ECLI:NL:RBAMS:2023:8674

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
10555441 CV EXPL 23-8556
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van krediet na opzegging kredietfaciliteit door bank

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 december 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen ING Bank N.V. en IL International Holding B.V. De vordering van ING betreft de terugbetaling van een kredietbedrag van € 12.500,00, dat is ontstaan uit een kredietovereenkomst die op 27 oktober 2009 is afgesloten. ING heeft de kredietfaciliteit op 14 oktober 2015 opgezegd vanwege een langdurige overschrijding van de kredietlimiet door IL International. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bevoegdheid om de kredietfaciliteit op te zeggen contractueel is vastgelegd en dat de omstandigheden van het geval niet zodanig zijn dat de opzegging onaanvaardbaar is. IL International heeft geen concrete argumenten aangedragen ter onderbouwing van haar verweer dat de opzegging onredelijk was. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van ING toewijsbaar is, en heeft IL International veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.438,42, en de nakosten zijn toegewezen zoals in de beslissing vermeld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10555441 \ CV EXPL 23-8556
Vonnis van 8 december 2023
in de zaak van
ING BANK N.V.,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: ING,
gemachtigde: Vesting Finance Incasso B.V.,
tegen
IL INTERNATIONAL HOLDING B.V.,
te Amsterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Il International,
gemachtigde: mr. B.A.S. van Leeuwen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 mei 2023 met producties,
- de conclusie van antwoord,
- het tussenvonnis van 5 september 2023 waarbij een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 7 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben op 27 oktober 2009 een kredietovereenkomst afgesloten op grond waarvan ING een bedrag van € 125.000,00 heeft geleend aan Il International. Op de kredietovereenkomst zijn onder andere de Algemene Bepalingen van Kredietverlening van toepassing.
2.2.
ING heeft in juli 2015 geconstateerd dat de kredietlimiet op de zakelijke rekening van Il International al geruime tijd een niet-toegestane limietoverschrijding vertoonde. Zij heeft Il International hierover aangeschreven met het verzoek het saldo binnen twee weken aan te vullen zodat er geen sprake meer was van een overschrijding.
2.3.
Op 14 oktober 2015 heeft ING de kredietfaciliteit opgezegd en het openstaande bedrag opgeëist. In de brief van haar gemachtigde is onder andere het volgende geschreven:
“(…)
Hiermee delen wij u mede dat ING uw (digitale) kredietdossier voor verdere afwikkeling aan ons bedrijf heeft overgedragen. Overdracht vond plaats op grond van de volgende gebeurtenissen:

Uw betaalrekening onder nummer (…) vertoont sedert geruime tijd een niet toegestane overschrijding van de verleende kredietlimiet.

Er is naar het oordeel van de ING gegronde vrees ontstaan voor de onverhaalbaarheid van de vordering, daar u heeft aangegeven dat u gaat stoppen met de huidige bedrijfsactiviteiten.

Voorts is door de ING geconstateerd dat er geen of nauwelijks omzet over uw zakelijke rekening (…) bij de ING plaatsvindt.
Overeenkomstig de Algemene Bepalingen van Kredietverlening, in het bijzonder artikel 11.1, is hiermee de kredietverlening automatisch geëindigd en ineens opeisbaar zonder dat daarvoor enige ingebrekestelling is vereist. Om die reden zijn wij namens de ING genoodzaakt om de aan u verleende kredietfaciliteit bij dezen en met onmiddellijke ingang op te zeggen.
(…)”
2.4.
De gemachtigde van ING heeft verschillende sommaties en aanmaningen gestuurd, maar Il International heeft het openstaande bedrag niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
ING vordert - samengevat – dat de kantonrechter bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Il International veroordeelt tot betaling van € 12.500,00, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 31 mei 2023 en de proceskosten.
3.2.
Il International voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Bevoegdheid kantonrechter
4.1.
Artikel 93 sub a Rv bepaalt dat de kantonrechter bevoegd is zaken te behandelen betreffende een beloop van maximaal € 25.000,00, tenzij de rechtstitel dat bedrag te boven gaat
énde rechtstitel wordt betwist. Tussen partijen is niet in geschil dat er tussen hen een kredietovereenkomst bestaat. Dat is de rechtstitel van de vordering van ING en deze wordt dus niet betwist. Il International heeft slechts aangevoerd dat het opeisen van de lening onaanvaardbaar is. De kantonrechter is op grond van artikel 93 sub a Rv dan ook bevoegd om de zaak te behandelen.
4.2.
Nu ING geen afstand heeft gedaan van haar recht op het meerdere boven
€ 25.000,00 en in lagere rechtspraak in zo’n geval wel eens is verwezen naar de kamer van de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken, wordt over de absolute bevoegdheid nog het volgende overwogen. Partijen hebben géén beroep gedaan op de onbevoegdheid van de kantonrechter, hoewel Il International werd bijgestaan door een advocaat. Het is daarnaast uit kostenoogpunt niet in het belang van partijen om de zaak te verwijzen naar de kamer van de rechtbank voor andere zaken dan kantonzaken, omdat zowel het griffierecht als de liquidatietarieven die gehanteerd worden voor de proceskostenveroordeling hoger liggen.
4.3.
De gerechtshoven Arnhem-Leeuwarden en ’s-Hertogenbosch [1] hebben eisvermeerderingen tot boven de competentiegrens van artikel 93 onder a Rv in hoger beroep toegestaan. Kennelijk was ook in die zaken de bevoegdheid van de kantonrechter aangenomen hoewel geen afstand was gedaan van het meerdere.
4.4.
De conclusie is dat de kantonrechter bevoegd is de zaak inhoudelijk te behandelen.
Redelijkheid en billijkheid
4.5.
De vraag die in deze procedure voorligt is of ING de kredietfaciliteit met Il International mocht opzeggen en het openstaande bedrag mocht opeisen. Daarvoor is het volgende van belang. Op grond van de Algemene Bepalingen van Kredietverlening – die op de rechtsverhouding tussen partijen van toepassing zijn – heeft een bank een contractuele bevoegdheid om de kredietfaciliteit met een klant te beëindigen. De opzeggingsbevoegdheid van een bank en haar contractuele vrijheid zijn echter niet onbegrensd. De omstandigheden van het geval kunnen meebrengen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat een bank van haar contractuele opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt (artikel 6:248 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), zie ook HR 10 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2929). Of dat het geval is, dient te worden beoordeeld naar de stand van zaken ten tijde van de opzegging, dus op 14 oktober 2015. Il International beroept zich op het rechtsgevolg van dit verweer, waardoor de stelplicht en bewijslast op dit punt bij haar ligt.
4.6.
In deze zaak heeft Il International geen enkele concrete omstandigheid aangevoerd ter onderbouwing van haar stelling dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar was dat ING de kredietfaciliteit opzegde en het openstaande bedrag opeiste. Zij stelt slechts dat er een gegronde reden moet zijn voor de beëindiging, dat ING een redelijke opzegtermijn moest hanteren en dat er kennelijk een boeterente verschuldigd is. Il International laat echter na te stellen dat en waarom de redenen die ING in haar brief van 14 oktober 2015 noemt geen gegronde redenen zijn. Zij stelt en onderbouwt ook niet welke opzegtermijn ING heeft gehanteerd, dat en waarom die opzegtermijn te kort zou zijn geweest en waar dat uit blijkt. Ook kan de kantonrechter helemaal niets met de enkele stelling dat de opzegging onaanvaardbaar is omdat er een boeterente verschuldigd is. Het verweer van Il International faalt. Dat betekent dat de vordering van ING wordt toegewezen.
Proceskosten
4.7.
Il International is de partij die ongelijk krijgt en zij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van ING als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
132,42
- griffierecht
514,00
- salaris gemachtigde
792,00
(2,00 punten × € 396,00)
Totaal
1.438,42
4.8.
De veroordeling in de nakosten is toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Il International om aan ING te betalen een bedrag van € 12.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 31 mei 2023, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt Il International in de proceskosten, aan de zijde van ING tot dit vonnis vastgesteld op € 1.438,42,
5.3.
veroordeelt Il International in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 132,00 aan salaris gemachtigde,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.C.H. Blankevoort, kantonrechter, bijgestaan door mr. L. Schwalb, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2023.