ECLI:NL:RBAMS:2023:921

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
AWB - 22 _ 64 en 22_1223
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid bestuursorgaan na herroeping van een primair besluit en vergunning van rechtswege

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 17 februari 2023, gaat het om een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van een bepaalde plaats over de afwijzing van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Eiseres had op 20 mei 2021 een aanvraag ingediend om af te wijken van het bestemmingsplan voor de realisatie van een hotel. Het college heeft de aanvraag op 6 juli 2021 buiten behandeling gelaten, omdat deze onvolledig was. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college heeft op 16 december 2021 het bezwaar gegrond verklaard en de aanvraag afgewezen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld tegen deze afwijzing (zaak AMS 22/64) en ook tegen het niet tijdig bekendmaken van de vergunning van rechtswege (zaak AMS 22/1223).

De rechtbank oordeelt dat het college bevoegd was om de aanvraag af te wijzen, omdat er geen vergunning van rechtswege is ontstaan. De rechtbank stelt vast dat de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing zijn en dat het college tijdig heeft beslist. Eiseres had aangevoerd dat zij op 29 juli 2021 een vergunning van rechtswege had verkregen, maar de rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is, omdat de wetgever niet heeft beoogd dat het stelsel van vergunning van rechtswege van toepassing is in situaties waarin een bestuursorgaan een besluit moet nemen op een bezwaar tegen een tijdig genomen primair besluit.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond voor zover het betreft de proceskostenvergoeding in de bezwaarfase, omdat het college eiseres ten onrechte geen proceskostenvergoeding heeft toegekend. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit in zoverre en stelt de proceskostenvergoeding vast op € 2.271,-. Daarnaast wordt het college opgedragen het griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden. Het beroep tegen het niet tijdig publiceren van de vergunning wordt niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 22/64 en AMS 22/1223

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 februari 2023 in de zaken tussen

[eiseres] ., te [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.A. Wentink-Quelle),
en

het college van burgemeester en wethouders van [plaats] , verweerder

(gemachtigde: mr. H. de Groot).

Procesverloop

Op 6 juli 2021 heeft het college de aanvraag van eiseres om een omgevingsvergunning buiten behandeling gelaten.
Op 16 december 2021 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en de aanvraag afgewezen.
Eiseres heeft tegen hiertegen beroep ingesteld (zaak AMS 22/64).
Op 3 januari 2022 heeft eiseres het college verzocht om bekendmaking van de vergunning van rechtswege. Op 28 februari 2022 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig bekend maken van de vergunning (zaak AMS 22/1223).
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaken zijn behandeld op een zitting van 12 januari 2023. Namens eiseres is verschenen
[persoon] , bijgestaan door de gemachtigde van eiseres. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat de zaak AWB 22/64 over?
1. Op 20 mei 2021 heeft eiseres een aanvraag ingediend voor het afwijken van het bestemmingsplan om een hotel te kunnen realiseren op de tweede verdieping van de [adres] te [plaats] .
2. Op 7 juni 2021 heeft het college aanvullende gegevens bij eiseres opgevraagd, omdat haar aanvraag onvolledig was. Het college heeft eiseres verzocht deze gegevens voor 5 juli 2021 te overleggen.
3. Eiseres heeft vervolgens niet alle gevraagde gegevens voor 5 juli 2021 overgelegd. Het college heeft de aanvraag van eiseres daarom niet in behandeling genomen. [1] Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
4. Het college heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard en haar aanvraag afgewezen. Eiseres is het niet eens met dit besluit en heeft daarom hiertegen beroep ingesteld.
Het oordeel van de rechtbank
Omgevingsvergunning van rechtswege
5. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het bestreden besluit onbevoegd tot stand is gekomen, omdat zij op 29 juli 2021 een vergunning van rechtswege heeft verkregen. Het college heeft de beslistermijn met 24 dagen opgeschort tot 29 juli 2021. Op 6 juli 2021 heeft het college de aanvraag ten onrechte buiten behandeling gelaten, waardoor de beslistermijn weer van rechtswege is gaan lopen. Op 16 en 27 december 2021 was het college dan ook niet meer bevoegd om inhoudelijk te beslissen. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar standpunt in het bijzonder verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 10 januari 2023. [2]
6. Op de aanvraag is de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing. Deze procedure is geregeld in paragraaf 3.2 van de Wabo [3] . Op grond van artikel 3.9 van de Wabo is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb bepaalt dat als niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, de gevraagde beschikking van rechtswege is gegeven.
7. Het college heeft op 6 juli 2021 op de aanvraag beslist door de aanvraag buiten behandeling te stellen. [4] Niet in geschil is dat het besluit tot buitenbehandelingstelling tijdig is genomen.
8. De rechtbank is van oordeel dat er na het herroepen van de buitenbehandelingstelling in de bezwaarfase niet alsnog van rechtswege vergunning is verleend. Op het nemen van een beslissing op bezwaar zijn de bepalingen van hoofdstuk 7 van de Awb van toepassing. Paragraaf 4.1.3.3 van de Awb is in dit hoofdstuk niet van overeenkomstige toepassing verklaard. Naar het oordeel van de rechtbank is verder niet gebleken dat de wetgever heeft beoogd het stelsel van vergunning van rechtswege van toepassing te achten in de situatie dat het bestuursorgaan een besluit moet nemen op een bezwaar gericht tegen een tijdig genomen primair besluit. De rechtbank vindt steun voor dit oordeel in de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 27 november 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:3963). [5]
9. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding de uitspraak zoals door eiseres overgelegd te volgen. Het college was dan ook bevoegd de aanvraag van eiseres af te wijzen.
Haalbaarheidsonderzoek
10. Eiseres heeft zich vervolgens op de zitting op het standpunt gesteld dat het college de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen. Het bestreden besluit is namelijk in strijd met artikel 7:9 van de Awb en in strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel genomen. Het college heeft een door eiseres ingebracht rapport namelijk ten onrechte niet in haar beoordeling betrokken. Het college heeft enkel verwezen naar een memo waarin is geconcludeerd dat er onvoldoende inzicht is. Eiseres heeft hierna echter een rapport ingebracht. Daarnaast heeft eiseres geen kennis kunnen nemen van het negatieve advies.
11. Het college heeft zich op de zitting op het standpunt gesteld dat het op de zitting aanvoeren van deze beroepsgrond in strijd is met de goede procesorde.
12. Naar het oordeel van de rechtbank is deze grond te laat aangevoerd en daarom in strijd met de goede procesorde. Hierbij is van belang dat de rechtbank niet over de relevante stukken beschikt om de grond te kunnen beoordelen. Daarnaast heeft het college zich niet op het standpunt kunnen voorbereiden en hierover geen standpunt kunnen innemen. Eiseres had deze beroepsgrond ook eerder naar voren kunnen brengen. De rechtbank zal daarom niet op deze beroepsgrond ingaan.
Proceskosten in bezwaar
13. Tussen partijen staat vast dat het college eiseres ten onrechte geen proceskostenvergoeding in de bezwaarfase heeft toegekend. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake van een gebrek in het bestreden besluit. Dit betekent dat de rechtbank het beroep gegrond zal verklaren en het bestreden besluit zal vernietigen voor zover geen proceskosten in bezwaar zijn toegekend.
Conclusie
14. Omdat het college eiseres ten onrechte geen proceskostenvergoeding in bezwaar heeft toegekend, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij geen proceskosten in bezwaar zijn toegekend.
15. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en de proceskosten in bezwaar vaststellen. De rechtbank veroordeelt het college daarnaast in de door eiseres gemaakte proceskosten in beroep. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.271,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 597,- en een wegingsfactor 1 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).
16. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
De zaak Awb 22/1223
17. Nu geen vergunning van rechtswege is ontstaan, is het beroep tegen het niet tijdig publiceren hiervan niet-ontvankelijk.
18. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding voor een veroordeling van de proceskosten of voor vergoeding van het griffierecht.

Beslissing

De rechtbank:
In de zaak AMS 22/64
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover daarbij geen proceskosten in bezwaar zijn toegekend;
  • bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats komt van het vernietigde deel van het bestreden besluit;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 2.271,-;
In de zaak AMS 22/1223
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.B. van Gijn, rechter, in aanwezigheid van
mr. T.W. Steenhoff, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
17 februari 2023.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
4.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 januari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:157.
5.Zie in gelijke zin voor de beroepsfase de uitspraak van de Afdeling van 21 oktober 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3255 en de uitspraak van de Afdeling van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:993.