In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 10 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, eigenaar van een jachthaven, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren. Eiser had twee vergunningaanvragen ingediend voor het aanleggen van een steiger en het bouwen van een looppad op een perceel naast zijn jachthaven. Het college had deze aanvragen in eerdere besluiten buiten behandeling gesteld, omdat zij niet voldeden aan de indieningsvereisten. Eiser ging hiertegen in beroep, en de rechtbank oordeelde in een eerdere uitspraak dat de beslissing van het college niet deugdelijke motivering had en dat de aanvragen niet in strijd waren met het bestemmingsplan.
In de huidige uitspraak bevestigt de rechtbank dat het college niet aannemelijk heeft gemaakt dat de plannen van eiser in strijd zijn met het bestemmingsplan. De rechtbank oordeelt dat de eerdere rechtsoordelen gezag van gewijsde hebben, omdat het college geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de eerdere uitspraak. De rechtbank concludeert dat de aanvullende motivering van het college onvoldoende is om te stellen dat de aanvragen feitelijk een uitbreiding van de jachthaven beogen. De rechtbank vernietigt de beslissing op bezwaar van 15 maart 2022 en herroept de primaire besluiten van 20 april 2021, en bepaalt dat het college het griffierecht en proceskosten aan eiser moet vergoeden.