ECLI:NL:RBAMS:2023:971

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
C/13/710770 / HA ZA 21-1046
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake zorgplicht en renteswap tussen eisers en Rabobank

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers, bestaande uit een echtpaar en hun dochter, vorderingen ingesteld tegen de coöperatie Rabobank U.A. De zaak betreft een renteswap die door Rabobank aan eisers is aangeboden in het kader van hun kredietovereenkomsten. Eisers stellen dat Rabobank haar zorgplicht heeft geschonden door hen niet voldoende te informeren over de risico's van de renteswap en door kosten en provisies in rekening te brengen. De rechtbank heeft vastgesteld dat Rabobank voldoende informatie heeft verstrekt over de renteswap en dat eisers, als professionele ondernemers, zelfredzaam waren en in staat om de risico's te begrijpen. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake is van zorgplichtschending en heeft de vorderingen van eisers afgewezen. Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de opzegging van de kredieten door Rabobank niet onrechtmatig was, gezien de verslechterde financiële situatie van eisers. De rechtbank heeft alle vorderingen van eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: C/13/710770 / HA ZA 21-1046
Vonnis van 22 februari 2023
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
3.
[eiser 3],
4.
[eiser 4],
allen wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. J.M. Wagenaar te Enschede,
tegen
de coöperatie
COÖPERATIE RABOBANK U.A.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. R.L. Ubels te Amsterdam.
Eisers worden hierna gezamenlijk [eisers] , in enkelvoudige mannelijke vorm, genoemd (eisers sub 1 en sub 2 gezamenlijk: het echtpaar [eiser 1] , eisers sub 1 tot en met sub 3 gezamenlijk: [naam vennootschap] , en ieder afzonderlijk: [eiser 1] , [eiser 2] , [eiser 3] en [eiser 4] ). Gedaagde wordt Rabobank genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 19 november 2021 met producties,
  • de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie met producties,
  • de conclusie van antwoord in reconventie met producties,
  • het tussenvonnis van 18 mei 2022, waarbij een mondelinge behandeling is gelast,
  • het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 20 september 2022 en de daarin genoemde processtukken.
1.2.
De zaak is na de mondelinge behandeling aangehouden voor schikkingsonderhandelingen. Na een aantal aanhoudingen is uiteindelijk vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1.
De vennootschap onder firma [naam vennootschap] (hierna: [naam vennootschap] ) exploiteerde sinds 1999 een bouwmarkt. De beherend vennoten waren het echtpaar [eiser 1] en hun dochter [eiser 3] . [naam vennootschap] is op 20 mei 2014 failliet verklaard.
2.2.
Rabobank was de huisbank van [naam vennootschap] .
2.3.
In 1999 heeft Rabobank diverse kredieten verstrekt aan [naam vennootschap] . Daarnaast is een hypothecaire lening voor de privéwoning van het echtpaar [eiser 1] (hierna ook: de privé kredietovereenkomst) verstrekt. Op alle leningen zijn de Algemene Bankvoorwaarden (hierna: ABV) van toepassing.
2.4.
Op 22 september 2008 heeft [naam vennootschap] ter financiering van uitbreiding van haar bedrijfspand een nieuwe kredietovereenkomst afgesloten, bestaande uit twee geldleningen van € 1.500.000,00 en € 450.000,00 (hierna: de Kredietovereenkomst 2008). In het financieringsvoorstel ervan staat vermeld dat als bij de lening van € 1.500.000,00 wordt gekozen voor een variabele rente, het renterisico moet worden afgedekt.
2.5.
Op 25 en 29 september 2008 hebben [naam vennootschap] en Rabobank gesprekken gehad over rentederivaten naar aanleiding van de Kredietovereenkomst 2008.
2.6.
Op 2 oktober 2008 heeft Rabobank een renterisicovoorstel gedaan, waarin zij informatie heeft verstrekt over renterisicomanagement en rentederivaten aan [naam vennootschap] . Hierin is vermeld dat Rabobank bij een cancellable renteswap na vijf jaar eenmalig de mogelijkheid heeft om het rentecontract te beëindigen. Verder staat daarin vermeld:
“(…) Indien u zich financiert op basis van 3-maands euribor loopt u een renterisico. In de huidige rentemarkt is het relatief gunstig om voor een vaste rente te kiezen voor een langere periode om dit risico af te dekken. Het afdekken met een los rentecontract heeft een aantal voordelen ten opzichte van de traditionele bancaire vaste rente. Zo kan het rentecontract naast een negatieve waarde (indien de rente daalt) ook een positieve waarde krijgen (indien de rente stijgt). Een bancaire financiering kent alleen een mogelijke negatieve waarde (boeterente). Verder wordt deze maatwerkoplossing naast de financieringen gesloten, zodat het renterisico en het financieringsrisico gescheiden worden. Dit zorgt voor optimale flexibiliteit. De uitgewerkte alternatieven verschillen momenteel weinig in tarief, omdat de marktrentes dicht bij elkaar liggen. De alternatieve optie, waarbij u gebruik maakt van een variabele looptijd van 5 of 10, zorgt voor een korting ten opzichte van de andere alternatieven. (…)”
Rabobank heeft hierbij als bijlage gestuurd de brochure ‘Renteruil naar vaste rente’. Daarin zijn risico’s van een renteswap vermeld.
2.7.
Op 15 oktober 2008 heeft [naam vennootschap] een Overeenkomst Financiële Derivaten (hierna: OFD 2008) getekend, een raamovereenkomst die het kader biedt voor het eventueel afsluiten van renteproducten. In artikel 3.3 staat dat de bijlagen Informatie Financiële Derivaten en Verschaffing van Dekking tot de OFD 2008 behoren en dat de klant verklaart daarvan een afschrift te hebben ontvangen. Daarin staan risico’s van een renteswap en rentecap beschreven. Ook heeft [naam vennootschap] op dezelfde dag een Treasury Inventarisatie Formulier (hierna: TIF 2008) getekend, ter vaststelling van de doelstellingen en behoeften van [naam vennootschap] bij het eventueel aangaan van een rentederivaat. Daarin staat dat [naam vennootschap] het doel heeft om het renterisico volledig af te dekken.
2.8.
Op 23 oktober 2008 hebben [naam vennootschap] en Rabobank de lopende kredieten gewijzigd in zes Euriborleningen. Het rentepercentage van ieder van deze leningen werd daarmee bepaald op het 3-Maands Euribortarief van 5,237% met 1,05% opslag.
2.9.
Op 30 oktober 2008 heeft [naam vennootschap] telefonisch een cancellable renteswap afgesloten met een renteswap van 4,14% en een looptijd van 10 jaar (van 1 november 2008 tot 1 november 2018). Rabobank had het recht om de cancellable swap (hierna: de Renteswap) eenzijdig te beëindigen. Rabobank heeft op 31 oktober 2008 een transactiebevestiging gestuurd hiervan, waarin onder andere risico’s van een renteswap zijn opgesomd. [naam vennootschap] heeft deze op 19 november 2008 ondertekend retour gestuurd aan Rabobank.
2.10.
[naam vennootschap] heeft op 2 maart 2011 op verzoek van Rabobank een nieuw Treasury Inventarisatie Formulier (hierna: TIF 2011) getekend. Daarin is opgenomen dat het doel van [naam vennootschap] was om het renterisico zoveel mogelijk af te dekken.
2.11.
Op 10 november 2011 heeft [naam vennootschap] een nieuw krediet afgenomen. Het rentepercentage hiervan werd bepaald op het 1-maands Euribortarief met 2,2% opslag en een kredietprovisie van 0,5%.
2.12.
Op 11 februari 2013 heeft de heer J.J.C. Liefers als accountant van [naam vennootschap] de jaarrekening over 2012 van [naam vennootschap] vastgesteld.
2.13.
In of omstreeks maart 2013 had [naam vennootschap] een betalingsachterstand van
€ 125.234,69 bij DGN Retail, haar franchisegever (hierna: DGN).
2.14.
In maart 2013 heeft [naam vennootschap] een aanvullend financieringsverzoek van
€ 125.000,00 gedaan bij Rabobank. Rabobank heeft na contact [naam vennootschap] onder bijzonder beheer geplaatst en geen aanvullend krediet verstrekt aan [naam vennootschap] .
2.15.
Op 7 oktober 2013 heeft DGN de franchiseovereenkomst met [naam vennootschap] opgezegd per 1 december 2013 en aangegeven de onder 2.13 genoemde vordering op te eisen.
2.16.
Rabobank heeft per brief van 18 december 2013 de aan [naam vennootschap] verstrekte kredieten opgezegd met een opzegtermijn van drie maanden, en de leningen opgeëist.
2.17.
Op 20 mei 2014 is [naam vennootschap] failliet verklaard.
2.18.
Op 19 juni 2014 heeft Rabobank de Renteswap beëindigd.
2.19.
De curator van [naam vennootschap] heeft de vorderingen inzake de Renteswap gecedeerd aan [eiser 4] op 28 juni 2019. Daarvan is mededeling gedaan aan Rabobank op 8 juli 2019.
2.20.
Op 29 september 2020 is het faillissement van [eiser 3] geëindigd. Op 16 oktober 2020 is het faillissement van [naam vennootschap] en het echtpaar [eiser 1] geëindigd.
2.21.
Per brief van 3 februari 2021 heeft Rabobank een restschuld onder de hypothecaire geldlening van het echtpaar [eiser 1] opgeëist.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eisers] heeft meerdere vorderingen ingesteld tegen Rabobank. Kort samengevat zijn die enerzijds gebaseerd op verwijten die hij Rabobank maakt ten aanzien van de Renteswap, en anderzijds op verwijten die hij Rabobank maakt ten aanzien van de opzegging van de kredieten. Voor een volledig overzicht van de vorderingen verwijst de rechtbank naar Bijlage I van dit vonnis.
3.2.
Rabobank voert verweer. Zij concludeert tot afwijzing van de vorderingen.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
Rabobank vordert, samengevat, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
I. [naam vennootschap] – en [eiser 1] , [eiser 2] en [eiser 3] ieder afzonderlijk – hoofdelijk veroordeelt tot het betalen van de restschuld onder de zakelijke kredietovereenkomsten: € 1.742.152,13, vermeerderd met rente,
II. het echtpaar [eiser 1] hoofdelijk veroordeelt tot het betalen van de restschuld onder de privé-overeenkomst: € 139.388,99, vermeerderd met rente,
III. als de vorderingen in conventie worden toegewezen, voor recht verklaart dat Rabobank gerechtigd is haar vordering jegens [naam vennootschap] , en het echtpaar [eiser 1] , te verrekenen,
IV. [eisers] veroordeelt in de proceskosten.
3.5.
[eisers] voert verweer.

4.De beoordeling

in conventie
Zorgplichtschending vanwege adviseren Renteswap? Nee.
4.1.
[eisers] baseert zijn vorderingen onder 1 (a) en 3 (zie Bijlage I) op de stelling dat Rabobank in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld door [naam vennootschap] te adviseren de Renteswap af te sluiten. Uit de wijze waarop hij de gevraagde schadevergoeding heeft berekend blijkt dat [eisers] meent dat als Rabobank [naam vennootschap] wel juist had geadviseerd, [naam vennootschap] ofwel in het geheel geen renteswap had afgesloten (daarop is de primair gevorderde schadevergoeding gebaseerd), ofwel een rentecap zou hebben afgesloten om de helft of het hele renterisico af te dekken (daarop is de subsidiair en meer subsidiair gevorderde schadevergoeding gebaseerd).
4.2.
Om die vorderingen te kunnen toewijzen, moet de rechtbank eerst vaststellen dat Rabobank haar zorgplicht heeft geschonden tegenover [naam vennootschap] doordat Rabobank: [naam vennootschap] niet voldoende heeft geïnformeerd over en gewezen op de renterisico’s van de Renteswap, en niet voldoende onderzoek heeft gedaan naar de geschiktheid van de Renteswap voor [naam vennootschap] . Dat is echter niet het geval. De rechtbank legt uit waarom.
Rabobank heeft tijdig en voldoende informatie ingewonnen
4.3.
Allereerst kan worden vastgesteld dat Rabobank tijdig en voldoende informatie heeft ingewonnen over de financiële positie en doelstellingen van [naam vennootschap] voordat zij de Renteswap had aangeboden aan [naam vennootschap] . [naam vennootschap] was op dat moment al jarenlang klant bij Rabobank en zij had ook al verschillende kredietfaciliteiten lopen bij Rabobank (zie onder 2.2 en 2.3). Daarom kan over het algemeen worden aangenomen dat Rabobank [naam vennootschap] goed kende en het
Know Your Customer-beginsel niet heeft geschonden. Dit geldt ook met betrekking tot het voorstel van de Renteswap. Rabobank heeft de Renteswap aangeboden aan [naam vennootschap] naar aanleiding van de Kredietovereenkomst 2008, waarbij Rabobank voorafgaand daaraan met [naam vennootschap] heeft gesproken over haar doelstellingen en de achtergrondinformatie van die kredietfaciliteit: het willen uitbreiden van haar bedrijf (zie onder 2.4).
Rabobank heeft voldoende geïnformeerd en gewaarschuwd
4.4.
Daarnaast kan worden vastgesteld dat Rabobank [naam vennootschap] voldoende heeft geïnformeerd over en gewaarschuwd voor de risico’s van de Renteswap. De relevante kenmerken en risico’s van de Renteswap stonden in de contractdocumentatie beschreven (zie onder 2.9) en in de OFD 2008 en TIF 2008 heeft Rabobank gewaarschuwd voor de aan de Renteswap verbonden risico’s. Ook in de bijlagen van die documenten zijn de algemene risico’s van renteswaps opgesomd. Vastgesteld kan worden dat [naam vennootschap] deze heeft ontvangen, omdat zij met ondertekening heeft verklaard dat zij deze heeft ontvangen (zie onder 2.7). Rabobank heeft daarmee voldoende geïnformeerd over en gewaarschuwd voor de wezenlijke kenmerken en risico’s van een renteswap.
4.5.
Daar komt bij dat hoewel [naam vennootschap] niet als professionele belegger kan worden aangemerkt, de rechtbank vaststelt dat [naam vennootschap] ten tijde van het renteswapvoorstel wel een onderneming was waarvan kon worden verwacht dat deze op professionele wijze beslissingen kon nemen en zich zo nodig door derden liet adviseren bij het nemen van bedrijfsbeslissingen. [naam vennootschap] was immers een professionele ondernemer en had al meerdere financieringen afgenomen. Dat betekent dat van [naam vennootschap] bij het voorstel van de Renteswap mocht worden verwacht zelfredzaam te zijn, in die zin dat zij in geval van een kennisachterstand zelf verantwoordelijk was voor het organiseren van (eventueel extern) advies. Rabobank heeft voldoende gemotiveerd aangevoerd dat [naam vennootschap] voor het afsluiten van de Renteswap dat ook heeft gedaan bij haar accountant de heer Liefers.
4.6.
De rechtbank zal hierna ingaan op de risico’s waarvan [eisers] stelt dat Rabobank [naam vennootschap] op had moeten wijzen en uitleg over had moeten geven, maar dat niet of onvoldoende zou hebben gedaan. Deze zijn volgens [eisers] :
handel op niet-reguliere/niet-gereguleerde beurs,
negatieve waarde,
verhoogd risicoprofiel,
margin verplichtingen,
opslagverhogingen,
liquiditeitsrisico,
mismatch/overhedge,
forward starting,
verborgen provisie,
portefeuille hedge,
inflexibel product,
problemen bij vervroegde aflossing,
problemen bij herfinanciering.
Daarnaast heeft Rabobank volgens [eisers] haar zorgplicht geschonden door niet haar rentevisie te delen.
Verwijt 1: handel op een niet reguliere/gereguleerde beurs
4.7.
[eisers] stelt dat renteswaps worden verhandeld op een niet-reguliere beurs of niet-gereguleerde markt. [naam vennootschap] was niet bekend met die markt en had ook geen toegang tot die markt en daardoor ontbrak het haar aan vereist inzicht. Zij kon geen marktontwikkelingen volgen en zonder die toegang en kennis was het voor haar onmogelijk om de impact van de marktontwikkelingen te beoordelen voor de afgesloten Renteswap. [eisers] stelt dat Rabobank zodoende haar waarschuwingsplicht heeft geschonden en dat als zij [naam vennootschap] wel had voorzien van de waarschuwing dat de Renteswap op een dergelijke niet-gereguleerde markt werd verhandeld, zij dat risico niet had willen lopen.
4.8.
Die stellingen gaan niet op. Het ging hier om een OTC rentederivaat, dus een contract tussen de klant en de bank. Daarbij moest voor [naam vennootschap] als klant duidelijk zijn geweest dat het Rabobank was die een aanbod deed, namelijk een bepaalde swaprente, gekoppeld aan een bepaalde looptijd. Een klant kan een dergelijk aanbod wel of niet accepteren, dan wel eenzelfde soort product aanvragen bij een andere bank. Het is de rechtbank niet duidelijk in welk opzicht het feit dat – in de woorden van [eisers] – het hier ging om een niet-gereguleerde markt, een omstandigheid is waarvoor moest worden gewaarschuwd. Het argument dat [naam vennootschap] inzicht had moeten krijgen in marktontwikkelingen heeft Rabobank onbetwist weerlegd met de stelling dat [naam vennootschap] regelmatig inzicht kreeg in de ontwikkelingen van de waarde van de Renteswap. Dit levert dus geen zorgplichtschending op. Daarbij komt dat als Rabobank gehouden zou zijn om hierop te wijzen, [eisers] op geen enkele manier heeft onderbouwd dat als Rabobank dat had gedaan, [naam vennootschap] de Renteswap niet zou hebben afgesloten. [naam vennootschap] heeft het slechts over het niet willen lopen van een risico, maar het is onduidelijk over welk risico het gaat.
Verwijt 2: negatieve waarde
4.9.
[eisers] stelt dat Rabobank [naam vennootschap] niet heeft gewaarschuwd voor het feit dat de Renteswap een negatieve waarde kon ontwikkelen. Rabobank heeft gemotiveerd betwist dat zij dat niet heeft gedaan, maar haar meest verstrekkende verweer is dat een hieruit voortvloeiende vordering tot schadevergoeding is verjaard. [eisers] en/of [naam vennootschap] zou volgens Rabobank op zijn laatst op 24 november 2010 bekend zijn geworden met het risico dat de Renteswap een negatieve waarde kon ontwikkelen, aangezien een medewerker van Rabobank toen in een persoonlijk gesprek [eiser 1] daarvoor heeft gewaarschuwd. Ook voert Rabobank aan dat zij de negatieve marktwaarde in latere gesprekken nogmaals heeft medegedeeld. Verder heeft Rabobank onbetwist aangevoerd dat uit de jaarrekening 2012 van [naam vennootschap] volgt dat [naam vennootschap] bekend was met de negatieve waarde, omdat deze als latente verplichting in die jaarrekening werd opgenomen. [eisers] heeft ten aanzien van de verjaring gesteld dat [naam vennootschap] bekend moest zijn met het feit dat Rabobank haar zorgplicht had geschonden, en dat de enkele bekendheid met de negatieve waarde, niet voldoende is. Zij zou dus op zijn vroegst in november 2019 bekend zijn geworden met de zorgplichtschending, toen zij juridisch advies had ingewonnen.
4.10.
Een rechtsvordering tot vergoeding van schade verjaart vijf jaar na bekendheid bij de benadeelde met de schade en de daarvoor aansprakelijke partij (artikel 3:310 BW). De benadeelde moet voldoende zekerheid hebben, die niet absolute zekerheid behoeft te zijn, dat de schade is veroorzaakt door tekortschietend of foutief handelen van de betrokken persoon (Hoge Raad 31 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:552).
4.11.
Het verjaringsverweer slaagt. Als, hypothetisch, Rabobank voorafgaand aan het sluiten van de Renteswap niet of onvoldoende heeft gewezen op het risico van een negatieve waarde, is [naam vennootschap] op het moment dat die negatieve waarde zich verwezenlijkte alsnog van dat risico en de verwezenlijking daarvan op de hoogte geraakt. Dat moet zijn gebeurd nog voordat de negatieve waarde werd opgenomen in de jaarrekening (11 februari 2013, zie onder 2.12). Als [naam vennootschap] de Renteswap niet zou hebben afgesloten als zij had geweten dat die een negatieve waarde konden krijgen, wist zij in ieder geval op het moment dat zij in haar jaarrekening verslag deed van de latente verplichting dat Rabobank haar had opgezadeld met een financieel product dat zij bij een juiste kennis van zaken helemaal niet zou hebben afgesloten. Een partij die plotseling bekend wordt met een (potentieel) zeer schadelijk effect van het afsluiten van een bepaald financieel product, terwijl haar bank haar daar nooit voor heeft gewaarschuwd, weet op dat moment dat zij (a) mogelijk schade gaat leiden die (b) het gevolg zou zijn van tekortschietend of foutief handelen van haar bank. In hoeverre zij de situatie op dat moment juridisch goed kon duiden, doet niet ter zake.
4.12.
De eerst mogelijke handeling waarvan [eisers] stelt dat dit een stuitingshandeling betreft, is gedateerd op 28 juni 2019. Uit wat de rechtbank hiervoor overweegt volgt dat de verjaring uiterlijk op 11 februari 2018 is voltooid en dat die mogelijke stuitingshandeling geen effect meer kan hebben gehad.
4.13.
[eisers] stelt nog dat er een verjaringstermijn van twaalf jaar geldt omdat er sprake zou zijn van valsheid in geschrifte, maar dat heeft hij op geen enkele wijze handen en voeten gegeven. Bij gebrek aan enige onderbouwing gaat de rechtbank niet verder in op deze stelling.
Verwijt 3 en 4: verhoogd risicoprofiel en margin verplichtingen
4.14.
[eisers] heeft betoogd dat [naam vennootschap] een verhoogd risicoprofiel heeft gehad door de Renteswap en dat zij niet is gewezen op de potentiële omvang van margin verplichtingen en de risico’s die daaruit voortvloeien. Voor zover Rabobank daar inderdaad niet voor heeft gewaarschuwd, geldt echter dat [eisers] op geen enkele wijze heeft gesteld of onderbouwd waarom [naam vennootschap] de Renteswap niet zou hebben afgesloten als Rabobank hierover wel informatie had verstrekt. [eisers] stelt dat [naam vennootschap] een dergelijk risico niet wilde lopen, maar wat dat risico voor [naam vennootschap] precies inhield, heeft hij niet duidelijk gemaakt. De rechtbank gaat er daarom aan voorbij.
Verwijt 5: opslagverhogingen
4.15.
[eisers] stelt dat pas achteraf is gebleken dat Rabobank bevoegd was om de renteopslag onder de kredieten te verhogen. Dit zou een risico voor [naam vennootschap] hebben opgeleverd dat zij niet bereid was te lopen en waarop Rabobank niet zou hebben gewezen. Rabobank heeft dat gemotiveerd betwist.
4.16.
Dit verwijt gaat gelet op rechtsoverwegingen 4.4 en 4.5 niet op. Daarbij komt nog dat [eisers] beargumenteert dat Rabobank een rentecap had moeten aanbieden, maar ook bij dat product zijn opslagverhogingen toegestaan. Dit is ook het geval bij een krediet met een variabele rente waar geen rentederivaat aan is gekoppeld. Ook bij die twee producten, waarvan [eisers] zegt dat Rabobank die aan [naam vennootschap] had moeten aanbieden omdat die passender waren, zou zij dus zijn geconfronteerd met opslagverhogingen.
Verwijt 6: liquiditeitsrisico
4.17.
[eisers] stelt dat de negatieve waarde een risico creëerde op margin verplichtingen en/of renteopslagverhogingen en dat dit een liquiditeitsrisico met zich bracht. Het is de rechtbank niet duidelijk welk concreet verwijt [eisers] maakt. Dat als de opslag wordt verhoogd, dit effect heeft op de liquiditeit, spreekt voor zich. Aangezien de gestelde zorgplichtschending in verband met het niet waarschuwen voor opslagverhogingen niet opgaat (zie onder 4.16), geldt hetzelfde voor een eventuele zorgplichtschending in verband met het niet waarschuwen voor consequenties voor de liquiditeit die eventuele opslagverhogingen zullen hebben. Waar de rechtbank niet kan volgen wat [eisers] Rabobank verwijt met betrekking tot margin verplichtingen (zie onder 4.14), kan zij ook niet volgen wat hij Rabobank verwijt met betrekking tot een liquiditeitsrisico als gevolg van margin verplichtingen.
Verwijt 7: mismatch/overhedge
4.18.
Tussen partijen staat vast dat er sprake is geweest van een overhedge. In beginsel is dat een fout van Rabobank. Het ligt uit hoofde van haar zorgplicht op haar weg om ervoor te zorgen dat producten die worden afgesloten op elkaar aansluiten en in beginsel ook om ervoor te zorgen dat die producten op elkaar blijven aansluiten. In dit geval heeft Rabobank echter onbetwist gesteld dat [eisers] hiervoor volledig is gecompenseerd. [eisers] heeft dus geen schade geleden, zodat ook als sprake is geweest van een zorgplichtschending, dit niet kan leiden tot toewijzing van een of meer van zijn vorderingen. Voor zover deze zorgplichtschending zou kunnen vallen onder de onder 1 gevorderde verklaring voor recht, is de rechtbank niet gebleken dat [eisers] – naast de gevorderde schadevergoeding – een zelfstandig belang heeft bij zo een verklaring voor recht.
Verwijt 8: forward starting
4.19.
[eisers] heeft aangevoerd dat de Renteswap een zogenoemde “
forward starting” swap was en daardoor speculatief. Dat is onjuist. Bij een “
forward starting” derivaat zit er ruime tijd tussen het moment van afsluiten en het moment van ingaan, en is de onderliggende financiering doorgaans nog niet rond. Als dat het geval is, moet een bank haar klant zeker waarschuwen voor de risico’s daarvan, in het bijzonder dat de financiering niet rondkomt, er anders uit gaat zien of later ingaat dan verwacht. Maar in het geval van [naam vennootschap] is de swap één dag na het afsluiten ervan ingegaan en was de onderliggende financiering op dat moment ook al verstrekt. Rabobank hoefde dus nergens voor te waarschuwen.
Verwijt 9: verborgen provisie
4.20.
[eisers] stelt dat sprake zou zijn van verborgen provisies en dat [naam vennootschap] niet precies is verteld hoeveel Rabobank aan de Renteswap zou verdienen. Dit levert geen zorgplichtschending op. De rechtbank verwijst voor de uitleg van dit oordeel naar rechtsoverweging 4.28, omdat dit verwijt is gekoppeld aan andere vorderingen.
Verwijt 7, 10, 11, 12: overhedge, portefeuille hedge, inflexibel product, problemen bij vervroegde aflossing
4.21.
Uitgangspunt voor al deze punten is dat Rabobank een partij als [naam vennootschap] moet begeleiden bij het afstemmen van de Renteswap op de leningen. Rabobank moet haar klant duidelijk maken dat zij, bij het bepalen van de met rentederivaten af te dekken hoofdsommen, rekening moet houden met eventuele tussentijdse aflossingen en/of veranderingen in haar financiële behoefte. Voorkomen moet worden dat er renterisico’s worden afgedekt die op enig moment in de toekomst niet (meer) bestaan, en een bank heeft daarbij in het kader van haar zorgplicht zeker een rol.
4.22.
[eisers] heeft echter geen concrete omstandigheden genoemd waaruit zou blijken wat er in de situatie van [naam vennootschap] anders had gemoeten. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat de bank hierbij haar zorgplicht heeft geschonden.
Verwijt 13: problemen bij herfinanciering
4.23.
[eisers] stelt dat Rabobank erop had moeten wijzen dat de Renteswap bij een eventuele herfinanciering in de toekomst problemen kon veroorzaken. Hij verwijst in dat kader naar een arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2019:1500) en het daaraan voorafgaande arrest van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2015:3842), waaruit zou volgen dat Rabobank hiervoor had moeten waarschuwen. Een verwijzing naar een andere zaak, waarbij het overigens niet ging over de zorgplicht van een bank maar om de mededelingsplicht in het kader van een beroep op dwaling, is echter onvoldoende; [eisers] kan niet volstaan met algemeenheden en verwijzingen naar jurisprudentie, maar hij moet een verwijt handen en voeten geven en dat heeft hij niet heeft gedaan. Het is de rechtbank niet duidelijk geworden waarom Rabobank deze klant in deze specifieke situatie had moeten waarschuwen tegen mogelijke problemen als die klant op enig moment in de toekomst zou willen overstappen naar een nieuwe bank. De zorgplicht van een bank die een renteswap afsluit met een klant brengt mee dat zij die klant tegen risico’s moet waarschuwen, maar niet dat zij de klant tegen ieder denkbaar risico moet waarschuwen. Het is aan [eisers] om uit te leggen waarom Rabobank hier op dit specifieke risico had moeten wijzen. De rechtbank kan niet vaststellen dat sprake is geweest van een zorgplichtschending. Ten slotte is niet gesteld of gebleken waarom, als Rabobank [naam vennootschap] had gewaarschuwd voor risico’s rondom overstappen, [naam vennootschap] de Renteswap niet zou hebben afgesloten.
Verwijt 14: rentevisie delen
4.24.
[eisers] stelt dat Rabobank haar rentevisie niet heeft gedeeld en dat [naam vennootschap] daarom geen geïnformeerde keuze heeft kunnen maken. De rechtbank gaat hier niet in mee. Rabobank voert terecht aan dat de renteverwachting van de bank – die niet meer dan een verwachting is, en ziet op een korte termijn – normaliter geen rol speelt wanneer een klant een rentederivaat afsluit om voor tien jaar renterisico’s af te dekken. De klant loopt over die tien jaar renterisico’s ongeacht de renteverwachtingen van de bank. De vraag per wanneer die risico’s moeten worden afgedekt is in beginsel alleen maar afhankelijk van de verwachte ingangsdatum van de onderliggende financiering; de verwachtingen wat de swaprente of Euribor de komende maanden wel of niet gaan doen speelt normaliter geen rol. [eisers] heeft niets gesteld waaruit blijkt dat er hier omstandigheden spelen die dat anders maken. Hij doet slechts een beroep doet op een arrest van het Gerechtshof Amsterdam (ECLI:NL:GHAMS:2020:1267); in die zaak was echter al voor het afsluiten van de renteswaps sprake van bijzondere aandacht voor de renteontwikkeling en was die ook tijdens besprekingen aan de orde geweest. Zulke bijzondere omstandigheden zijn in deze zaak niet aan de orde. Ook deze stelling slaagt niet.
Rabobank heeft geen ongeschikt product aangeboden
4.25.
Ook is niet gebleken dat de Renteswap geen passend product voor [naam vennootschap] was. Rabobank heeft voldoende onderbouwd dat zij aan het verstrekken van het krediet in 2008 de voorwaarde heeft verbonden dat [naam vennootschap] haar renterisico zou afdekken en dat [naam vennootschap] hiermee akkoord is gegaan. In de offerte van de Kredietovereenkomst 2008 staat vermeld dat als [naam vennootschap] zou kiezen voor een variabele rente, het renterisico zou moeten worden afgedekt (zie onder 2.4). [naam vennootschap] heeft die offerte ondertekend en heeft gekozen voor een variabele rente. Het was een gegeven dat het renterisico op die financiering afgedekt moest worden. Een renteswap is daarvoor een geschikt product, omdat een renteswap het risico uitsluit dat de financieringslasten een bepaald niveau overstijgen. Daarnaast heeft Rabobank voldoende onderbouwd dat de Renteswap [naam vennootschap] een lagere rente bood dan als zij een lening met vaste rente zou hebben afgesloten.
4.26.
De stelling van [eisers] dat Rabobank in plaats van een renteswap een rentecap had moeten aanbieden, omdat dit een geschikter product zou zijn geweest, wordt niet gevolgd. Rabobank heeft onderbouwd aangevoerd (verklaring Van Munnen) dat een rentecap wel is besproken, maar niet tot de mogelijkheden behoorde omdat het capniveau te hoog zou komen te liggen. Daarnaast heeft Rabobank aangevoerd dat [naam vennootschap] de premie voor een rentecap niet zou kunnen opbrengen. Ten slotte maakt het feit dat achteraf blijkt dat een rentecap veel voordeliger zou zijn geweest dan een renteswap, niet maakt dat de bank destijds verkeerd heeft geadviseerd. Ook deze stelling levert dus geen zorgplichtschending op.
Zorgplichtschending vanwege in rekening gebrachte kosten? Nee.
4.27.
Aan de vorderingen onder 1 (b) en 2 legt [eisers] ten grondslag dat Rabobank in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld door kosten in rekening brengen en/of (verborgen) provisies.
4.28.
Deze vorderingen worden afgewezen. De rechtbank ziet geen zorgplichtschending. [naam vennootschap] heeft een aanbod gekregen van Rabobank voor een bepaalde swaprente en zij heeft dat aanbod aanvaard. Zoals de Hoge Raad overwoog (ECLI:NL:HR:2019:1046) is het uit hoofde van een renteswap te betalen vaste rentetarief een van de kernprestaties en een relevant gegeven voor de beslissing tot het al dan niet aangaan van de overeenkomst. Uit welke componenten het vaste rentetarief is opgebouwd, zal over het algemeen niet of minder van belang zijn voor de klant. De klant zal immers slechts de afweging maken of zij bereid is om het door de bank voorgestelde vaste rentetarief te betalen ter afdekking van het genoemde renterisico. Daarbij is van belang dat bekend mag worden verondersteld dat in de prijs van door een bank aangeboden financiële producten een bankmarge is verdisconteerd. [eisers] stelt niets waaruit kan blijken waarom de overwegingen van de Hoge Raad hier niet zouden opgaan.
Conclusie: geen zorgplichtschending
4.29.
Rabobank heeft haar zorgplicht niet geschonden. De vorderingen onder 1 tot en met 3 (zie Bijlage I) worden afgewezen.
Rabobank ten onrechte kosten in rekening gebracht? Nee.
4.30.
[eisers] heeft, naast de vorderingen onder 1 (b) en 2, meerdere van zijn vorderingen gebaseerd op de stelling dat Rabobank ten onrechte kosten en/of (verborgen) provisies in rekening heeft gebracht. [eisers] heeft vanwege het in rekening brengen van die kosten verklaringen voor recht gevorderd dat hij de Renteswap rechtsgeldig heeft ontbonden (onder 7), hij heeft gedwaald (onder 9 (b)), Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld (onder 12 (b)), Rabobank in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld (onder 14 (b)) en Rabobank ongerechtvaardigd is verrijkt (onder 16 (b)). Bij de vorderingen onder 8, 11, 13, 15 en 17 vordert [eisers] terugbetaling van de marge.
4.31.
De rechtbank wijst al deze vorderingen af. Het is een feit van algemene bekendheid dat banken beogen inkomsten te behalen uit financiële transacties en daartoe een zekere marge zullen hanteren. Dat er voor Rabobank een marge zat in de rente die [naam vennootschap] onder de renteswap zou gaan betalen ligt dan ook volledig voor de hand en is alleszins acceptabel. Dat Rabobank daarover niets heeft vermeld, betekent daarom ook niet dat [eisers] de Renteswap kon ontbinden, dat [naam vennootschap] heeft gedwaald of dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld, in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld of zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt.
Onaanvaardbare opzegging kredieten? Nee.
4.32.
[eisers] stelt ter onderbouwing van zijn vordering onder 6 dat Rabobank onrechtmatig en/of in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld omdat zij in december 2013 de kredieten met [naam vennootschap] heeft opgezegd, wat heeft geleid tot het faillissement van [naam vennootschap] . Volgens [eisers] heeft Rabobank geen (voldoende) rekening gehouden met de belangen van [eisers] , waardoor er geen zwaarwegende grond is die het opzeggen van de kredieten rechtvaardigt en is de opzegging gelet op de omstandigheden van het geval naar redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Daarnaast verwijt hij Rabobank kennelijk onzorgvuldig te zijn geweest bij het na de opzegging van het krediet nemen van executiemaatregelen.
4.33.
Bij beantwoording van de vraag of Rabobank tot beëindiging van de kredieten mocht overgaan gelden de volgende uitgangspunten. In artikel 35 ABV heeft Rabobank de mogelijkheid een kredietovereenkomst op te zeggen. De rechtsgeldigheid van de beëindiging van de overeenkomst inzake betaaldiensten door een bank wordt echter niet alleen bepaald door hetgeen uitdrukkelijk is overeengekomen, maar ook door de redelijkheid en billijkheid zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW. Een beëindiging van een kredietrelatie is niet rechtsgeldig als gebruikmaking van de overeengekomen opzegbevoegdheid, gelet op de omstandigheden van het geval, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (Hoge Raad 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929). In het kader van de bij die beoordeling te maken afweging komt mede gewicht toe aan de bancaire zorgplicht op grond waarvan Rabobank bij haar dienstverlening zorgvuldigheid in acht dient te nemen.
4.34.
[eisers] heeft tegenover de gemotiveerde betwisting van Rabobank onvoldoende gesteld dat of waarom Rabobank geen (voldoende) rekening heeft gehouden met de belangen van [naam vennootschap] voorafgaand aan het opzeggen van de kredieten. Op grond van de uitvoerige onderbouwing van Rabobank stelt de rechtbank vast dat de financiële situatie van [naam vennootschap] zodanig was verslechterd, dat Rabobank de kredieten terecht heeft opgezegd en de leningen heeft opgeëist. Zo heeft Rabobank voldoende onderbouwd dat [naam vennootschap] sinds 2009 te maken kreeg met een daling van omzet en liquiditeit vanwege concurrentie van een andere bouwmarkt op hetzelfde bedrijventerrein en de financiële crisis, terwijl de financierings- en ondernemingslasten stegen. [naam vennootschap] had in maart 2013 ook nog een betalingsachterstand van ruim
€ 125.000,00 bij DGN (zie onder 2.13). In oktober 2013 heeft DGN de franchiseovereenkomst met [naam vennootschap] opgezegd, waarna zij heeft aangekondigd te zullen overgaan tot opeising van haar vorderingen op [naam vennootschap] (zie onder 2.15). Die omstandigheden maken daarom niet dat van Rabobank hoefde te worden verwacht de kredieten te laten voortduren, zodat niet kan worden vastgesteld dat Rabobank de belangen van [naam vennootschap] onvoldoende heeft meegewogen bij de opzegging. De opzegging van de financiering door Rabobank is dan ook niet onrechtmatig of onzorgvuldig geweest.
4.35.
Rabobank heeft ten slotte gemotiveerd betwist dat zij het bedrijfspand voor een te lage prijs heeft verkocht. Dat een bedrijfspand onder de taxatiewaarde wordt verkocht is, zeker in de marktomstandigheden waaronder dat gebeurde, geen grond om daarvan uit te gaan. De rechtbank kan daarom niet vaststellen dat Rabobank onzorgvuldig is geweest bij het na de opzegging van het krediet nemen van executiemaatregelen.
4.36.
De hierop gebaseerde vordering wordt daarom afgewezen.
Heeft [eisers] Renteswap rechtsgeldig ontbonden? Nee.
4.37.
[eisers] stelt, ter onderbouwing van zijn vorderingen onder 7 en 8, dat hij bij brief van 18 februari 2021 de Renteswap buitengerechtelijk heeft ontbonden. Aangezien geen van de verwijten (dus ook de verwijten die in de contractuele fase vallen, die een tekortkoming zouden kunnen opleveren) een zorgplichtschending oplevert, is er ook geen sprake van een tekortkoming in de nakoming die de ontbinding rechtvaardigt. Deze vorderingen worden dus afgewezen.
[eisers] gedwaald in verband met aangaan Renteswap? Nee.
4.38.
Aan zijn vorderingen onder 9 tot en met 11 legt [eisers] ten grondslag dat hij geeft gedwaald. [eisers] stelt dat Rabobank haar mededelingsplicht heeft geschonden door [naam vennootschap] niet of onjuist te informeren over de kenmerken en risico’s van de Renteswap.
4.39.
Het meest verstrekkende verweer van Rabobank is dat deze vordering is verjaard. Dit beroept slaagt. Een rechtsvordering tot vernietiging van een rechtshandeling in geval van dwaling verjaart drie jaar nadat de dwaling is ontdekt. Hiervoor is al overwogen (onder 4.11) dat [naam vennootschap] op zijn laatst bekend is geworden met de daadwerkelijke ontwikkeling van een negatieve waarde toen die op 11 februari 2013 als latente verplichting werd opgenomen in de jaarrekening 2012. Als [naam vennootschap] zou hebben gedwaald over dit risico van het afgesloten product, heeft zij de dwaling dus voor dat moment al ontdekt. De rechtsvordering tot vernietiging wegens dwaling is daarmee verjaard.
4.40.
Maar deze vorderingen kunnen (ook) niet slagen omdat geen dwaling kan worden vastgesteld.
4.41.
Degene die een financieel product aanbiedt aan een partij die daarover geen specifieke deskundigheid heeft of mag worden verondersteld te hebben, heeft in het algemeen een mededelingsplicht om redelijkerwijs te voorkomen dat die andere partij de overeenkomst aangaat onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken. De aanbieder moet inlichtingen geven die voldoende duidelijk zijn om ervoor te zorgen dat de andere partij tijdig inzicht kan krijgen in de wezenlijke kenmerken van dat product. Hoeveel en wat moet worden medegedeeld is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Bij rentederivaten is in beginsel aan deze mededelingsplicht voldaan wanneer in algemene productinformatie inlichtingen zijn gegeven waaruit de andere partij die een redelijke inspanning doet, tijdig inzicht heeft kunnen krijgen in de wezenlijke kenmerken en risico’s van dat derivaat. Het gaat daarbij om inlichtingen die de wezenlijke kenmerken en risico’s van het product betreffen (HR 28 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:1046). De andere partij moet zich van haar kant redelijke inspanningen getroosten om te voorkomen dat zij onder invloed van een onjuiste voorstelling van zaken contracteert. Van haar mag daarom in ieder geval worden verlangd dat zij kennisneemt van de inhoud van de overeenkomst en van voorafgaand aan het sluiten daarvan verstrekte brochures en andere schriftelijke informatie, en dat zij deze stukken aandachtig en met de nodige oplettendheid bestudeert. Ook mag van haar worden verlangd dat zij aandachtig kennisneemt van een eventuele mondelinge toelichting. Indien de genoemde stukken, ook na een eventuele mondelinge toelichting, onduidelijkheden bevatten, mag van haar worden verlangd dat zij daarover vragen stelt. Daarbij geldt dat men in de regel mag afgaan op de juistheid van de door de wederpartij gedane mededelingen.
4.42.
Vastgesteld is al dat Rabobank [naam vennootschap] in de algemene productinformatie geïnformeerd heeft over de wezenlijke kenmerken en risico’s van de afgesloten Renteswap (zie onder 4.4). Rabobank heeft daarmee aan haar mededelingsplicht voldaan, omdat [naam vennootschap] , als zij een redelijke inspanning had gedaan, tijdig inzicht heeft kunnen krijgen in de wezenlijke kenmerken en risico’s van het afgesloten rentederivaat.
Onrechtmatige daad, in strijd met redelijkheid en billijkheid en ongerechtvaardigde verrijking? Nee.
4.43.
[eisers] stelt verder (zijn vorderingen onder 12 (a) en 13) dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld door de Renteswap te adviseren aan [naam vennootschap] . Aangezien als de conclusie is getrokken dat Rabobank haar zorgplicht niet heeft geschonden c.q. dat de eventuele (schadevergoedings-) vorderingen die uit een zorgplichtschending zouden kunnen voortvloeien zijn verjaard en/of zouden worden afgewezen, worden ook deze vorderingen afgewezen.
4.44.
Ook stelt [eisers] (zijn vorderingen onder 14 (a) en 15) dat Rabobank in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld door de Renteswap te adviseren. Onduidelijk is wat [eisers] bedoelt met in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelen door de Renteswap te adviseren, laat staan hoe dit zou moeten leiden tot toewijzing van de gevorderde bedragen. [eisers] licht het niet toe en stelt niets nieuws. De vorderingen worden afgewezen.
4.45.
[eisers] stelt (zijn vorderingen onder 16 en 17) ten slotte dat Rabobank ongerechtvaardigd is verrijkt omdat het risico dat werd afgedekt met de Renteswap zich niet heeft verwezenlijkt. Ook deze vorderingen moeten worden afgewezen. Een verrijking is niet ongerechtvaardigd als die haar grondslag vindt in een rechtshandeling, zoals de overeenkomst waarbij de Renteswap is afgesloten, nog los van de vraag of Rabobank wel is verrijkt.
Schadevergoeding? Nee.
4.46.
De onder 4 en 5 gevorderde schadevergoedingen gaan ervan uit dat Rabobank schadeplichtig is tegenover [eisers] Aangezien uit het voorgaande volgt dat dit niet het geval is, zullen ook deze vorderingen worden afgewezen.
Conclusie in conventie
4.47.
Alle vorderingen moeten worden afgewezen en [eisers] moet als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat de rechtbank, zoals hierna zal blijken, de zaak in reconventie nog niet kan afdoen, houdt zij de beslissing in conventie aan totdat er in reconventie is beslist. Zij doet dat om proceseconomische redenen. Als zij nu al een eindbeslissing zou geven in conventie zou een appeltermijn gaan lopen in conventie, terwijl de zaak in reconventie nog niet is afgerond.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.48.
Rabobank stelt dat zij na opzegging van de kredieten met [naam vennootschap] en het echtpaar [eiser 1] de zakelijke (met [naam vennootschap] ) en privé (met het echtpaar [eiser 1] ) kredietovereenkomsten heeft opgeëist per 7 maart 2014, en dat [naam vennootschap] per die datum en het echtpaar [eiser 1] per datum faillissement (20 mei 2014) in verzuim zijn met (terug)betaling ervan. Rabobank vordert onder de zakelijke kredietovereenkomst betaling van [naam vennootschap] van € 1.742.152,13 inclusief rente tot 28 februari 2022 en te vermeerderen met primair de contractuele rente, subsidiair de wettelijke rente per die datum. Ook vordert Rabobank onder de privé kredietovereenkomst betaling van het echtpaar [eiser 1] van € 139.388,99 inclusief rente tot 28 februari 2022 en te vermeerderen met primair de contractuele rente, subsidiair de wettelijke rente per die datum. [eisers] betwist de hoogte van de vorderingen en voert, kort samengevat, aan dat Rabobank bij haar vorderingen geen rekening heeft gehouden met opbrengsten van zekerheden tijdens faillissement, Rabobank bedragen op de rekening-courantrekening heeft geboekt maar onduidelijk is waarom, welke en wanneer, alsook dat Rabobank een onjuiste rentepercentage heeft gehanteerd.
4.49.
Hoewel tussen partijen niet in geschil is dat Rabobank nog een (rest)vordering heeft op zowel [naam vennootschap] als het echtpaar [eiser 1] , zal Rabobank gelet op het verweer van [eisers] inzichtelijk moeten maken hoe haar vordering is begroot. De zaak zal hiervoor worden verwezen naar de rol van 5 april 2023 voor akte uitlating door Rabobank, waarbij Rabobank de gelegenheid krijgt om haar vordering inclusief gevorderde rente te onderbouwen en te reageren op wat [eisers] aanvoert in de conclusie van antwoord in reconventie. De zaak zal vervolgens worden verwezen naar de rol van zes weken later voor akte uitlating door [eisers]
4.50.
Aan de voorwaardelijke vordering in reconventie voor recht te verklaren dat Rabobank bepaalde vorderingen mag verrekenen komt de rechtbank niet toe, omdat de voorwaarde (dat vorderingen in conventie worden toegewezen) niet wordt vervuld.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
houdt iedere beslissing aan,
in reconventie
5.2.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
5 april 2023voor uitlating bij akte door Rabobank, zoals overwogen onder rechtsoverweging 4.49,
5.3.
houdt iedere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A.J. Purcell, rechter, bijgestaan door mr. R. Hafith, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.
Bijlage Ibij vonnis van 22 februari 2023 in de zaak met zaak- / rolnummer: C/13/710770 / HA ZA 21-1046, [eisers] / Rabobank
[eisers] vordert na wijziging van eis – samengevat – bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
primair:
schending zorgplicht
1. te verklaren voor recht dat Rabobank in strijd met de op haar rustende zorgplicht heeft gehandeld tegenover [eisers] in verband met (a) het adviseren van de Renteswap en/of (b) het in rekening brengen van de kosten en/of (verborgen) provisies daaronder.
verborgen provisies
2. Rabobank te veroordelen tot betaling aan [eiser 4] van € 58.468,00 aan provisies onder de Renteswap, te vermeerderen met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank,
mismatch rente / negatieve waarde
3. Primair Rabobank te veroordelen tot betaling aan [eiser 4] van € 634.267,00 aan teveel betaalde rente onder de Renteswap, te vermeerderen met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank,
i. Subsidiair Rabobank te veroordelen tot betaling van € 608.288,00, zijnde het bedrag onder 3. minus de kosten van een rentecap van € 25.979,00 (5% en 50% hoofdsom), eventueel te verlagen met het bedrag onder 2. indien dat wordt toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank,
ii. Meer subsidiair Rabobank te veroordelen tot betaling van 582.308,00 (5% en 100% hoofdsom), zijnde het bedrag onder 3. minus de kosten van een rentecap van € 51.959,00, eventueel te verlagen met het bedrag onder 2. indien dat wordt toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank,
iii. Nog meer subsidiair partijen te verwijzen naar de schadestaatprocedure,
overige kosten – schade
4. Rabobank te veroordelen tot betaling aan [eisers] van € 3.161,00 aan gemaakte kosten bij Hermes Advisory, te vermeerderen met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank,
5. Rabobank te veroordelen tot betaling aan [eisers] van de juridische kosten (kosten ter vaststelling van de schade) van [eisers] , dan wel € 10.000,00 exclusief btw inzake juridische kosten en/of de buitengerechtelijke incassokosten van € 4.962,00, te vermeerderen met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank,
onrechtmatige opzegging - schadestaat
6. te verklaren voor recht dat Rabobank in strijd met de op haar rustende zorgplicht en/of onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eisers] in verband met de opzegging van de kredietrelatie en de daaruit voortvloeiende (executie)maatregelen, en met betrekking tot de onrechtmatige opzegging van de kredietrelatie en alle schade en kosten daaromtrent partijen te verwijzen naar een schadestaatprocedure,
subsidiair:
ontbinding
7. te verklaren voor recht dat [eisers] de Renteswap rechtsgeldig (buitengerechtelijk) heeft ontbonden, althans alsnog te bepalen dat de Renteswap is ontbonden,
8. Rabobank voor wat betreft de relevante ongedaanmakingsverplichtingen en/of schade/kosten te veroordelen om de bedragen zoals mutatus mutandis hiervoor genoemd onder nummer. 2. tot en met 5. aan [eisers] te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank,
meer subsidiair:
dwaling
9. te verklaren voor recht dat [eisers] heeft gedwaald in verband met (a) het aangaan van de Renteswap en/of (b) het in rekening brengen van de kosten en/of (verborgen) provisies daaronder,
i. primair op grond van artikel 6:228 lid 1 onder a BW,
ii. subsidiair op grond van artikel 6:228 lid 1 onder b BW,
10. te verklaren voor recht dat [eisers] de Renteswap rechtsgeldig (buitengerechtelijk) heeft vernietigd, althans alsnog te bepalen dat de Renteswap is vernietigd,
10. Rabobank voor wat betreft de relevante ongedaanmakingsverplichtingen en/of schade/kosten te veroordelen om de bedragen zoals mutatus mutandis hiervoor genoemd onder nummer. 2. tot en met 5. aan [eisers] te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank,
nog meer subsidiair:
onrechtmatige daad
12. te verklaren voor recht dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [eisers] in verband met (a) het adviseren van de Renteswap en/of (b) het in rekening brengen van de kosten en/of (verborgen) provisies daaronder,
12. Rabobank voor wat betreft de relevante ongedaanmakingsverplichtingen en/of schade/kosten te veroordelen om de bedragen zoals mutatus mutandis hiervoor genoemd onder nummer. 2. tot en met 5. aan [eisers] te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank,
nog meer subsidiair:
strijd met de redelijkheid en billijkheid
14. te verklaren voor recht dat Rabobank tegenover [eisers] in strijd met de redelijkheid en billijkheid heeft gehandeld in verband met (a) het adviseren van de Renteswap en/of (b) het in rekening brengen van de kosten en/of (verborgen) provisies daaronder,
14. Rabobank voor wat betreft de relevante ongedaanmakingsverplichtingen en/of schade/kosten te veroordelen om de bedragen zoals mutatus mutandis hiervoor genoemd onder nummer. 2. tot en met 5. aan [eisers] te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank,
meest subsidiair:
ongerechtvaardigde verrijking
16. te verklaren voor recht dat er onder de Renteswap sprake is van ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van Rabobank,
16. Rabobank voor wat betreft de relevante ongedaanmakingsverplichtingen en/of schade/kosten te veroordelen om de bedragen zoals mutatus mutandis hiervoor genoemd onder nummer. 2. tot en met 5. aan [eisers] te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank,
in alle gevallen:
18. Rabobank te veroordelen in de (proces)kosten, vermeerderd met wettelijke rente, met een verbod op verrekening van Rabobank.