In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het opleggen van een bestuurlijke boete voor schending van de meldingsplicht voorafgaand aan vakantieverhuur van een woonruimte. Eiser, eigenaar van een woning in Amsterdam, had op 23 juli 2020 een vergunning verkregen voor tijdelijke onttrekking van zijn woning voor vakantieverhuur. Echter, hij heeft zijn woning van 29 augustus tot 2 september 2020 verhuurd zonder de vereiste melding te maken, wat resulteerde in een bestuurlijke boete van € 6.000,- opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar het college handhaafde de boete in een herziene beslissing, waarbij de boete werd gematigd naar € 3.000,- op basis van nieuw beleid. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, omdat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden. De rechtbank oordeelde dat de boete verder moest worden gematigd tot € 2.700,- en dat het bestreden besluit moest worden vernietigd. Eiser kreeg ook een vergoeding voor proceskosten en het griffierecht.