ECLI:NL:RBAMS:2024:1069

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
27 februari 2024
Zaaknummer
739105
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de mondkapjesdeal van Stichting Hulptroepen Alliantie en de Staat der Nederlanden

Op 28 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure over de zogenoemde mondkapjesdeal, waarbij Stichting Hulptroepen Alliantie (SHA) en de Staat der Nederlanden betrokken zijn. De zaak betreft incidenten die zijn ingediend op basis van artikel 217 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). SHA heeft de Staat gedagvaard, omdat deze partijen betrokken waren bij de levering van mondkapjes tijdens de coronacrisis. De Staat heeft verzocht om tussenkomst in de procedure, omdat hij vorderingen heeft gedaan tegen de gedaagden, die volgens hem bedrog hebben gepleegd bij het aangaan van de mondkapjesdeal. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staat voldoende belang heeft bij zijn verzoek tot tussenkomst en heeft dit toegestaan.

Daarnaast hebben oud-medewerkers van SHA, aangeduid als de Medewerkers, verzocht om zich te voegen aan de zijde van SHA. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de Medewerkers geen voldoende belang hebben bij de uitkomst van de procedure om zich te mogen voegen. Dit betekent dat hun verzoek is afgewezen. De rechtbank heeft de kosten van de procedure voor de Medewerkers toegewezen aan de gedaagden, omdat zij in het ongelijk zijn gesteld.

De rechtbank heeft verder bepaald dat de hoofdzaak zal worden voortgezet, waarbij de Staat de gelegenheid krijgt om een conclusie van eis in te dienen. De zaak is gepland voor een rolzitting op 27 maart 2024, waar de Staat zijn vorderingen kan indienen. De uitspraak benadrukt de complexiteit van de zaak en de betrokkenheid van meerdere partijen, waaronder de Staat, SHA en verschillende gedaagden, die allemaal een rol spelen in de juridische strijd rondom de mondkapjesdeal.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/739105 / HA ZA 23-816
Vonnis in incidenten van 28 februari 2024
in de zaak van

1.STICHTING HULPTROEPEN ALLIANTIE,

te Amsterdam,
hierna te noemen: SHA,
2.
HULPTROEPEN ALLIANTIE B.V.,
te Amsterdam,
hierna te noemen: HABV,
eisende partijen,
verweerders in de incidenten,
hierna samen te noemen: SHA c.s.,
advocaat: mr. I. Spinath te Amsterdam,
tegen

1.RELIEF GOODS ALLIANCE B.V.,

te Amsterdam,
advocaat: mr. S.M. Bartman te Baambrugge,
2.
SPHINX HOLDING B.V.,
te Hilversum,
niet verschenen,
3.
[gedaagde 3] C.V.,
te [vestigingsplaats] ,
niet verschenen,
4.
STICHTING 'T NUT,
te Hilversum,
niet verschenen,
5.
LABORARE OMNIA VINCIT B.V.,
te Driebergen-Rijsenburg,
advocaat: mr. S.M. Bartman te Baambrugge,
6.
NOAH HOLDING B.V.,
te Workum,
advocaat: mr. E. Douma te Sneek,
7.
NOMI B.V.,
te Workum,
advocaat: mr. E. Douma te Sneek,
8.
STICHTING NOMI,
te Workum,
advocaat: mr. E. Douma te Sneek,
9.
[gedaagde 9],
te [woonplaats 1] ,
niet verschenen,
10.
[gedaagde 10],
te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. S.M. Bartman te Baambrugge,
11.
[gedaagde 11],
te [woonplaats 3] ,
advocaat: mr. E. Douma te Sneek,
gedaagde partijen in de hoofdzaak,
verweerders in de incidenten ex art. 217 Rv,
hierna samen te noemen: gedaagden,
advocaat: mr. E. Douma te Sneek,
en
STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport),
te Den Haag,
eiser in het incident tot tussenkomst ex art. 217 Rv,
hierna te noemen: de Staat,
advocaat: mr. W.I. Wisman te Den Haag,
en

1.[eiser i.h. incident 1] ,

te [woonplaats 4] ,
2.
[eiser i.h. incident 2],
te [woonplaats 5] ,
3.
[eiser i.h. incident 3],
te [woonplaats 5] ,
4.
[eiser i.h. incident 4],
te [woonplaats 6] ,
5.
[eiser i.h. incident 5],
te [woonplaats 7] ,
6.
[eiser i.h. incident 6],
te [woonplaats 8] ,
eisers in het incident tot voeging ex artikel 217 Rv,
hierna samen te noemen: de Medewerkers,
advocaat: mr. M.W.E. Evers te Amsterdam.
Gedaagden worden hierna genoemd:
gedaagde 1: RGA
RGA samen met gedaagden 5 en 10: [gedaagde 10] c.s..
gedaagden 2, 3, 4 en 9 samen: [gedaagde 9] c.s.
gedaagden 6, 7, 8 en 11 samen: [gedaagde 11] c.s.
gedaagden 9 t/m 11: bij hun achternaam.
DE PROCEDURE
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 22 november 2023 in het incident tot voeging ex art. 222 Rv [1]
- de conclusie van antwoord en van eis in reconventie in de hoofdzaak, met producties, van [gedaagde 10] c.s.
- de conclusie van antwoord en van eis in reconventie in de hoofdzaak, met producties, van [gedaagde 11] c.s.
- de akte voorwaardelijke eiswijziging in de hoofdzaak, met producties, van SHA c.s.
- van de Staat: de incidentele conclusie tot tussenkomst ex art. 217 Rv, met producties
- van de Medewerkers: de incidentele conclusie tot voeging ex art. 217 Rv
- van SHA c.s.: de conclusie van antwoord in het incident tot tussenkomst
- van [gedaagde 10] c.s.: de conclusie van antwoord in de incidenten
- van [gedaagde 11] c.s.: de conclusie van antwoord in de incidenten
- de antwoordakte voorwaardelijke eiswijziging, in de hoofdzaak, van [gedaagde 10] c.s.
- de antwoordakte voorwaardelijke eiswijziging, tevens akte uitlating aanvullende producties, in de hoofdzaak, van [gedaagde 11] c.s.
Tenslotte is vonnis bepaald op vandaag.
Tegelijkertijd wordt vandaag vonnis in incidenten ex art. 217 Rv gewezen in de zaak met zaaknummer C/13/741820 / HA ZA 23-998 (ook wel: de zaak van de Staat), die ex art. 222 Rv gevoegd is met de onderhavige hoofdzaak (ook wel: de zaak van SHA c.s.).
DE ZAAK IN HET KORT
Deze zaak ziet op wat bekend staat als de mondkapjesdeal van [gedaagde 9] tijdens de coronacrisis. [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] hebben die deal met de overheid gesloten onder de vlag van SHA. Het doel van SHA was een bijdrage te leveren aan het kopen en verspreiden van de toen zelfs in de zorg schaarse persoonlijke beschermingsmiddelen. Talloze vrijwillige medewerkers en zakenpartners hebben zich met SHA c.s. voor dat doel ingezet. Achteraf bleken [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] met hun BV RGA zo’n € 30.000.000,- winst te hebben gemaakt. Die hebben zij laten uitkeren aan hun eigen vennootschappen en stichtingen, die SHA c.s. ook in dit geding heeft betrokken. De inzet van SHA c.s. is dat zij de winst alsnog kan besteden aan de goede doelen van SHA.
Behalve de SHA c.s. heeft ook de Staat deze partijen voor deze rechtbank gedaagd. Volgens de Staat hebben [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] bij het aangaan van de mondkapjesdeal bedrog gepleegd. Inzet van de Staat is dat gedaagden de winst terugbetalen aan de Staat. Omdat dat niet past bij de vordering van SHA c.s., wil de Staat tussenkomen in de zaak van SHA c.s.
De Medewerkers willen SHA c.s. steunen en vorderen daarom dat zij zich in de procedure mogen voegen aan de kant van SHA c.s.
In dit vonnis worden deze incidentele vorderingen van SHA c.s. en de Medewerkers beoordeeld.

1.DE FEITEN, voor zover van belang in de incidenten

1.1.
In maart 2020 heeft de World Health Organization de wereldwijde uitbraak van het coronavirus tot een pandemie verklaard en heeft de Nederlandse overheid diverse maatregelen genomen ter bestrijding van het virus. Al snel bleek dat er een groot tekort was aan persoonlijke beschermingsmiddelen, in het bijzonder mondkapjes, waardoor zelfs de medewerkers in de zorg niet voldoende konden worden beschermd.
1.2.
Rond 22 maart 2020 is in opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (hierna: het LCH) opgericht, als tijdelijke publiek/private samenwerking zonder winstoogmerk. Op 24 maart 2020 heeft de overheid daarover onder meer het volgende bericht:
“(…) Dit consortium heeft als doel om verschillende medische hulpmiddelen waaraan een tekort dreigt, gezamenlijk in te kopen, zonder winstoogmerk, in het landsbelang. We doen dit in deze uitzonderlijke situatie bewust samen omdat we snel resultaten willen boeken. (…)
Alle bedrijven die hulpmiddelen willen aanbieden worden verzocht om aanbiedingen uit het binnen- en buitenland te melden bij het Consortium (…). Het gaat specifiek om grote volume aanbiedingen. Het Consortium wil voorkomen dat producten worden aangeboden tegen woekerprijzen, en niet aan de juiste kwaliteitseisen voldoen. (…)”
1.3.
Vanaf 23 maart 2020 hebben [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] bijeenkomsten van het LCH bijgewoond en daar, kortgezegd, geschetst dat zij zonder enig winstoogmerk grote volumes mondkapjes zouden kunnen leveren.
1.4.
[gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] hebben op 25 maart 2020 SHA opgericht. Vervolgens, eveneens op 25 maart 2020, heeft SHA een werkmaatschappij opgericht, HABV. Enig aandeelhouder en bestuurder van HABV is SHA.
1.5.
De statuten van SHA luiden, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 3. Doel
3.1
De Stichting heeft ten doel het bevorderen van het beschikbaar komen van medische hulpmiddelen en aanverwante producten voor de zorg in tijden van nood, door(a) het ondersteunen van projecten en organisaties met eenzelfde doelstelling als die van de Stichting;(b) (…)3.2 De Stichting beoogt niet het maken van winst.”
1.6.
De Medewerkers, de eisende partij in het incident tot voeging, hebben zich intensief ingezet voor het bereiken van de doelen van SHA c.s.
1.7.
Op 9 april 2020 hebben [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] besloten tot oprichting van RGA.
1.8.
Op 12 april 2020 heeft [gedaagde 9] namens ‘de Hulptroepen Alliantie’ een door hem samen met [gedaagde 10] en [gedaagde 11] opgesteld voorstel voor een samenwerking doen toekomen aan het LCH. In de begeleidende e-mail heeft [gedaagde 9] onder meer geschreven:
“(…) Met een samenwerking tussen overheid en vertrouwde Nederlandse kampioenen uit het bedrijfsleven kunnen we dit snel opschalen. Dit doen we met hart voor mensen in de zorg, zonder winstoogmerk, vrij van belangen en zonder direct geld te vragen aan de Rijksoverheid.(…)”
1.9.
Het voorstel van 12 april 2020 is door of namens [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] uitgewerkt in een presentatie met het logo van ‘Hulptroepen.nu’ en ‘copyright Stichting Hulptroepen Alliantie 2020’. De presentatie sluit af met de Kamer van Koophandel gegevens van HABV en SHA. De presentatie vermeldt verder onder meer:
“(…) Wij hebben daarom in maart 2020 Hulptroepen.nl opgericht. Dit initiatief zonder winstoogmerk wil een betrouwbare markt voor beschermingsmiddelen creëren. (…) We hebben een supply chain opgezet van fabriekdeur in China tot de voordeur van elke zorginstelling in NL. (…)Deze presentatie zet uiteen hoe we middels onze reeds geteste supply chain voor de Rijksoverheid binnen 4-5 weken ± 100 miljoen stuks hoge kwaliteit mondkapjes kunnen leveren en e.v. andere PBM’s.(…)Ons kernteam bestaat uit:• [gedaagde 9] (initiatiefnemer (…)
• [gedaagde 10] (initiatiefnemer (…)
• [gedaagde 11] (…)
• (…)Daarnaast bestaan de Hulptroepen uit een klein leger van vrijwilligers voor de bouw van de site, customer service, het managen van samples zendingen, inplannen en screenen van SGS inspectie rapporten en overige hand- en spandiensten.(…)”
1.10.
Op 13 april 2020 heeft [gedaagde 9] een aangepast voorstel tot samenwerking aan het LCH doen toekomen. De desbetreffende presentatie, met hetzelfde logo en copyright als die van de dag ervoor, houdt onder meer als ‘sleutelvoorwaarde operatie’ in:
“• Inkoop voor LCH vindt plaats via nieuw op te richten entiteit: Relief Goods Alliance B.V. welke separaat gefinancierd zal worden;
• Bestaande Stichting Hulptroepen Alliantie en Hulptroepen Alliantie B.V. blijven zich op non profit basis richten op leverin van PBM’s aan zorgverleners die geen spullen kunnen verkrijgen via het reguliere kanaal;”
1.11.
Op 14 april 2020 is RGA daadwerkelijk opgericht door de houdstermaatschappijen van [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] . Dat zijn de in de hoofdzaak gedaagde partijen Sphinx Holding B.V., Laborare Omnia Vincit B.V. en Noah Holding B.V., die samen de aandeelhouders zijn van RGA. Via deze vennootschappen is geld doorgezet naar de andere gedaagde partijen.
1.12.
Op 16 april 2020 is de (eerste) website van SHA, www.coolblue.nl/hulptroepen, publiekelijk gelanceerd met een door [gedaagde 9] gepresenteerd YouTube-filmpje waarin [gedaagde 9] onder meer vertelt dat de website een initiatief zonder winstoogmerk is.
1.13.
Op 7 april 2020 heeft [gedaagde 9] de non-disclosure agreement (geheimhoudingsovereenkomst, hierna: de NDA) van SHA getekend. Andere bij SHA betrokkenen hebben dat ook gedaan. De NDA kent een boetebepaling voor het geval de ondertekenaar de NDA schendt.
1.14.
Op 22 april 2020 heeft de Staat, althans een partner van het LCH, met RGA de twee overeenkomsten gesloten die bekend zijn geworden als de mondkapjesdeal (hierna: de Overeenkomsten). De Overeenkomsten zien op de levering door RGA van 40 miljoen mondkapjes tegen betaling van ruim € 100.000.000,-. RGA blijkt daar miljoenen winst mee te hebben gemaakt.
1.15.
Op de gelijksoortige verzoeken van het Openbaar Ministerie en van onder meer de Medewerkers zijn [gedaagde 9] en [gedaagde 10] bij beschikking van deze rechtbank van 22 juli 2022 ontslagen als bestuurders van SHA. Het gerechtshof heeft de beslissing van de rechtbank bekrachtigd [2] .
1.16.
Op 8 augustus 2023 heeft SHA c.s. gedaagden gedagvaard. SHA c.s. heeft haar zaak bij deze rechtbank aanhangig gemaakt op 13 september 2023.
1.17.
SHA c.s. heeft RGA, [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] ook nog apart gedagvaard. Dit tot terugbetaling van door SHA c.s. betaalde kosten van rechtsbijstand voor deze vier gedaagden in hun strafrechtelijke en civielrechtelijke geschillen. Die zaak heeft als zaaknummer C/13/739059 / HA ZA 23-803 en is eveneens op 13 september 2023 bij deze rechtbank aanhangig gemaakt.
1.18.
Daarna, op 19 oktober 2023, heeft de Staat gedaagden gedagvaard en zijn zaak bij deze rechtbank aanhangig gemaakt.
1.19.
Bij het vonnis in incident tot voeging ex artikel 222 Rv, gewezen op 22 november 2023, is bepaald dat de beide zaken van SHA c.s. en die van de Staat verder gelijktijdig zullen worden behandeld. Dit om te bevorderen dat in alle drie de zaken tegelijk vonnis kan worden gewezen en om te voorkomen dat tegenstrijdige beslissingen worden genomen. Ook is beslist dat de comparitie na antwoord in de drie zaken tegelijk zal plaatsvinden, te weten op 22 april 2024.

2.DE VORDERINGEN

in de hoofdzaak
2.1.
Samengevat weergegeven vordert SHA c.s. dat de rechtbank, zoveel mogelijk bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
( i) gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 28.540.000,-, vermeerderd met rente;
(ii) gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 761.525,-, vermeerderd met rente;
(iii) [gedaagde 9] veroordeelt tot betaling van € 206.500,-, vermeerderd met € 500,- per dag dat hij de NDA heeft geschonden;
Subsidiair
( i) RGA veroordeelt tot betaling van € 29.301.525,-, vermeerderd met rente;
(ii) [gedaagde 9] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 12.154.486,20, vermeerderd met rente;
(iii) [gedaagde 10] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 7.631.273,75, vermeerderd met rente;
(iv) [gedaagde 11] c.s. hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 6.788.131,25, vermeerderd met rente;
Primair en subsidiair
( i) gedaagden hoofdelijk veroordeelt in de kosten van deze procedure.
2.2.
[gedaagde 9] c.s. is in de procedure niet verschenen. [gedaagde 10] c.s. en [gedaagde 11] c.s. zijn dat wel. Zij hebben geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van SHA c.s.
in het incident tot tussenkomst ex art. 217 Rv
2.3.
De Staat vordert dat het hem wordt toegestaan tussen te komen in de zaak van SHA c.s.
2.4.
SHA c.s. voert verweer, [gedaagde 10] c.s. en [gedaagde 11] c.s. refereren zich aan het oordeel van de rechtbank.
in het incident tot voeging ex art. 217 Rv
2.5.
De Medewerkers vorderen dat het hen wordt toegestaan zich te voegen aan de zijde van SHA c.s.
2.6.
[gedaagde 10] c.s. en [gedaagde 11] c.s. voeren verweer en concluderen tot veroordeling van de Medewerkers in de kosten van het incident.

3.DE BEOORDELING

in het incident tot tussenkomst
3.1.
De Staat wil tussenkomen in de zaak van SHA c.s. omdat het voor de Staat nadelig is als SHA c.s. gelijk krijgt. De met de Overeenkomsten gemaakte winst zal dan immers moeten worden betaald aan SHA c.s., terwijl dat geld volgens de Staat naar hem moet. Daarnaast overweegt de Staat in deze zaak zelf een eis in te stellen tegen SHA c.s., op de grond dat het bedrog van [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] kan worden toegerekend aan SHA c.s.
3.2.
Volgens SHA c.s. heeft de Staat zijn doel al bereikt doordat beide zaken zijn gevoegd ex artikel 222 Rv. Bovendien verdraait de Staat in zijn processtukken de feiten en heeft hij niets te zoeken in de interne aangelegenheid tussen SHA c.s. enerzijds en gedaagden anderzijds.
3.3.
Dit verweer slaagt niet. De Staat heeft voldoende gesteld en onderbouwd dat hij belang heeft bij tussenkomst in de zin van art. 217 Rv. Dat belang is voorkomen dat de Staat kan worden benadeeld in zijn rechten jegens gedaagden als SHA c.s. in de hoofdzaak gelijk krijgt, en dat hij zelfstandig een eis kan instellen tegen SHA c.s. [3] Welke partij gelijk heeft als het gaat om bepaalde feiten, zal in de hoofdzaak aan de orde komen en speelt in dit incident geen rol. Het zal de Staat worden toegestaan om tussen te komen.
3.4.
Omdat SHA c.s. in dit incident ongelijk krijgt, zal zij hoofdelijk worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Hoofdelijk, omdat dit het uitgangspunt is. Aan de zijde van de Staat worden die kosten begroot op € 614,- (1 punt tarief II) voor salaris advocaat, vermeerderd met de nakosten zoals in het dictum bepaald.
3.5.
In het gegeven dat [gedaagde 10] c.s. en [gedaagde 11] c.s. geen verweer hebben gevoerd, ziet de rechtbank aanleiding jegens hen de kosten van dit incident te compenseren, in die zin dat elke partij de eigen proceskosten draagt.
in het incident tot voeging
3.6.
De Medewerkers eisen zich in de hoofdzaak te mogen voegen aan de zijde van SHA c.s. Ter onderbouwing voeren zij het volgende aan. Zij waren al betrokken vanaf het initiatief tot de opbouw van SHA c.s. Net als de vele andere vrijwilligers en samenwerkingspartners van SHA c.s. verkeerden zij in de veronderstelling dat zij bijdroegen aan een initiatief zonder winstoogmerk, met de bedoeling de zorgmedewerkers in Nederland te beschermen en de verdere verspreiding van het coronavirus te beteugelen. In werkelijkheid hebben [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] ervoor gezorgd dat zij met de Overeenkomsten aanzienlijke winst hebben gemaakt, die zij bovendien aan zichzelf hebben laten toekomen in plaats van aan het doel van SHA. SHA c.s. en de Medewerkers zijn door hen misleid. [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] hebben de Medewerkers bovendien nog een trap na gegeven door hun handelen publiekelijk te ontkennen en goed te praten en zelfs te dreigen met procedures als medewerkers geheimen zouden onthullen.
3.6.1.
Zonder enige vergoeding en belangeloos hebben de Medewerkers een enorme bijdrage geleverd om ervoor te zorgen dat de misstanden van [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] werden geadresseerd. Zo hebben zij onder meer hun ontslag als bestuurders van SHA bewerkstelligd. De medewerkers hebben, zonder succes, de gedaagden in de hoofdzaak gesommeerd openheid van zaken te geven. De producties bij de dagvaarding van SHA c.s. zijn grotendeels door de Medewerkers bijeengebracht.
3.6.2.
De Medewerkers hebben er dus een eigen belang bij om ervoor te zorgen dat de weggehouden winst alsnog terecht komt bij SHA c.s. Deze winst is immers het resultaat van de grotendeels onbezoldigde inspanningen van de vele vrijwilligers van SHA, waaronder de Medewerkers. Aan die inzet was de voorwaarde verbonden dat [gedaagde 9] , [gedaagde 10] en [gedaagde 11] het ‘om niet’ zouden doen. Als zij het geld aan SHA c.s. betalen, kan het geld alsnog overeenkomstig de statuten van SHA charitatief worden besteed. Als de vorderingen van SHA c.s. echter worden afgewezen, zullen de Medewerkers daarvan dus ook nadelige gevolgen ondervinden.
3.7.
Volgens [gedaagde 10] c.s. en [gedaagde 11] c.s. is het door de Medewerkers gestelde belang niet voldoende om hun voeging toe te staan. Dit verweer slaagt om de volgende redenen.
3.8.
De partij die voeging vordert op de voet van art. 217 Rv moet belang hebben bij de uitkomst van de procedure, in die zin dat die voegende partij nadelige gevolgen kan ondervinden van een uitkomst in de hoofdzaak die ongunstig is voor de partij aan wier zijde zij zich voegt. [4] Onder nadelige gevolgen worden verstaan zowel de feitelijke als de juridische gevolgen van de toe- of afwijzing van de vordering of van het gezag van gewijsde dat de in die procedure gegeven eindbeslissingen kunnen hebben voor degene die de voeging vordert.
3.8.1.
De Medewerkers stellen wel dat zij van een voor SHA c.s. ongunstige uitspraak nadelige gevolgen kunnen ondervinden maar, zo begrijpt de rechtbank, dat nadeel is volgens hen dat er geen genoegdoening zal zijn voor de daden van gedaagden en voor hun eigen inspanningen als de met de mondkapjesdeal behaalde winst niet alsnog kan worden gebruikt voor goede doelen. Dat nadeel kan niet worden gekwalificeerd als belang bij voeging in de zin van artikel 217 Rv. Een gebrek aan genoegdoening of een niet-vervulde behoefte om een opvatting kenbaar te maken, is geen feitelijk of juridisch gevolg zoals hiervoor bedoeld.
Dat de Medewerkers een belang hadden bij het door hen verzochte ontslag en op grond van artikel 2:298 BW ontvankelijk waren in hun verzoek, betekent niet dat zij een belang hebben om zich bij SHA c.s. te voegen in de hoofdzaak.
3.9.
Het oordeel is dus dat het de Medewerkers niet is toegestaan om zich in de hoofdzaak te voegen.
Omdat zij in het ongelijk worden gesteld, zullen de Medewerkers overeenkomstig de conclusies van [gedaagde 10] c.s. en [gedaagde 11] c.s. worden veroordeeld in de proceskosten. Zij worden conform het uitgangspunt hoofdelijk veroordeeld. Deze kosten worden begroot op € 614,- (1 punt, tarief II) voor salaris advocaat, te vermeerderen met de nakosten zoals bepaald in het dictum van dit vonnis.
in de hoofdzaak
3.10.
In de hoofdzaak is al voor antwoord in reconventie geconcludeerd. Omdat het de Staat wordt toegestaan tussen te komen, kan hij desgewenst een conclusie van eis nemen.
3.11.
Per e-mail van 19 februari 2024 heeft de rechtbank aan alle (mogelijk) betrokken partijen laten weten welke termijnen zullen gelden als een van de incidentele eisen zou worden toegewezen. Overeenkomstig dat bericht, waartegen geen protesten zijn ontvangen, zal de Staat een termijn van vier weken worden gegeven voor conclusie van eis. De andere partijen kunnen uiterlijk op de dag van de mondelinge behandeling, 22 april 2024, daarop van antwoord dienen, zij het dat hen is verzocht dat zo veel mogelijk dagen voordien te doen.

4.DE BESLISSING

De rechtbank:
in het incident tot tussenkomst
4.1.
staat toe dat de Staat in de hoofdzaak tussenkomt,
4.2.
veroordeelt SHA c.s. hoofdelijk jegens de Staat in de kosten in dit incident, aan de zijde van de Staat begroot op € 614,-,
4.3.
veroordeelt SHA c.s. hoofdelijk jegens de Staat in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 178,- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 92,- aan salaris advocaat en met de explootkosten als SHA c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
4.4.
verklaart de kostenveroordelingen in 4.2 en 4.3 van dit dictum uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
compenseert voor het overige de kosten van dit incident, in die zin dat elk van partijen de eigen kosten draagt,
in het incident tot voeging
4.6.
wijst het gevorderde af,
4.7.
veroordeelt de Medewerkers jegens [gedaagde 10] c.s. in de kosten in dit incident, aan de zijde van [gedaagde 10] c.s. begroot op € 614,-,
4.8.
veroordeelt de Medewerkers hoofdelijk jegens [gedaagde 10] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 178,- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 92,- aan salaris advocaat en met de explootkosten als de Medewerkers niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
4.9.
veroordeelt de Medewerkers hoofdelijk jegens [gedaagde 11] c.s. in de kosten in dit incident, aan de zijde van [gedaagde 11] c.s. begroot op € 614,-,
4.10.
veroordeelt de Medewerkers hoofdelijk jegens [gedaagde 11] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 173,- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met € 90,- aan salaris advocaat en met de explootkosten als de Medewerkers niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden,
4.11.
verklaart de kostenveroordelingen in 4.7 tot en met 4.10 van dit dictum uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
4.12.
verwijst de zaak naar de rol van 27 maart 2024 voor het nemen van een conclusie van eis door de Staat.
Dit vonnis is gewezen door mr. Q.R.M. Falger, mr. M.R. Jöbsis en mr. R..P.F. de Groot en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.

Voetnoten

1.Rv staat steeds voor: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, art. staat voor artikel