201700122/1/A3.
Datum uitspraak: 6 december 2017
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 21 december 2016 in zaak nrs. 15/6582, 15/6583, 15/6584, 15/6589, 15/6590, 15/6591, 15/6592, 15/6593, 15/6594 en 15/6595 in de gedingen tussen:
[appellant]
en
de stichting Stek Jeugdhulp.
Procesverloop
Bij te onderscheiden brieven van 11 juli 2015 heeft [appellant] tien verzoeken om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) informatie te ontvangen bij Stek Jeugdhulp ingediend.
Bij brief van 21 oktober 2015 heeft [appellant] beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het niet-tijdig beslissen op zijn tien verzoeken. Tevens heeft [appellant] de rechtbank verzocht om dwangsommen vast te stellen.
Bij uitspraak van 7 januari 2016 heeft de rechtbank de door [appellant] ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard.
Bij uitspraak van 21 december 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde verzet gegrond verklaard en zich onbevoegd verklaard om van de beroepen kennis te nemen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.
Stek Jeugdhulp heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 oktober 2017, waar [appellant], en Stek Jeugdhulp, vertegenwoordigd door mr. A.B. van Rijn, advocaat te Leiden, zijn verschenen.
Overwegingen
1. [appellant] heeft bij te onderscheiden brieven van 11 juli 2015 tien Wob-verzoeken ingediend bij Stek Jeugdhulp. Hij heeft daarbij verzocht om toezending van informatie over:
- UHP, OTS en voogdij;
- rechterlijke uitspraken over het afnemen en herstel van gezag;
- uitspraken over terugplaatsing;
- gezinshuizen;
- (financiële) jaarverslagen 1995-heden;
- vertrouwenspersoon/-personen;
- jongerenraad;
- cliëntenraad;
- privacybescherming van met name cliënten;
- dossierinzage (rechten).
2. De rechtbank heeft, voor zover van belang, zich onbevoegd verklaard om van de beroepen kennis te nemen. Zij heeft daartoe overwogen dat Stek Jeugdhulp blijkens haar statuten een privaatrechtelijke rechtspersoon is en dat zij derhalve geen bestuursorgaan is in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Voorts zijn aan Stek Jeugdhulp geen publiekrechtelijke bevoegdheden toegekend hetgeen betekent dat Stek Jeugdhulp ten aanzien van de door [appellant] ingediende Wob-verzoeken niet als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb optreedt. Omdat geen sprake is van een aanvraag tot het nemen van een besluit, kan gelet op het bepaalde in artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, geen beroep worden ingesteld, aldus de rechtbank.
3. [appellant] betoogt dat de rechtbank zich ten onrechte onbevoegd heeft verklaard. Hij voert, onder verwijzing naar de totstandkomingsgeschiedenis van de Jeugdwet en een uitspraak van de rechtbank Rotterdam, aan dat niet alleen gecertificeerde instellingen, maar ook instellingen die specifieke bevoegdheden hebben in het kader van het uitvoeren van kinderbeschermingsmaatregelen, zoals ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen, op kunnen treden als bestuursorgaan en aldus besluiten in de zin van de Awb kunnen nemen. [appellant] voert voorts aan dat hij eerder vergelijkbare Wob-verzoeken heeft ingediend bij de stichtingen Flexus Jeugdplein en Horizon Jeugdzorg en Onderwijs en dat die instellingen hebben bevestigd dat zij een bestuursorgaan zijn.
3.1. Artikel 1:1, eerste lid, van de Awb luidt: "Onder bestuursorgaan wordt verstaan:
a. een orgaan van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld, of
b. een ander persoon of college, met enig openbaar gezag bekleed.
Artikel 6:2, aanhef en onder b, luidt: "Voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep worden met een besluit gelijkgesteld:
[…]
b. het niet tijdig nemen van een besluit."
Artikel 8:1 luidt: "Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de bestuursrechter."
Artikel 1a, eerste lid, van de Wob luidt: "Deze wet is van toepassing op de volgende bestuursorganen:
a. Onze Ministers;
b. de bestuursorganen van provincies, gemeenten, waterschappen en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie;
c. bestuursorganen die onder de verantwoordelijkheid van de onder a en b genoemde organen werkzaam zijn;
d. andere bestuursorganen, voor zover niet bij algemene maatregel van bestuur uitgezonderd."
Artikel 3 luidt: "Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf."
3.2. Gelet op artikel 1a, eerste lid, van de Wob is deze wet alleen van toepassing op bestuursorganen. Het begrip ‘bestuursorgaan’ in dit artikel is gelijk aan het begrip ‘bestuursorgaan’ in artikel 1:1 van de Awb.
3.3. Niet in geschil is dat Stek Jeugdhulp, een stichting, geen krachtens publiekrecht ingesteld orgaan van een rechtspersoon is, als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Awb.
3.4. De Afdeling moet beoordelen of de stichting een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb is. Daarvoor is bepalend of aan dat orgaan een publiekrechtelijke bevoegdheid tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten is toegekend. Openbaar gezag kan in beginsel slechts bij wettelijk voorschrift worden toegekend. Als een daartoe strekkend wettelijk voorschrift ontbreekt, is een orgaan van een privaatrechtelijke rechtspersoon in beginsel geen bestuursorgaan. Bij organen van privaatrechtelijke rechtspersonen die geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekken, kan zich evenwel een uitzondering op deze regel voordoen, waardoor die organen toch bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Awb zijn.
3.5. Met ingang van 1 januari 2015 is de Wet van 1 maart 2014 inzake regels over de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor preventie, ondersteuning, hulp en zorg aan jeugdigen en ouders bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen (hierna: Jeugdwet) in werking getreden.
Ingevolge artikel 3.2 van de Jeugdwet wordt een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitsluitend uitgevoerd door gecertificeerde instellingen. Ingevolge artikel 1.1 van de Jeugdwet is een gecertificeerde instelling een rechtspersoon die in het bezit is van een certificaat of voorlopig certificaat als bedoeld in artikel 3.4 en die een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering uitvoert. Ingevolge artikel 3.5 van de Jeugdwet bepaalt de gecertificeerde instelling of, en zo ja, welke jeugdhulp is aangewezen bij de uitvoering van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering. Zij overlegt hiertoe met het college van de gemeente waar de jeugdige zijn woonplaats heeft.
In de totstandkomingsgeschiedenis van de Jeugdwet (TK 2012-2013, 33 684, nr. 3, blz. 114 e.v.) staat vermeld dat onderdeel van de uitoefening van deze taken is het bieden van hulp en steun aan de jeugdige. Een gecertificeerde instelling is primair een casusregisseur en geen hulpverlener die ervoor dient te zorgen dat de bedreigende opvoedingssituatie voor het kind wordt weggenomen. Het zijn van casusregisseur houdt onverlet de verantwoordelijkheid die de gemeente heeft in de keten. De gemeente is verantwoordelijk voor de gehele keten, inclusief het gedwongen kader. Zo kan de gemeente integraal beleid ontwikkelen en samenhang en continuïteit in de hulpverlening bewaken. De gemeente is ook financieel verantwoordelijk voor de kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering. Een gecertificeerde instelling handelt in de uitoefening van haar taken als bestuursorgaan voor zover zij met openbaar gezag is bekleed. Een besluit van een gecertificeerde instelling ter uitvoering van de ondertoezichtstelling valt onder de werking van de Awb, aldus de totstandkomingsgeschiedenis.
Stek Jeugdhulp heeft onbetwist gesteld geen gecertificeerde instelling te zijn. Dit betekent dat zij geen beslissingen kan nemen ter uitvoering van de ondertoezichtstelling en in zoverre geen publiekrechtelijke bevoegdheden heeft. Ook anderszins is niet gebleken dat aan Stek Jeugdhulp, nu zij geen gecertificeerde instelling is, op grond van de Jeugdwet publiekrechtelijke bevoegdheden tot het eenzijdig bepalen van de rechtspositie van andere rechtssubjecten zijn toegekend. Zij heeft ter zitting van de Afdeling onbetwist gesteld dat zij op basis van een overeenkomst met de gemeente louter feitelijke werkzaamheden verricht in het kader van de opvoedkundige hulp aan jeugdigen en hun ouders, dat zij geen beslissingen in mandaat namens een bestuursorgaan neemt en dat zij ook geen geldelijke uitkeringen of op geld waardeerbare voorzieningen aan derden verstrekt.
3.6. Gelet op het voorgaande is Stek Jeugdhulp in ieder geval voor zover het gaat om de taken waarop de verzoeken om informatie zien niet met enig openbaar gezag bekleed. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat Stek Jeugdhulp ter zake van de onderwerpen genoemd in de Wob-verzoeken niet als bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Awb is aan te merken. Dat, naar [appellant] stelt, andere jeugdzorginstanties hebben bevestigd dat zij een bestuursorgaan zijn, doet, wat daar ook van zij, aan het voorgaande niet af.
Het betoog faalt.
3.7. Het vorenstaande betekent dat de brieven van 11 juli 2015 waarin [appellant] verzocht heeft om informatie niet zijn aan te merken als een aanvraag tot het nemen van een besluit. De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat, gelet op het bepaalde in artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang gelezen met artikel 8:1, eerste lid, van de Awb, tegen het uitblijven van een reactie op die brieven geen beroep kon worden ingesteld en heeft zich derhalve terecht onbevoegd verklaard om van de beroepen kennis te nemen.
4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. E. Steendijk en mr. E.J. Daalder, leden, in tegenwoordigheid van mr. Y. Soffner, griffier.
w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Soffner
voorzitter griffier
Uitgesproken in het openbaar op 6 december 2017
818.