Overwegingen
Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiser is voor het laatst werkzaam geweest als pakketsorteerder voor ongeveer 30 uur per week. Hij heeft zich per 15 februari 2020 ziek gemeld in verband met een bedrijfsongeval en heeft vanaf die datum een ZW-uitkering ontvangen.
2. Met het besluit van 24 december 2021 heeft het UWV de ZW-uitkering van eiser per 25 januari 2022 beëindigd, omdat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht. Het UWV heeft dit besluit gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts van
22 december 2021 en een rapport van een arbeidsdeskundige van 23 december 2021.
3. Het UWV heeft eiser vanaf 24 maart 2022 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) toegekend.
4. Eiser heeft zich per 16 november 2022 vanuit de WW ziek gemeld, vanwege toegenomen klachten. Een primaire verzekeringsarts heeft vervolgens een medische beoordeling uitgevoerd. In het rapport van 21 december 2022 heeft hij geconcludeerd dat eiser naast een toename van zijn klachten nieuwe klachten heeft. Het UWV heeft de
WW-uitkering van eiser vervolgens vanaf 15 februari 2023 beëindigd en eiser per deze datum een ZW-uitkering toegekend.
5. In het rapport van 1 mei 2023 heeft een primaire arts eiser opnieuw medisch beoordeeld. De primaire arts heeft overwogen dat er geen nieuwe gezichtspunten of medische informatie is die de gestelde toegenomen klacht van eiser dat hij belemmerd is in het boven schouderhoogte reiken met zijn rechterarm, kunnen onderbouwen. De primaire arts heeft daarom de eerder gestelde beperkingen in rubriek 3 en 4 van de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) gehandhaafd. De andere klachten die eiser aangeeft zijn plausibel bij het doorgemaakte life event en passen bij een aandoening, aldus de primaire arts. De primaire arts heeft daarom enkele aanvullende beperkingen gesteld op het gebied van sociaal en persoonlijk kunnen functioneren. Na overleg met de arbeidsdeskundige is geconcludeerd dat eiser geschikt is voor minimaal drie van de eerder geduide functies, te weten productiemedewerker industrie (samenstellen van producten), inpakker (handmatig) en assemblage medewerker elektrotechnische producten (de geselecteerde functies).
6. Het UWV heeft de ZW-uitkering van eiser vervolgens per 4 mei 2023 beëindigd. Eiser kan namelijk alleen een ZW-uitkering krijgen als de geselecteerde functies niet meer geschikt zijn voor eiser gezien zijn beperkingen, aldus het UWV.
7. Het UWV heeft vervolgens het bestreden besluit genomen. Aan dit besluit heeft het UWV een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep van 27 juni 2023 en een rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 1 augustus 2023 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geoordeeld dat er geen medische argumenten zijn om af te wijken van het oordeel van de primaire arts. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft vervolgens geconcludeerd dat alle geduide functies onveranderd geschikt zijn voor eiser.
De beoordeling van de rechtbank
8. De rechtbank moet in deze procedure de vraag beantwoorden of het UWV de
ZW-uitkering van eiser op goede gronden per 4 mei 2023 heeft beëindigd. Om deze vraag te kunnen beantwoorden, moet de rechtbank beoordelen of het UWV op goede gronden heeft geoordeeld dat eiser ‘zijn arbeid’ kan verrichten.
9. In een situatie als deze geldt het toetsingskader zoals uiteen is gezet in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 23 december 2022.Uit deze uitspraak blijkt dat een weigering van ziekengeld niet kan worden gebaseerd op slechts één van de in het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) geselecteerde functies. Bij de toepassing van artikel 19 van de ZW moet zijn voldaan aan de volgende twee cumulatieve voorwaarden:
Van de oorspronkelijk bij de EZWb geselecteerde functies, met inbegrip van de functies die als reservefuncties aan de betrokkene zijn voorgehouden, zijn op de datum in geding ten minste drie functies met elk ten minste drie arbeidsplaatsen voor de verzekerde geschikt gebleven, én
Op basis van die functies – gelet op de loonwaarde die die functies ten tijde van de EZWb vertegenwoordigden, afgezet tegen het bij de EZWb geldende maatmaninkomen – is nog steeds sprake van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%.
10. Als de medische beperkingen van eiser ten opzichte van de EZWb op een of meer punten van de FML zijn toegenomen, moet worden beoordeeld in hoeverre dit consequenties heeft voor de geschiktheid van de oorspronkelijk bij de EZWb geselecteerde functies.
11. Eiser betoogt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek onzorgvuldig tot stand is gekomen. Het UWV heeft de FML van 22 december 2021 namelijk niet overgelegd, waardoor eiser in zijn procesbelang is geschaad. Daarnaast hebben de verzekeringsartsen ten onrechte geen nieuwe FML opgesteld.
12. De rechtbank is allereerst van oordeel dat eiser terecht heeft aangevoerd dat het UWV de FML van 22 december 2021 in eerste instantie ten onrechte niet bij de gedingstukken heeft gevoegd. Deze FML behoort immers tot de op de zaak betrekking hebbende stukken.Het UWV heeft deze FML op verzoek van eiser in beroep alsnog overgelegd. Eiser heeft hier (voldoende) op kunnen reageren. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser hierdoor niet in zijn belangen is geschaad.
13. Voor zover eiser betoogt dat de (verzekerings)artsen ten onrechte geen FML hebben opgesteld, overweegt de rechtbank dat uit rechtspraak van de Raad volgt dat toegenomen beperkingen bij een ZW-beoordeling niet hoeven te worden vastgelegd in een (nieuwe) FML om tot een zorgvuldige beoordeling te kunnen komen.
14. De rechtbank is desondanks van oordeel dat in deze zaak van dit uitgangspunt moet worden afgeweken. De rechtbank overweegt hiertoe dat vaststaat dat eiser toegenomen klachten ervaart op psychisch gebied. De primaire arts heeft naar aanleiding van deze klachten aanvullende beperkingen gesteld ten aanzien van bovenmatig stresserende werkzaamheden. Eiser is aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of leidinggevende aspecten, aldus de primaire arts. De primaire arts heeft eiser daarnaast beperkt geacht in contact met veeleisende klanten of patiënten en in fysieke conflicthantering. De artsen van het UWV hebben de mate waarin zij eiser op bovenstaande items beperkt hebben geacht echter niet in hun rapporten toegelicht, noch in een FML vastgelegd. Dit betekent dat eiser geen inzicht heeft in de mate waarin de verzekeringsartsen hem op deze items beperkt hebben geacht. Ook de rechtbank kan onder deze omstandigheden niet beoordelen of de (verzekerings)artsen de opgenomen beperkingen voldoende hebben gemotiveerd.
15. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest en dat het bestreden besluit op dit punt een zorgvuldigheidsgebrek bevat.
16. Eiser stelt zich op het standpunt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn beperkingen. Eiser ondervindt forse beperkingen door toegenomen klachten aan zijn rechterhand. Zijn rechterhand zit momenteel in een eindtoestand. Dit betekent dat eiser veel met zijn linkerhand moet doen, waardoor hij nu ook klachten ervaart aan zijn linkerhand. Daarnaast maakt eiser al langer melding van psychische problemen. De diagnoses van de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep doen volgens eiser geen recht aan de ernst van zijn psychische problemen en de negatieve effecten hiervan op zijn functioneren. Ook met de door eiser aangegeven energetische problemen door vermoeidheid en slaapproblemen, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen rekening gehouden. Ter onderbouwing van zijn standpunt verwijst eiser naar de tussentijdse berichtgeving van zijn psychiater van 15 december 2023 en zijn medicatielijst. Tot slot heeft eiser de rechtbank verzocht een deskundige te benoemen.
17. In het rapport van 1 mei 2023 heeft de primaire arts toegelicht dat eiser in mei 2022 bij een verzekeringsarts bezwaar en beroep al uitstraling had en als gevolg hiervan schouderklachten claimde. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de toen gestelde beperkingen in hand- en vingergebruik destijds gehandhaafd. Uit medische informatie volgt dat er duidelijke compressie van de nervus ulnaris (elleboogzenuw) is. De neuroloog bij het [ziekenhuis] heeft geen nieuwe afwijkingen gevonden. De nervus ulnaris heeft echter geen sensibele of motorische functie in het anteversie (vooroverkanteling/vooroverbuigen) en abductie (zijwaartse beweging van de middellijn af) van de arm. De belemmering in het boven schouderhoogte reiken van de rechterarm kan daarom vanuit het medisch objectief vastgestelde letsel niet gevolgd worden, aldus de primaire arts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft geen aanleiding gezien van dit standpunt af te wijken.
18. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze toelichting van de primaire arts, die is bekrachtigd door de verzekeringsarts bezwaar en beroep, te twijfelen. Eiser heeft in beroep geen nieuwe medische informatie overgelegd die leidt tot twijfel aan deze toelichting.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet medisch geobjectiveerd dat hij op de datum in geding aan zijn linkerhand beperkt is. Dit blijkt immers niet uit de rapporten van de (verzekerings)artsen of de in het dossier aanwezige medische informatie.
20. Over de psychische klachten overweegt de rechtbank als volgt. In de rapportage van 15 december 2023 concludeert de psychiater dat sprake is van een geagiteerde depressie met achterdocht, na crushletsel met posttrauma syndroom. In het rapport van 10 januari 2024 heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep toegelicht dat een diagnose niet doorslaggevend is voor de aanname en de ernst van beperkingen, maar dat deze individueel worden bepaald met inachtneming van de gevonden medische afwijkingen. Het ontstaan en bestaan van psychische klachten is bekend, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.
21. Naar het oordeel van de rechtbank schiet deze motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep tekort. Het had op de weg van de verzekeringsarts bezwaar en beroep gelegen om toe te lichten of de klachten bij de diagnose ‘geagiteerde depressie met achterdocht’ afwijken ten opzichte van de diagnose die in bezwaar is gesteld en of dit gevolgen heeft voor de ernst van de beperkingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft hier echter geen inzicht in gegeven.
22. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre ondeugdelijk is gemotiveerd.
23. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen aanleiding om een deskundige te benoemen, gelet op het geconstateerde zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. De verzekeringsarts bezwaar en beroep moet het bestreden besluit eerst nader motiveren.
De arbeidskundige grondslag
24. Eiser heeft op de zitting toegelicht dat hij vindt dat het UWV zijn beperkingen niet goed heeft vastgesteld en dat hij niets met zijn handen kan. In alle geselecteerde functies moet hij echter met zijn handen werken.
25. De rechtbank stelt vast dat de (verzekerings)artsen voor de linkerhand van eiser geen beperkingen hebben gesteld. Voor de rechterhand van eiser hebben zij wel beperkingen gesteld. In overleg met de arbeidsdeskundige is vervolgens vastgesteld dat de geselecteerde functies op dit punt voor eiser geschikt zijn. Zoals de rechtbank hierboven heeft overwogen, kan zij de conclusies van de artsen van het UWV over de rechterhand van eiser volgen. Eiser heeft verder niet toegelicht waarom de functies niet passend zijn, gelet op de vastgestelde beperkingen. De grond slaagt niet. Dit wil nog niet zeggen dat de geselecteerde functies ook geschikt zijn op psychisch gebied (sociaal en persoonlijk functioneren). Dat moet blijken uit de nadere motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de nieuw op te stellen FML, waarna een arbeidsdeskundige zal moeten beoordelen of de geselecteerde functies geschikt zijn.
26. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen.
De rechtbank ziet geen aanleiding zelf in de zaak te voorzien, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een FML moet opstellen en de gestelde beperkingen van eiser (mede gelet op de gestelde diagnoses) nader moet motiveren, waarna een arbeidsdeskundige opnieuw zal moeten beoordelen of als gevolg daarvan de geselecteerde functies geschikt zijn. De rechtbank draagt het UWV daarom op een nieuw besluit te nemen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na het gezag van gewijsde krijgen van deze uitspraak.
27. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het UWV aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
28. De rechtbank veroordeelt het UWV in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).