeft en alle bestanden waarvan de aanmaakdatum na die periode is. Daarna heeft verweerder gefilterd op woorden waar vanwege de aanwezigheid daarvan in de bestandsnaam of mapnaam op voorhand kan worden geconcludeerd dat het document niet onder reikwijdte verzoek valt (woorden als format, werkinstructie, handleiding). Er bleven omstreeks 4000 zoekresultaten over, die verweerder vervolgens handmatig heeft beoordeeld op hun relevantie. Uiteindelijk zijn er
46 documenten overgebleven die onder de reikwijdte vallen. Verweerder heeft deze documenten, voor zover deze nog niet openbaar zijn, deels openbaar gemaakt.
8.2.
Op de zitting hebben de gemachtigden van verweerder een aanvullende toelichting gegeven over hoe de zoekslag is uitgevoerd. Eiseres heeft aangegeven deze toelichting te kunnen volgen. Eiseres heeft vervolgens de beroepsgrond dat het onduidelijk is hoe verweerder de zoekslag heeft uitgevoerd ingetrokken.
8.3.
Eiseres handhaaft de beroepsgrond dat verweerder in de documenten die wel openbaar zijn gemaakt te veel heeft gelakt. Eiseres vindt dat verweerder van te veel onderdelen heeft gemeend dat deze buiten de reikwijdte van het Woo-verzoek vallen. Eiseres voert daartoe aan dat verweerder het openbaargemaakte document F06 naar aanleiding van een ander Woo-verzoek eerder al openbaar heeft gemaakt. Uit deze eerdere versie van document F06 blijkt dat verweerder allerlei passages die vallen onder de reikwijdte van het Woo-verzoek van eiseres ten onrechte heeft gelakt. Volgens eiseres is de omstandigheid dat verweerder in document F06 ten onrechte te veel heeft gelakt aanleiding om te veronderstellen dat verweerder ook in de andere documenten te veel heeft gelakt. Eiseres verzoekt de rechtbank om in de andere documenten te controleren of verweerder de weigeringsgronden juist heeft toegepast of dat verweerder inderdaad, zoals eiseres vermoedt, ten onrechte te veel heeft gelakt.
8.4.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de documenten en heeft gecontroleerd of verweerder de weigeringsgronden juist heeft toegepast. Bij deze beoordeling heeft de rechtbank als uitgangspunt genomen dat eiseres documenten wenst te verkrijgen die inzicht bieden in de geschiktheid van de Wet op de kansspelen om online gokken te bestrijden, in het licht van het Europese recht. Op de zitting heeft eiseres dat namelijk geantwoord op de vraag van de rechtbank naar wat voor documenten zij op zoek is. Gelet op dat uitgangspunt is de rechtbank tot de conclusie gekomen dat verweerder de passages in de documenten terecht heeft gelakt. De rechtbank heeft in de documenten namelijk gezien dat het niet gaat om documenten die inzicht bieden in de geschiktheid van de Wet op de kansspelen om online gokken te bestrijden, in het licht van het Europese recht. De beroepsgrond slaagt niet.
Vertraagde behandeling van het Woo-verzoek
9.1.
Eiseres voert aan dat verweerder de behandeling van het Woo-verzoek bewust heeft vertraagd en dat verweerder hiervoor een drieledige strategie heeft gehanteerd. Verweerder heeft zich namelijk eerst op het standpunt gesteld dat sprake was van misbruik, terwijl verweerder wist dat dit standpunt niet houdbaar zou zijn. Verweerder heeft daarna een onvolledige zoekslag gedaan op basis van een fractie van de opgegeven zoektermen. En ten slotte heeft verweerder de behandeling van het verzoek vertraagd door zich op het standpunt te stellen dat sprake was van een personeelsgebrek en niet doorzoekbare systemen. Volgens eiseres schendt de bewuste vertraging de principes van transparantie en openbaarheid die ten grondslag liggen aan de Woo en het recht van eiseres op een tijdige en eerlijke behandeling van haar verzoek en bezwaarschrift. Eiseres voert verder aan dat verweerder eenzijdig heeft beslist om te werken met deelbesluiten.
9.2.
De rechtbank stelt voorop dat eiseres niet heeft duidelijk gemaakt welke consequenties de rechtbank zou moeten verbinden aan de trage besluitvorming. Bij overschrijding van de beslistermijnen van de Woo heeft een verzoeker de mogelijkheid om beroep bij de rechtbank beroep in te stellen tegen het niet tijdig nemen van een besluit. Als van die beroepsmogelijkheid geen gebruik wordt gemaakt en traagheid in de besluitvorming wordt opgeworpen in een procedure als deze, heeft de bestuursrechter geen ruimte om aan overwegingen daarover een consequentie te verbinden. De wetgever heeft het bestuursorgaan met artikel 4.2a van de Woo wel een verplichting opgelegd maar aan handelen in strijd met die verplichting geen sanctie verbonden. De rechtbank ziet wel aanleiding een overweging te wijden aan wat eiseres naar voren heeft gebracht.
9.3
De rechtbank onderkent dat verweerder lang heeft gedaan over de afhandeling van het Woo-verzoek en de rechtbank begrijpt de frustratie van eiseres hierover. De rechtbank vindt echter niet dat verweerder zodanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat de lange duur van de afhandeling van het Woo-verzoek volledig verweerder te verwijten is. De rechtbank overweegt daartoe dat eiseres een zeer omvangrijk Woo-verzoek heeft ingediend waarvan op voorhand vaststaat dat dat verweerder veel tijd kost om te behandelen. Eiseres heeft verweerder na gevraagde specificatie een lijst aangereikt met zoektermen, maar deze zoektermen waren van algemene aard, waardoor de lijst voor verweerder minder behulpzaam was. De rechtbank begrijpt en ziet ook in andere zaken dat de behandeling van omvangrijke Woo-verzoeken een zware last is voor bestuursorganen en leidt tot een grote tijdsinvestering. Hoewel verweerder dus lang heeft gedaan over de afhandeling van het Woo-verzoek, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank uiteindelijk een voldoende zorgvuldige en uitgebreide zoekslag uitgevoerd naar de systemen. Ook wat betreft het standpunt van eiseres dat verweerder eenzijdig heeft beslist om het Woo-verzoek af te handelen in deelbesluiten, geldt dat verweerder hiertoe niet eenzijdig had kunnen beslissen maar hierover in overleg had moeten treden met eiseres. Het is aan verweerder om bij de behandeling van toekomstige Woo-verzoeken met de verplichting van artikel 4.2a van de Woo rekening te houden.

Conclusie en gevolgen

10.1.
Het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 5 oktober 2022 is niet-ontvankelijk.
10.2.
Het beroep tegen de vier deelbesluiten van 22 augustus 2023, 21 november 2023,
28 november 2023 en 30 januari 2024 is ongegrond.
10.3.
Verweerder moet aan eiseres wel het griffierecht vergoeden, omdat verweerder de beslissing op bezwaar van 5 oktober 2022 heeft herzien en vier nieuwe deelbesluiten heeft genomen.
10.4.
Eiseres verzoekt om een integrale proceskostenvergoeding, gelet op wat is weergegeven in 9.1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres niet in aanmerking komt voor een proceskostenvergoeding, omdat eiseres ten tijde van het verzoek en de behandeling van het bezwaar als advocaat in dienst was bij [advocatenkantoor] . Na haar vertrek bij [advocatenkantoor] hebben advocaten van dat kantoor, [namen] , de procedure als gemachtigden van eiseres voortgezet. Als de verzoeken worden gedaan ten behoeve van cliënten van [advocatenkantoor] die worden verdacht van overtreding van de Wet op de kansspelen, dan geldt toch dat de verzoeken niet namens of door die cliënten gedaan, maar door eiseres op eigen naam, toen zij nog werkzaam was bij [advocatenkantoor] . Volgens verweerder is daarom geen sprake van professionele rechtsbijstand. Verweerder verwijst naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 oktober 2018. [5]
10.5.
Eiseres voert aan dat de door verweerder genoemde uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland achterhaald is en verwijst naar een uitspraak van de Hoge Raad van
5 november 2021. [6] Daaruit volgt volgens eiseres dat proceskosten die door een derde voor zijn of haar rekening zijn genomen ook voor vergoeding in aanmerking komen. Eiseres betaalt niets aan haar gemachtigden en de gemachtigden betalen niets aan eiseres. De gemachtigden van eiseres voeren deze procedures voor de cliënten die het kantoor bijstaat bij een verdenking van overtreding van de Wet op de kansspelen. Die cliënten betalen de proceskosten voor het voeren van deze Woo-procedure, aldus eiseres.
10.6.
De rechtbank stelt voorop dat voor een integrale proceskostenvergoeding geen grond is. Voor een toekenning van een proceskostenvergoeding in afwijking van de forfaitaire bedragen van het Besluit proceskosten bestuursrecht [7] is alleen in uitzonderlijke gevallen aanleiding, bijvoorbeeld als het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking of uitspraak geeft respectievelijk doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden. Daarvan is in het geval van eiseres geen sprake.
10.7.
Ook aan een forfaitaire vergoeding komt de rechtbank niet toe. De situatie van deze zaak is naar het oordeel van de rechtbank niet vergelijkbaar met de situatie van de uitspraak van de Hoge Raad van 5 november 2021. Daartoe overweegt de rechtbank allereerst dat in deze zaak niet is gebleken dat de cliënten van [advocatenkantoor] een garantstelling hebben afgegeven zoals de verzekeringsmaatschappij in de door de Hoge Raad besliste zaak. Verder verschilt de situatie, omdat eiseres deze procedure op eigen titel en dus zonder een wederpartij te noemen namens wie zij handelt is aangegaan. Er was bij aanvang van de beroepsprocedure daarom geen sprake van professionele rechtsbijstand. Het enkele vertrek van eiseres naar een ander advocatenkantoor en voortzetting van de procedure met bijstand van advocaten van [advocatenkantoor] doet dan naar het oordeel van de rechtbank niet een situatie ontstaan waarin de werkzaamheden van die advocaten zijn aan te merken als voor vergoeding in aanmerking komende activiteiten van professionele rechtsbijstandverleners die voor een derde werkzaam zijn. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de gestelde proceskosten van eiseres.

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep tegen de beslissing op bezwaar van 5 oktober 2022
  • verklaart het beroep tegen de vier deelbesluiten van 22 augustus 2023, 21 november 2023, 28 november 2023 en 30 januari 2024 ongegrond;
  • bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, voorzitter, mr. T.L. Fernig-Rocour en
mr. M.C. Werner, leden, in aanwezigheid van
mr. I.G.A. Karregat, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 april 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 11 januari 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:116.
2.Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen; zie de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
3.Op grond van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 4 augustus 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1743.
5.Zie de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 4 oktober 2018, ECLI:NL:RBMNE:2018:4880, r.o.v. 27-29.
6.Zie het arrest van de Hoge Raad van 5 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1653.
7.Op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht.