ECLI:NL:RBAMS:2023:8683

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 november 2023
Publicatiedatum
24 januari 2024
Zaaknummer
13/278483-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 december 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon aan Roemenië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB, uitgevaardigd op 27 maart 2023 door de Roemeense autoriteiten, betreft een vrijheidsstraf van 2 jaar en 10 maanden voor diefstal. De opgeëiste persoon, geboren in 1991, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is gedetineerd in een Nederlandse penitentiaire inrichting.

De behandeling van het EAB vond plaats op 14 december 2023, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door haar advocaat en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De raadsvrouw voerde aan dat de detentiegarantie van de Roemeense autoriteiten onvoldoende was om het risico op onmenselijke behandeling te waarborgen. De officier van justitie stelde echter dat de detentieomstandigheden in Roemenië acceptabel zijn, gezien de verstrekte garanties.

De rechtbank oordeelde dat het EAB voldeed aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden waren voor de overlevering. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon in Roemenië geen reëel gevaar van onmenselijke behandeling zou lopen, en dat de detentiegarantie voldoende was om de zorgen van de raadsvrouw weg te nemen. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, met verwijzing naar de relevante wetsbepalingen en eerdere jurisprudentie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/278483-23
Datum uitspraak: 28 december 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 31 oktober 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 maart 2023 door
the Court of First Instance of Cluj-Napoca (criminal division)(Roemenië) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 14 december 2023, in aanwezigheid van mr. C.L.E. Mcgivern, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door haar raadsvrouw, mr. W.E.R. Geurts, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat zij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforceable, final judgement: sentence number 201 of 23 February 2023, final on 14 March 2023 as no appeal was filed against it, reference: criminal case file 18854/211/2022.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar en 10 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteert volgens het EAB nog een straf van 2 jaar en 10 maanden, “met verdere aftrek van het voorarrest van 24 uur en de periode tussen 14 oktober en 4 november 2020”. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw
Uit de aanvullende informatie blijkt volgens de raadsvrouw niet dat de opgeëiste persoon op elke zitting aanwezig was. Ook is het onduidelijk of de advocaat die op de zittingen aanwezig was, gemachtigd is geweest. De oproepingen zijn gestuurd naar het opgegeven adres van de ouders van de opgeëiste persoon en haar e-mailadres, maar de oproepingen zijn niet verstuurd naar haar feitelijke adres. Ook lijkt de gegeven verzetgarantie niet onvoorwaardelijk te zijn. Primair moeten er aanvullende vragen gesteld worden aan de Roemeense autoriteiten of de verzetgarantie onvoorwaardelijk is. Subsidiair dient de overlevering geweigerd te worden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de situatie als bedoeld in artikel 12 sub c OLW aan de orde is, gelet op de verklaring van de opgeëiste persoon op de zitting dat zij de uitspraak in persoon heeft ontvangen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid.
Uit het EAB en de aanvullende informatie van de Roemeense autoriteiten blijkt dat de opgeëiste de oproepingen voor de zittingen niet in persoon heeft ontvangen, maar dat zij een adresinstructie heeft ontvangen en deze ook heeft ondertekend. De oproepingen voor de zittingen zijn naar het door de opgeëiste persoon opgeven adres en e-mailadres gestuurd. Ook blijkt uit de aanvullende informatie dat zij in voorlopige hechtenis heeft gezeten voor deze zaak en dat zij twee zittingen middels een videoconferentie heeft bijgewoond. Bij deze zittingen was ook telkens een advocaat aanwezig, zoals de opgeëiste persoon ook ter zitting van 14 december 2023 heeft bevestigd. Verder heeft de opgeëiste persoon ter zitting verklaard dat zij de uitspraak in persoon uitgereikt heeft gekregen. Bij de uitspraak zat informatie over dat zij hoger beroep kon instellen. Dit heeft de opgeëiste persoon naar eigen zeggen niet gedaan vanwege financiële redenen en omdat zij op dat moment dacht zich aan de voorwaarden te kunnen houden. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het vonnis aan de opgeëiste persoon in persoon is uitgereikt, de opgeëiste persoon daarbij geïnformeerd is over haar recht op hoger beroep, maar de opgeëiste persoon daarvan geen gebruik heeft gemaakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub c, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
De vrijheidsstraf is aanvankelijk in voorwaardelijke vorm aan de opgeëiste persoon opgelegd. Bij beslissing van
the Cluj-Napoca Courtvan 23 februari 2023 is de tenuitvoerlegging van die oorspronkelijk voorwaardelijke vrijheidsstraf bevolen. De opgeëiste persoon had zich namelijk niet gehouden aan de voorwaarden. De tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke vrijheidsstraf is niet bevolen vanwege een nieuw strafbaar feit. De beslissing tot tenuitvoerlegging is geen beslissing waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Deze beslissing valt daarom niet onder de reikwijdte van artikel 12 OLW. [4] Dit betekent dat de rechtbank geen andere beslissing aan artikel 12 OLW hoeft te toetsen dan de veroordeling waarbij de voorwaardelijke straf is opgelegd.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW in verbinding met artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: diefstal;
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.

5.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat uit de algemene detentieomstandigheden in Roemenië een reëel gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (
hierna: Handvest) voortvloeit voor personen die in een Roemeense penitentiaire instelling worden gedetineerd, met name vanwege de overbevolking in de penitentiaire instellingen. [5]
In het licht van het wederzijdse vertrouwen dat tussen de lidstaten moet bestaan en gelet op met name de termijnen die de uitvoerende rechterlijke autoriteiten krachtens artikel 17 van het Kaderbesluit zijn opgelegd voor de vaststelling van de definitieve beslissing tot uitvoering van een EAB, is de uitvoerende rechterlijke autoriteit enkel verplicht de detentieomstandigheden te onderzoeken in de penitentiaire inrichtingen waar, volgens de informatie waarover zij beschikt, deze persoon volgens een concreet voornemen zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis. [6]
Op 13 november 2023 is namens
the Managing Director of the National Administration of Penitentiariesde volgende garantie verstrekt:
“In consideration of your communication drawn up based on file reference number18854/211/2022of 06th of November 2023 in relation to German authorities request referring to prison conditions from which[opgeëiste persoon](born on [geboortedag] 1991, with permanent residence in la i County, sentenced to a penalty of 2 years and 10 months of prison) shall benefit from, it she is to be transferred to Romanian authorities, as follows:
If the liberty deprived person shall be transferred to Romanian Authorities on Henri Coanda Airport of Bucharest, she would be taken over by an escort ofBucharest-Rahova Penitentiaryand temporarily held inBucharést-Rahova Penitentiary-Hospital's custody. After this, the convict shall be transferred to Ploiesti-Tȃrgsorul Nou Penitentiary for a quarantine time of 21 days in a room ensuring a minimum space of 3 sqm.
(…)
Considering the time of the penalty, she most probably shall serve custodial penalty according to thesemi open regime. At the same time, considering her permanent residence, she most probably would serve the penalty inPenitenciarul Gherla(Gherla Penitentiary).
(…)
The inmates have access to the walking courtyards (daily), clubs, sport field, sport rooms, church, classrooms and other spaces intended for rights exercising.(...)The persons serving their penalty in semi-open regime may work and run educational, cultural, therapeutic, psychological and social assistance, ethical - religious, school and professional training activities outside the penitentiary, under surveillance.
(…)
[opgeëiste persoon] shall benefit of a minimum, individual space of 3 sqmwhile serving all her time, included bed and corresponding furniture,without including also the space intended for the restroom,the number of convicts being configured according to the surface of the room. Each inmate shall be granted individual bed provided with specific lining.(…)The right to medical assistance, treatment and cares for the convicted persons is granted without discrimination as considering their legal situation. The right to medical assistance include medical intervention, primary medical care, emergency medical care and specialty medical assistance. The right to cares includes both health care and terminal cares.(...)Considering the perspective of implementing the measures comprised in the "Action Plan for 2020-2025 drafted as to execute the pilot - decision Rezmiveş and others versus Romania, as well as the decisions delivered in cases Bragadireanu versus Romania", as well as the number of inmates under National Administration of Penitentiaries' custody, following the criminal policies adopted by the Romanian State,the National Administration of Penitentiaries guarantees to ensure a minimum individual space of 3 square metres during all the time of penalty serving,
including the bed and the corresponding furniture,without the space intended as restroom.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw vindt dat de detentiegarantie onvoldoende is om het algemene gevaar van de opgeëiste persoon weg te nemen, omdat de detentiegarantie gericht is aan de Duitse autoriteiten en het maar de vraag is of deze garantie ook geldt op het moment dat de opgeëiste persoon hoger beroep aantekent en hierdoor mogelijk in een ander detentieregime terechtkomt. Hierover moeten nadere vragen gesteld worden aan de Roemeense autoriteiten.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan nu de detentiegarantie het algemene gevaar voor de opgeëiste persoon wegneemt.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [7] De rechtbank is, gelet op deze toezeggingen van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen waar zij na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garanties ten aanzien van de opgeëiste persoon in deze detentie-instellingen immers weggenomen.
De rechtbank gaat voorbij aan de omstandigheid dat in de detentiegarantie wordt verwezen naar een verzoek van de Duitse autoriteiten. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de vraagstelling in de e-mail van het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) en de brief van de uitvaardigende justitiële autoriteit als reactie daarop – in onderlinge samenhang bezien – voldoende duidelijk is dat de detentiegarantie voor dit EAB is afgegeven.
Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 310 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Court of First Instance of Cluj-Napoca (criminal division)(Roemenië) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. L. Sanders en A.W.T. Klappe, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 december 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.HvJ EU 23 maart 2023, C-514/21 en C-515/21, ECLI:EU:C:2023 (
5.Zie onder andere: rb Amsterdam, 2 mei 2016, ECLI:NL:RBAMS:2016:2629; rb Amsterdam, 27 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:463 en rb Amsterdam 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.