ECLI:NL:RBAMS:2024:1627

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
AMS 22/2823 en 22/2825
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de rechtbank in Wob-zaken tegen De Nederlandsche Bank N.V.

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 27 maart 2024, in de zaken AMS 22/2823 en 22/2825, beoordeelt de rechtbank de beroepen van Stichting [naam stichting] tegen de afwijzing van haar verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) door De Nederlandsche Bank N.V. (DNB). Eiseres had DNB verzocht om informatie met betrekking tot de positie van [naam bedrijf] en [naam] in het kader van recente gebeurtenissen. DNB heeft deze verzoeken afgewezen, stellende dat zij niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt, omdat zij geen openbaar gezag uitoefent voor de taken waarop de verzoeken betrekking hebben. De rechtbank oordeelt dat DNB, voor zover het gaat om de algemene taken waarop de verzoeken om informatie zien, niet met enig openbaar gezag is bekleed en verklaart zich onbevoegd om van de beroepen kennis te nemen. De rechtbank benadrukt dat de Wob-verzoeken geen betrekking hebben op de publiekrechtelijke bevoegdheden van DNB en dat er geen bezwaar of beroep openstaat tegen de afwijzingsbrieven van DNB. Eiseres krijgt het betaalde griffierecht terug, maar geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/2823 en 22/2825

uitspraak van de meervoudige kamer van 27 maart 2024 in de zaak tussen

Stichting [naam stichting] , uit Haarlem, eiseres

(gemachtigde: mr. M. Advan),
en

De Nederlandsche Bank N.V., verweerder (hierna: DNB)

(gemachtigde: mr. J.W.M. Hagelaars).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de afwijzing van haar verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob).
1.1.
Met de brieven van 25 april 2022 als reactie op het bezwaar van eiseres is DNB bij deze afwijzing gebleven.
1.2.
Eiseres heeft tegen deze brieven beroepen ingesteld. DNB heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 februari 2024 op een zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van DNB, vergezeld door mr. D.J.J. de Jonge en mr. A.P.C. Gotlieb.

Wat aan deze procedure voorafging

AMS 22/2825
2. Op 2 september 2021 heeft eiseres DNB onder verwijzing naar artikel 3 van de Wob verzocht haar kopieën van alle onder DNB rustende documenten te verstrekken die betrekking hebben op de positie van [naam bedrijf] naar aanleiding van de recente gebeurtenissen [1] , respectievelijk haar daarover nadere informatie te verstrekken. Dit verzoek ziet, in ieder geval, ook op de ter zake gevoerde correspondentie (brieven, e-mails, WhatsApp-berichten, sms-berichten etc.) binnen DNB en met de minister van Financiën/het Ministerie van Financiën en eventuele (handgeschreven) gespreksverslagen van gesprekken die DNB intern of met de minister van Financiën/het Ministerie van Financiën heeft gevoerd over dit onderwerp.

AMS 22/2823

3. Op 2 november 2021 heeft eiseres DNB onder verwijzing naar artikel 3 van de Wob verzocht haar kopieën van alle onder DNB rustende documenten te verstrekken die betrekking hebben op de positie van [naam] ( [naam] ) naar aanleiding van de recente gebeurtenissen [2] , respectievelijk haar daarover nader informatie te verstrekken. Dit verzoek ziet, in ieder geval, ook op de ter zake gevoerde correspondentie (brieven, e-mails, WhatsApp-berichten, sms-berichten etc.) (i) intern; en/of met (ii) de minister van Financiën/het Ministerie van Financiën; en/of (iii) de AFM en eventuele (handgeschreven) gespreksverslagen van gesprekken die DNB intern heeft gevoerd, dan wel met (i) de minister van Financiën/het Ministerie van Financiën; en/of (ii) de AFM over dit onderwerp.
In beide zaken
4. Met brieven van 28 oktober 2021 heeft DNB de Wob-verzoeken afgewezen. DNB heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat zij een privaatrechtelijke rechtspersoon is en daarom kwalificeert als zogeheten b-orgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) voor zover zij bij of krachtens de wet openbaar gezag uitoefent. Volgens DNB zijn de taken waarop de Wob-verzoeken zich richten (het in algemene zin waarborgen van zorgvuldige en betrouwbare juridische ondersteuning aan DNB en het in algemene zin waarborgen van een goed functionerende ICT-infrastructuur en/of de zorg voor een goed functionerend ICT-systeem), geen taken waarvoor (het bestuur van) DNB met enig openbaar gezag is bekleed. De Wob is daarom niet van toepassing op de verzoeken van eiseres, aldus DNB.
5. Met brieven van 25 april 2022 heeft DNB de bezwaren van eiseres tegen de brieven van 28 oktober 2021 niet-ontvankelijk verklaard. DNB blijft bij haar standpunt dat zij niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt en dat de Wob niet van toepassing is. De afwijzingsbrieven van 28 oktober 2021 kwalificeren volgens DNB niet als besluiten in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Ditzelfde geldt voor de brieven van
25 april 2022. Hier kan volgens DNB dus geen bezwaar en ook geen beroep tegen worden ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

6. De rechtbank beoordeelt eerst of DNB terecht heeft gesteld dat zij ter zake van de taken genoemd in de Wob-verzoeken niet als bestuursorgaan als bedoeld in
artikel 1:1, eerste lid, van de Awb is aan te merken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
7. Niet in geschil is dat in dit geval de Wob het toetsingskader vormt. Op 1 mei 2022 is de Wob weliswaar ingetrokken en vervangen door de Wet open overheid, maar omdat de brieven van DNB dateren van voor 1 mei 2022, gaat het in dit geval om de bepalingen van de Wob.
8. Op grond van artikel 3 van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. Het begrip bestuursorgaan in de Wob is gelijk aan het begrip bestuursorgaan in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. [3]
9. Tussen partijen is in geschil of DNB is aan te merken als een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb, een zogeheten b-orgaan. DNB handelt als bestuursorgaan, voor zover zij taken verricht waarvoor zij met openbaar gezag is bekleed. Daarvoor is bepalend of aan DNB een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon, zoals DNB, in beginsel geen bestuursorgaan. [4]
10. In artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, van de Bankwet 1998 staat dat DNB tot taak heeft het uitoefenen van toezicht op financiële instellingen op de voet van de daarvoor geldende wettelijke regelingen.
11. DNB is dus aan te merken als een b-orgaan, voor zover zij deze toezichttaak uitoefent. De rechtbank dient dan ook te beoordelen of de informatie die eiseres vraagt betrekking heeft op het uitoefenen van toezicht op financiële instellingen.
Is DNB ten aanzien van de Wob-verzoeken een bestuursorgaan?
12. Eiseres betoogt dat DNB ten aanzien van de Wob-verzoeken wel degelijk is aan te merken als bestuursorgaan. DNB kan haar publieke taken namelijk niet uitvoeren zonder juridische ondersteuning en een goed functionerend ICT-systeem. Eiseres stelt dat de diensten van [naam] en [naam bedrijf] dusdanig vervlochten zijn met de uitoefening van toezicht door DNB, dat de diensten en de publieke taak niet los van elkaar kunnen worden gezien.
13. DNB heeft de taken waar de Wob-verzoeken zich op richten als volgt geïnterpreteerd: ‘het in algemene zin waarborgen van zorgvuldige en betrouwbare juridische ondersteuning aan DNB’ en ‘het in algemene zin waarborgen van een goed functionerende ICT-infrastructuur en/of de zorg voor een goed functionerend ICT-systeem.’ De gemachtigde van eiseres heeft op de zitting verklaard dat deze interpretatie niet wordt betwist. Omdat deze interpretatie niet ter discussie staat, neemt de rechtbank deze omschrijvingen tot uitgangspunt bij de beoordeling van de vraag of de door eiseres verzochte informatie betrekking heeft op de publiekrechtelijke bevoegdheid van DNB.
14. De rechtbank is van oordeel dat de Wob-verzoeken van eiseres geen betrekking hebben op de aan DNB toegekende publiekrechtelijke bevoegdheden tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten. Anders dan eiseres aanvoert, moet de toezichttaak van DNB los worden gezien van het waarborgen van zorgvuldige en betrouwbare juridische ondersteuning (en de daarbij gemaakte keuze van bijstand door een advocatenkantoor) en het waarborgen van een goed functionerende ICT-infrastructuur en/of de zorg voor een goed functionerend ICT-systeem (en de daarbij gemaakte keuze voor een IT-bedrijf). DNB dient ter zake van de haar toebedeelde taak toezicht te houden op financiële instellingen. De Wob-verzoeken hebben echter geen betrekking op de wijze waarop die taak wordt uitgeoefend.
15. Gelet op het voorgaande is DNB, voor zover het gaat om de algemene taken waarop de verzoeken om informatie zien, niet met enig openbaar gezag bekleed. DNB heeft daarom terecht gesteld dat zij ter zake van de taken genoemd in de Wob-verzoeken niet als bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb is aan te merken.
Overige beroepsgronden
16. Eiseres heeft verder aangevoerd dat DNB ten aanzien van de Wob-verzoeken niet is uitgezonderd van de Wob op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit bestuursorganen WNo en Wob. Nu deze toezichtuitzondering ziet op bestuursorganen en de rechtbank van oordeel is dat DNB ter zake van de taken genoemd in de Wob-verzoeken niet is aan te merken als bestuursorgaan, komt de rechtbank aan de bespreking van deze beroepsgrond niet toe. Ditzelfde geldt voor de beroepsgrond dat DNB met de brieven van
25 april 2022 had moeten voorsorteren op de inwerkingtreding van de Wet open overheid.
17. Omdat geen sprake is van een besluit van een bestuursorgaan, staat tegen de brieven van 28 oktober 2021 en 25 april 2022 geen bezwaar en beroep open. De rechtbank zal zich daarom onbevoegd verklaren.

Conclusie en gevolgen

18. De rechtbank is onbevoegd. Zij mag de zaak dus niet behandelen. Omdat de rechtbank onbevoegd is, is eiseres op grond van artikel 2.5, zesde lid, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken 2021 geen griffierecht verschuldigd. Eiseres krijgt daarom het griffierecht van de rechtbank terug. Zij krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart zich onbevoegd om van de beroepen in de zaken met de nummers 22/2823 en 22/2825 kennis te nemen;
- draagt de griffier op om het voor elk beroep betaalde griffierecht van € 365,- terug te betalen aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Greebe, voorzitter, en mr. S.D. Arnold en mr. K.S. Man, leden, in aanwezigheid van mr. M.A.H. Gonera, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2024.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.In februari 2021 werd bekend dat [naam 1] onder druk van, onder andere, DNB is afgetreden als bestuurder van [naam bedrijf] . Het aftreden van [naam 1] kan naar de mening van eiseres niet los worden gezien van de negatieve berichtgeving omtrent zijn persoon in de periode voor zijn aftreden.
2.[voetnoot 2] .
3.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 6 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3318, rechtsoverweging 3.2.
4.Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 augustus 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2554, rechtsoverweging 4.3.