Uitspraak
21.141 ZW
17 augustus 2022. In de zaak 21/140 WIA is op 28 september 2022 uitspraak gedaan. Namens appellante is mr. Dijke verschenen. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L.J.M.M. de Poel.
OVERWEGINGEN
16 januari 2018 een WIA-uitkering toe te kennen, omdat zij met ingang van die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Het bezwaar van appellante tegen dit besluit heeft het Uwv bij besluit van 5 september 2019 ongegrond verklaard. Dit besluit is in hoger beroep in stand gebleven [1] .
WIA-beoordeling heeft plaatsgevonden, betrokkene niet in enig werk heeft hervat en zich vervolgens weer ziek heeft gemeld. In een dergelijke situatie geldt het toetsingskader zoals uiteen is gezet in de uitspraak van de Raad van 23 december 2022 [2] . Uit deze uitspraak blijkt dat – anders dan voorheen in de rechtspraak werd aangenomen – een hersteldverklaring niet kan worden gebaseerd op slechts één van de in het kader van de WIA-beoordeling geselecteerde functies. Bij de toepassing van artikel 19 van de ZW moet zijn voldaan aan de volgende twee voorwaarden:
WIA-beoordeling vertegenwoordigden, afgezet tegen het bij deze beoordeling geldende maatmaninkomen – is nog steeds sprake van een arbeidsgeschiktheid van ten minste 65%.
35 graden kan buigen, appellante in de geduide functies het ontbrekende aantal graden kan compenseren met een kleine bewegingsuitslag in de rest van de wervelkolom; 10 graden naar voren of naar achteren leunen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan in dit oordeel worden gevolgd. Omdat de beperkingen van appellante op de datum in geding niet zijn toegenomen, is zij geschikt gebleven voor ten minste drie van de oorspronkelijk bij de WIAbeoordeling geselecteerde functies.
BESLISSING
A.L.K. Dagmar als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 28 september 2023.