ECLI:NL:HR:2021:1653
Hoge Raad
- Cassatie
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingaanslagen en proceskostenvergoeding na schadevergoeding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 november 2021 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door belanghebbende, vertegenwoordigd door R.H.J. Wildenburg, tegen de Staatssecretaris van Financiën. De zaak betreft de belastingaanslagen in de inkomstenbelasting en de inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet voor het jaar 2013, die aan belanghebbende waren opgelegd. Deze aanslagen waren het gevolg van voorschotbetalingen die belanghebbende had ontvangen van een verzekeringsmaatschappij na een ongeval in augustus 2012. De verzekeringsmaatschappij had de aansprakelijkheid erkend en een belastinggarantie verstrekt met betrekking tot de belastbaarheid van de schadevergoeding.
Het Gerechtshof 's-Hertogenbosch had het hoger beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de aanslagen verminderd, maar geen vergoeding van de proceskosten en het griffierecht toegewezen, omdat de kosten volgens het Hof voor rekening van de verzekeringsmaatschappij zouden komen. Belanghebbende ging in cassatie tegen dit oordeel van het Hof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof een onjuiste rechtsopvatting had gehanteerd door te stellen dat de kosten niet voor vergoeding in aanmerking kwamen omdat een derde (de verzekeringsmaatschappij) zich garant had gesteld voor deze kosten. De Hoge Raad oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand wel degelijk voor vergoeding in aanmerking komen, ongeacht of een derde deze kosten zou betalen.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd voor zover deze betrekking had op de proceskosten en het griffierecht. De Staatssecretaris van Financiën werd veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht dat belanghebbende had betaald voor zowel de cassatieprocedure als het hoger beroep, en ook de kosten van rechtsbijstand werden toegewezen. Dit arrest benadrukt het belang van de vergoeding van proceskosten in situaties waarin een derde zich garant heeft gesteld voor deze kosten, en bevestigt dat de belanghebbende recht heeft op vergoeding van gemaakte kosten, ongeacht de afspraken met derden.