ECLI:NL:RBAMS:2024:2166

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2024
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
C/13/743974 / HA RK 23-408
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor in een geschil over influencer diensten en betaling door Coca-Cola Services

Op 18 april 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenbeschikking gegeven in een civiele zaak waarin [verzoeker] B.V. een voorlopig getuigenverhoor verzocht tegen Coca-Cola Services N.V. en Chase, The Brand Activation People B.V. [verzoeker] stelt dat zij recht heeft op betaling van € 2.000.000 (excl. btw) voor influencer diensten die zijn verricht ter promotie van het merk Coca-Cola. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft, ondanks de internationale aspecten van de zaak, omdat Chase als ankergedaagde fungeert. De rechtbank oordeelt dat het verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor voldoet aan de eisen van de wet, omdat er een reëel scenario bestaat dat [verzoeker] een vordering heeft die om bewijsvergaring vraagt. De rechtbank wijst het verzoek toe en bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in Amsterdam. Coca-Cola Services wordt veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker].

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer / rekestnummer: C/13/743974 / HA RK 23-408
Beschikking van 18 april 2024
in de zaak van
de naamloze vennootschap,
[verzoeker] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
verzoekende partij (hierna:
[verzoeker]),
advocaat: jhr. mr. A.N. Stoop te Amsterdam,
tegen
de vennootschap naar Belgisch recht,
1.
COCA COLA SERVICES N.V.,
gevestigd te Brussel (België),
advocaat: mr. A. Haan te Amsterdam,
verwerende partij (hierna:
Coca-Cola Services),
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid,
2.
CHASE, THE BRAND ACTIVATION PEOPLE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. E.H.M. Bieleveld te Amsterdam,
belanghebbende (hierna:
Chase).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, binnengekomen op 20 december 2023, met bijlagen 1 tot en met 35,
- de tussenbeschikking van 4 januari 2024 waarin een mondelinge behandeling is bepaald,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en de daarin genoemde stukken.

2.De feiten

2.1.
[naam 1] en [naam 2] (hierna:
[naam 1]en
[naam 2]) houden ieder (indirect) 50% van de aandelen en zijn (indirect) bestuurders van [verzoeker] .
2.2.
[naam 1] en [naam 2] hebben in 2019 als influencers hun sociale media ingezet voor de promotie van het merk Coca-Cola en aanverwante merken.
2.3.
Op 4 januari 2019 heeft Robasco B.V. (hierna:
Robasco), de persoonlijke holding vennootschap van [naam 2] , een overeenkomst gesloten met Universal Media B.V. (hierna:
UM). In de overeenkomst is een vergoeding van € 25.000 opgenomen voor influencediensten van [naam 2] voor onder andere het merk Coca-Cola.
2.4.
In 2019 heeft [naam 3] (hierna:
[naam 3]) namens Coca-Cola Nederland B.V. (hierna:
Coca-Cola Nederland) een overeenkomst gesloten met [naam 1] en [naam 2] op basis waarvan zij over de periode 1 mei 2019 tot en met 30 juni 2020 influencediensten voor onder andere het merk Coca-Cola zouden verrichten tegen een vergoeding van in totaal € 1.250.000 (excl. btw). [naam 3] was werkzaam bij Coca-Cola Nederland als
Senior Media Connections Manager. In deze overeenkomst staat dat de uitbetaling aan [naam 1] en [naam 2] zal verlopen via Chase, een bedrijf dat bemiddelt tussen influencers en bedrijven.
2.5.
[naam 1] en [naam 2] hebben de overeengekomen influencediensten ter promotie van Coca-Cola verricht en Chase heeft in totaal € 900.000 (excl. btw) aan [verzoeker] betaald. Een deel van de initieel overeengekomen vergoeding bleef achterwege vanwege de invloed van de coronapandemie op de afspraken.
2.6.
In 2022 had [naam 3] , op dat moment
Consumer & Shopper Connections Marketing Manager Europe,mondeling en per whatsapp contact met [naam 1] en [naam 2] over influencediensten voor het merk Coca-Cola in 2023. Deze diensten zagen op het gebruik van sociale media en op promotieactiviteiten op vijf evenementen waarvan uiteindelijk alleen het Belgische festival Tomorrowland in de zomer van 2023 is doorgegaan. Over deze diensten zijn geen afspraken neergelegd in een ondertekende overeenkomst. Op enig moment is wel een concept-Master Service Agreement (hierna: de
concept-MSA) opgesteld met als partijen [verzoeker] en Coca-Cola Services, maar deze is niet ondertekend.
2.7.
[naam 1] , [naam 2] en [naam 3] zijn op Tomorrowland geweest en hebben zich daar ingezet voor de promotie van het merk Coca-Cola.
2.8.
[verzoeker] heeft de volgende facturen verstuurd aan [naam 3] met Coca-Cola Services als debiteur:
  • € 1.400.000 (excl. btw) op 28 februari 2023 met factuurnummer [fact.nr. 1] en beschrijving ‘Coke influencer Activation AHM’;
  • € 1.200.000 (excl. btw) op 22 mei 2023 met factuurnummer [fact.nr. 2] en beschrijving ‘Coke Meals Activation 2023’.
2.9.
Op 30 augustus 2023 ontving [naam 3] een e-mail van een collega binnen de Coca-Cola-organisatie waarin onder meer staat:

Following up on our conversation this morning, and based on the status you shared with us where we seem to still have significant uncertainty on the source and nature of the expenses and with the agency failing to provide the complete breakdown to support the invoice they are issuing to us, I have decided to block the invoice for payment until we get all the clarification needed and we feel comfortable to move forward.’
2.10.
Tot in september 2023 werd tussen [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] per whatsapp herhaaldelijk gesproken over de voldoening van de facturen. Op enig moment zijn de facturen op naam van Gamechangers B.V. (hierna:
Gamechangers) gezet, met Chase als debiteur. [verzoeker] is voor 50% aandeelhouder van Gamechangers.
2.11.
[naam 1] en [naam 2] hebben op 19 september 2023 per whatsapp de volgende facturen aan [naam 3] toegestuurd op naam van Gamechangers met Chase als debiteur:
  • € 600.000 (excl. btw) op 19 september 2023 met factuurnummer [fact.nr. 3] en beschrijving ‘Coca-Cola Activations 2023’;
  • € 600.000 (excl. btw) op 19 september 2023 met factuurnummer [fact.nr. 4] en beschrijving ‘Coca-Cola Activations 2023’.
2.12.
[naam 3] heeft de facturen van 19 september 2023 ingediend bij Chase. Vervolgens heeft Chase in drie tranches, te weten op 6 oktober 2023, 10 oktober 2023 en 11 oktober 2023, in totaal € 726.000 (incl. btw en € 600.000 excl. btw) aan Gamechangers betaald.
2.13.
Op 20 en 24 oktober 2023 heeft [naam 4] ,
Director COBC Investigationsbij Coca-Cola Services, per e-mail vragen gesteld aan [naam 2] over de facturen, de onderliggende afspraken, een specificatie van verrichte diensten en de rol van Gamechangers.
2.14.
[naam 2] heeft per e-mail van 3 november 2023 de vragen van [naam 4] beantwoord en onder meer aangegeven dat afspraken zijn gemaakt met [naam 3] en dat [verzoeker] nog recht heeft op betaling van € 2.000.000 (excl. btw).
2.15.
Intern onderzoek bij de Coca-Cola-organisatie heeft geleid tot het ontslag op staande voet van [naam 3] door Coca-Cola Nederland.
2.16.
Chase heeft bij brief van 28 november 2023 Gamechangers, [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] gesommeerd tot terugbetaling van € 726.000 onder aanzegging van civielrechtelijke en strafrechtelijke acties indien terugbetaling uitblijft.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor te bevelen als bedoeld in artikel 186 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Het doel van het getuigenverhoor is (i) te bewijzen dat [verzoeker] nog recht heeft op betaling van € 2.000.000 (excl. btw) door Coca-Cola Services en (ii) te voorkomen dat de reputatie van
[naam 1] en [naam 2] wordt beschadigd door het verspreiden van onjuiste of onvolledige informatie.
3.2.
Coca-Cola Services voert verweer. Volgens Coca-Cola Services moet het verzoek worden afgewezen met een veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
3.3.
Chase voert geen verweer en refereert zich daarmee aan het oordeel van de rechtbank.

4.De beoordeling

Bevoegdheid van de rechtbank
4.1.
Partijen zijn verdeeld over de vraag of de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt om van onderhavig verzoek kennis te nemen. Bij een verzoek tot het bevelen van een voorlopig getuigenverhoor, komt rechtsmacht toe aan de rechter die vermoedelijk bevoegd zal zijn om van de voorgenomen bodemzaak kennis te nemen. In de door [verzoeker] voorgenomen bodemzaak zal zij betaling van facturen en mogelijk ook schadevergoeding vorderen van Coca-Cola Services en/of Chase. Deze procedure heeft een internationaal karakter nu Coca-Cola Services in België is gevestigd. Dat betekent dat de vermoedelijke bodemrechter moet worden vastgesteld aan de hand van de regels uit Brussel I-
bis. [1]
4.2.
Volgens Coca-Cola Services is uitsluitend de Belgische of Duitse rechter bevoegd, omdat:
  • Coca-Cola Services in België is gevestigd;
  • de concept-MSA die [verzoeker] aanhaalt ter onderbouwing van de rechtsverhouding tussen partijen een forumkeuze bevat voor het bevoegde gerecht in Brussel, België;
  • van de influencediensten die [verzoeker] stelt te zijn aangegaan als hoofddienst moet worden aangemerkt het geannuleerde evenement Special Olympics in Berlijn, Duitsland, waardoor de Duitse rechter op grond van artikel 7 lid 1 sub b Brussel I-
  • volgens de stellingen van [verzoeker] uitsluitend de influencediensten zijn verricht op Tomorrowland, wat plaatsvond in België.
4.3.
Volgens [verzoeker] komt deze rechtbank rechtsmacht toe. [verzoeker] voert aan dat de influencediensten zich richtten op het Nederlandse publiek ten behoeve van de Nederlandse markt en dat daarnaast rechtsmacht bestaat, omdat Chase in Nederland is gevestigd.
4.4.
De rechtbank oordeelt dat haar rechtsmacht toekomt, omdat Chase in de voorgenomen bodemzaak als ankergedaagde is aan te merken in de zin van artikel 8 lid 1 Brussel I-
bis. Volgens Coca-Cola Services moet onderscheid worden gemaakt tussen een geschil tussen Chase en Gamechangers en een geschil tussen [verzoeker] en Coca-Cola Services, waarbij laatstgenoemd geschil in België of Duitsland zou moeten worden beslecht. Dat is onjuist. Het door Coca-Cola Services geschetste onderscheid is niet doorslaggevend voor het bepalen van de bevoegde rechtbank. Op zitting heeft Coca-Cola Services desgevraagd verklaard dat Coca-Cola Services het inschakelen van influencers nooit rechtstreeks doet, maar altijd via een agent zoals Chase en dat Chase uit dien hoofde in 2019 betalingen heeft verricht aan [verzoeker] . Daarmee is de betrokkenheid van Chase in het geschil tussen [verzoeker] en Coca-Cola Services een feit en bestaat tussen het geschil met Coca-Cola Services en het geschil met Chase een zo nauwe band dat een goede rechtsbedeling vraagt om gelijktijdige behandeling en berechting, om te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. Daarom fungeert Chase in onderhavige kwestie als ankergedaagde in de voorgenomen bodemzaak en komt deze rechtbank op die grond rechtsmacht toe gelet op artikel 8 lid 1 Brussel I-
bis.
Het voorlopig getuigenverhoor
4.5.
Een voorlopig getuigenverhoor is vooral bedoeld om de verzoeker de kans te geven om feiten duidelijk te krijgen, zodat hij beter kan beoordelen of het zin heeft om een procedure te beginnen. Uitgangspunt van artikel 187 Rv is dat de rechter het verzoek toewijst als is voldaan aan de volgende voorwaarden:
de verzoeker en zijn wederpartij zijn het oneens over de feiten waarover de verzoeker getuigen wil horen,
het bewijs van die feiten mag worden geleverd door getuigenverklaringen, en,
de te bewijzen feiten zijn relevant voor een uiteindelijke beslissing over het geschil tussen de verzoeker en zijn wederpartij.
Daarnaast moet in het verzoekschrift staan wat voor soort vordering de verzoeker denkt te hebben, hoe groot die volgens hem is, en welke feiten en rechten de verzoeker wil bewijzen. Dit moet op een manier die voldoende duidelijk is voor de rechter en voor de tegenpartij. Ook moet in het verzoekschrift staan waarom de getuigen hierover kunnen verklaren, wat hun namen en woonplaatsen zijn, en wat de naam en woonplaats van de wederpartij is. [2]
4.6.
Als aan deze voorwaarden is voldaan, kan het verzoek alleen worden afgewezen als sprake is van één van de volgende vier gronden:
de verzoeker heeft onvoldoende belang bij zijn verzoek in de zin van artikel 3:303 van het Burgerlijk Wetboek (hierna:
BW),
de verzoeker maakt misbruik van dit middel in de zin van artikel 3:13 BW,
het verzoek is in strijd met een goede procesorde, of,
tegen toewijzing van het verzoek bestaat een ander zwaarwegend bezwaar. [3]
4.7.
Overwogen wordt dat het verzoek voldoet aan de eisen van artikel 187 Rv. [verzoeker] en Coca-Cola Services zijn het oneens over de feiten waarover [verzoeker] getuigen wil horen en [verzoeker] heeft diverse getuigen aangedragen, waaronder [naam 3] , waarvan op voorhand niet is uit te sluiten dat hun verklaringen relevant zullen zijn voor het onder 3.1 genoemde doel.
4.8.
Volgens Coca-Cola Services doet met name afwijzingsgrond b) zich voor en daarnaast ten overvloede ook afwijzingsgrond a), vanwege het volgende. Er is sprake van misbruik van recht (afwijzingsgrond b) omdat [verzoeker] vermoedelijk heeft samengespannen met [naam 3] die privé omging met [naam 1] en [naam 2] . [verzoeker] verlangt in totaal € 2.600.000 voor diensten die niet schriftelijk zijn overeengekomen en grotendeels niet eens zijn verricht. Het heeft er alle schijn van dat [verzoeker] het getuigenverhoor gebruikt als pressiemiddel, wetende dat Coca-Cola Services niet snel de publiciteit opzoekt of procedures entameert. Op de facturen staan tegenstrijdige beschrijvingen; de vermelding ‘AHM’ lijkt te doelen op het AHM event in Milaan van november 2022, terwijl [verzoeker] in deze procedure niet stelt dat het AHM event één van de evenementen was die zouden zijn overeengekomen. Het AHM event is bovendien een intern personeelsevent waar influencers niet bij worden betroken. [naam 1] en [naam 2] gingen op eigen gelegenheid naar Tomorrowland en het aanpassen van facturen onder de naam Gamechangers is minst genomen dubieus. Er is sprake van een fishing expedition, omdat [verzoeker] maar liefst negen getuigen wil horen zonder voldoende te concretiseren wat zij zouden kunnen verklaren. Het verzoek is daarom disproportioneel en een aantal getuigen verblijft in het buitenland waardoor het horen daarvan onevenredig beslag zal leggen op kostbare tijd van de rechtbank en alle andere betrokkenen en in strijd is met een goede proceseconomie. Daarnaast bestaat volgens Coca-Cola Services onvoldoende belang bij het voorlopig getuigenverhoor (afwijzingsgrond a), omdat nergens uit blijkt dat, los van de reputatie van [naam 1] en [naam 2] , ook de belangen van [verzoeker] in het geding zouden zijn. Bovendien was [naam 3] werkzaam bij Coca-Cola Nederland en was zij als zodanig niet bevoegd om Coca-Cola Services te vertegenwoordigen. Er is daarom sprake van een kansloze vordering.
4.9.
[verzoeker] heeft op zitting met klem weersproken dat zij op enigerlei wijze een actieve rol heeft gehad bij frauduleus handelen. [verzoeker] heeft altijd naar eer en geweten haar opdrachten voorbereid en uitgevoerd op exclusieve basis voor Coca-Cola. Over het succes van de samenwerking hebben [naam 1] en [naam 2] diverse positieve reacties ontvangen, zowel van binnen als buiten Coca-Cola. Het belang van [verzoeker] bij het getuigenverhoor is evident. [verzoeker] heeft een opeisbare vordering van € 2.000.000 (excl. btw) op Coca-Cola Services, waarbij er binnen Coca-Cola Services onder meerdere medewerkers bekend moet zijn geweest dat een overeenkomst met [verzoeker] was aangegaan. [naam 3] heeft consistent benadrukt dat de afzegging van evenementen voor rekening van Coca-Cola Services zou komen, omdat dit niet te wijten was aan [verzoeker] . Vanwege de overeengekomen influencediensten, hebben [naam 1] en [naam 2] hun volledige jaarplanning en uitgavenpatroon aangepast, een au pair ingeschakeld en investeringen gedaan. Reputatieschade door onjuiste of onvolledige informatie kan onomkeerbare gevolgen hebben voor de carrières van [naam 1] en [naam 2] , wat moet worden voorkomen door de waarheid boven tafel te krijgen. Zowel [naam 3] , diverse andere medewerkers binnen de Coca-Cola-organisatie als de bestuurder van Chase kunnen over de afspraken met [verzoeker] verklaren, aldus [verzoeker] .
Het verzoek wordt toegewezen
4.10.
De rechtbank wijst het verzoek van [verzoeker] toe. [verzoeker] heeft voldoende onderbouwd dat een reëel scenario bestaat dat zij een vordering heeft die om bewijsvergaring vraagt. Ook mondelinge afspraken (met [naam 3] ) kunnen immers bindend zijn. Tussen [verzoeker] , Chase en [naam 3] zijn eerder zaken gedaan ten behoeve van het Coca-Cola-merk in 2019 en 2020. Of [naam 3] vanaf 2022 Coca-Cola Services of Coca-Cola Nederland opnieuw heeft kunnen vertegenwoordigen en wat die afspraken dan precies inhielden, hoeft in deze voorfase van het geschil nog niet vast te staan. Het getuigenverhoor kan ook dienen om vast te stellen op welke Coca-Cola-entiteit [verzoeker] een vordering heeft. Daarmee is het belang van [verzoeker] bij een voorlopig getuigenverhoor gegeven. De inkomsten van [verzoeker] worden bovendien rechtstreeks geraakt als de reputatie van [naam 1] en [naam 2] in het geding is, aangezien de diensten van [verzoeker] door [naam 1] en [naam 2] persoonlijk worden uitgevoerd. Van onvoldoende belang (afwijzingsgrond a) is dus geen sprake.
4.11.
Dat de stellingen van [verzoeker] ongerijmdheden bevatten, zoals over het AHM event in factuuromschrijvingen, wil nog niet zeggen dat zij misbruik maakt van het middel van een voorlopig getuigenverhoor. Hoe de feiten precies liggen, is iets waar partijen verdeeld over zijn en waarvoor het voorlopig getuigenverhoor uitkomst kan bieden. Niet is gebleken dat [verzoeker] uit is op andere informatie dan voor het doel dat zij pretendeert te hebben. Er is dan ook geen sprake van een
fishing expedition.[verzoeker] heeft per getuige de relevantie toegelicht en heeft desgevraagd op zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen het digitaal horen van in het buitenland woonachtige getuigen, zodat ook dit geen beletsel vormt. Van strijd met een goede proceseconomie of procesorde zoals Coca-Cola Services stelt, is ook geen sprake. Het belang van [verzoeker] bij het voorlopig getuigenverhoor is voldoende aangetoond.
De omvang en het inplannen van het getuigenverhoor
4.12.
In het verlengde van voornoemde stellingen heeft Coca-Cola Services – indien het verzoek wordt toegewezen – nog bezwaar gemaakt tegen het aantal te horen getuigen. Er zijn volgens Coca-Cola Services personen bij die niet uit eigen waarneming op de hoogte zijn van de kwestie, maar die slechts betrokken waren bij intern onderzoek van Coca-Cola en daarover een juridisch waardeoordeel hebben gevormd.
4.13.
[verzoeker] heeft negen getuigen aangedragen, waaronder [naam 3] , de bestuurder van Chase en een aantal medewerkers binnen de Coca-Cola-organisatie.
4.14.
Overwogen wordt dat in deze procedure niet op voorhand kan worden vooruitgelopen op wat de getuigen verklaren noch op de vraag of dat relevant zal zijn. Daarover dient in een eventuele bodemzaak verder te worden gedebatteerd. De praktijk wijst echter uit dat het wenselijk is om met het inplannen van de belangrijkste getuigen te beginnen en naar bevind van zaken te beoordelen hoeveel meer getuigen nodig zijn. Bij het oproepen van de getuigen moet er rekening mee worden gehouden dat het verhoor van een getuige gemiddeld minimaal 60 minuten duurt. Met tolken duurt het getuigenverhoor langer. Het oproepen van meer dan drie getuigen per dagdeel is niet realistisch. Daarom zal worden gestart met het inplannen van zes getuigen verspreid over twee dagdelen. De namen en woonplaatsen van de getuigen en de tijdstippen waartegen zij zijn opgeroepen, dienen ten minste een week voor het verhoor aan de wederpartij en aan de griffier van de rechtbank te worden opgegeven.
De proceskosten
4.15.
Coca-Cola Services heeft zich verzet tegen het verzoek en zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker] , die zullen worden beperkt tot € 792, bestaande uit één salarispunt van tarief € 614 voor de mondelinge behandeling en de nakosten van € 178 (plus de vermeerdering zoals onder de beslissing vermeld). De kosten van het griffierecht en het salarispunt voor het opstellen van het verzoekschrift blijven voor rekening van [verzoeker] , omdat deze kosten ook waren gemaakt als Coca-Cola Services geen verweer had gevoerd.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
beveelt een voorlopig getuigenverhoor met betrekking tot de in randnummer 30 van het verzoekschrift opgesomde getuigen, te beginnen met
zes getuigen verspreid over twee dagdelen,
5.2.
benoemt een nog aan te wijzen rechter van deze rechtbank tot rechter-commissaris,
5.3.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Amsterdam aan de Parnassusweg 280 op een nader te bepalen zittingsdag,
5.4.
bepaalt dat de zaak wordt aangehouden tot
2 mei 2024om partijen in de gelegenheid te stellen hun verhinderdata en die van de op te roepen getuigen voor de maanden
tot en met augustus 2024door te geven aan de griffier van deze rechtbank (t.a.v. rekestenadministratie van de Afdeling privaatrecht, team Handelszaken), waarna data voor verhoor zullen worden bepaald,
5.5.
veroordeelt Coca-Cola Services in de proceskosten, aan de zijde van [verzoeker] tot op heden begroot op € 792, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, en indien Coca-Cola Services niet tijdig aan deze veroordeling voldoet en de beschikking daarna wordt betekend, te vermeerderen met € 92,- en de kosten van betekening,
5.6.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Voetelink, bijgestaan door mr. M.A.A. van Achterberg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2024.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europese Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.
2.HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1105; HR 15 juli 2022, ECLI:NL:HR:2022:1112.
3.HR 11 februari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6809 (