In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 19 maart 2024, wordt het beroep van TotalEnergies Marketing Nederland N.V. (hierna: Total) tegen de beperking van de geldigheidsduur van een Wbr-vergunning voor energielaadpunten beoordeeld. Total had een vergunning aangevraagd voor vier energielaadpunten bij een benzinestation op verzorgingsplaats [naam] in Lelystad. De minister van Infrastructuur en Waterstaat had deze vergunning verleend tot eind december 2034, maar trok deze in en verleende een nieuwe vergunning met een beperkte geldigheidsduur tot 17 november 2031, in overeenstemming met de Tijdelijke beleidsregel.
De rechtbank behandelt het beroep dat Total heeft ingesteld tegen deze beperking. Total stelt dat de minister onterecht de geldigheidsduur heeft ingekort en dat dit in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. De rechtbank overweegt dat de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vergunning te beperken, gezien de beleidsvisie van de minister en de noodzaak om de inrichting van verzorgingsplaatsen te herordenen. De rechtbank concludeert dat de Tijdelijke beleidsregel niet kennelijk onredelijk is en dat de minister de vergunning op juiste wijze heeft beoordeeld.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat Total geen proceskosten of griffierecht vergoed krijgt. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.