ECLI:NL:GHARL:2023:1612

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
200.305.474/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding bij tekortkoming in de uitvoering van vloerenlegwerkzaamheden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen Zorginitiatief De Bosk Woonstaete B.V. en een vloerenlegger. De Bosk had de vloerenlegger opdracht gegeven om pvc-vloeren te leggen in een nieuwe zorglocatie. De vloerenlegger kon echter niet op tijd beginnen vanwege te natte cementdekvloeren, wat leidde tot vertraging in de uitvoering van de werkzaamheden. De Bosk stelde de vloerenlegger aansprakelijk voor de vertraging en de daaruit voortvloeiende schade. De kantonrechter had in eerste aanleg de vorderingen van De Bosk afgewezen en slechts een klein bedrag aan de vloerenlegger toegewezen. In hoger beroep heeft het hof geoordeeld dat, hoewel er mogelijk sprake was van een tekortkoming aan de zijde van de vloerenlegger, deze niet toerekenbaar was. Het hof oordeelde dat de vloerenlegger tijdig had aangegeven dat de vloeren niet in de juiste conditie verkeerden om te kunnen worden gelegd. Hierdoor kon de vloerenlegger niet aansprakelijk worden gesteld voor de schade die De Bosk had geleden door de vertraging. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde De Bosk in de proceskosten van de vloerenlegger.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.305.474/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8916935)
arrest van 21 februari 2023
in de zaak van
Zorginitiatief De Bosk Woonstaete B.V.,
gevestigd te Harkema,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
De Bosk,
advocaat: mr. J.M.C. Kemper, die kantoor houdt te Leeuwarden,
tegen
[geïntimeerde],
h.o.d.n. [naam1],
wonende te [woonplaats1] ,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde in conventie en eiser in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. F. Gietema-van der Heide, die kantoor houdt te Leeuwarden.

1.De verdere procedure bij het hof

1.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit het tussenarrest van dit hof van 19 juli 2022, waarin een mondelinge behandeling van de zaak is bevolen. Van de op 27 januari 2023 gehouden mondelinge behandeling is een verslag (proces-verbaal) gemaakt dat zich bij de stukken bevindt.
1.2
Vervolgens is het hof gevraagd arrest te wijzen. Het hof heeft de datum van arrest bepaald op heden, op basis van het voorafgaand aan het arrest overgelegde procesdossier, aangevuld met de voorafgaande aan de mondelinge behandeling nader ingezonden productie en met genoemd verslag.

2.De feiten van de zaak

2.1
De Bosk biedt bewoning, behandeling en begeleiding aan kinderen, jongeren en volwassenen met een beperking.
2.2
De Bosk heeft Bouwbedrijf Cornel (hierna ook: de aannemer) ingeschakeld om een nieuwe woon- en zorglocatie aan De Merk in Joure te bouwen.
2.3
Aan [geïntimeerde] heeft De Bosk opdracht gegeven tot het leggen van pvc-vloeren op de begane grond en de eerste, tweede en derde verdieping van de nieuwe locatie en het aanbrengen van gordijnen aldaar.
2.4
In een e-mail van 20 mei 2020 heeft De Bosk aan [geïntimeerde] - voor zover hier van belang - geschreven dat die week de afwerkvloeren worden gelegd, dat deze nog aantal weken moeten drogen en dat [geïntimeerde] op maandag 15 juni 2020 kan beginnen met de werkzaamheden, de pvc-vloeren uiterlijk op 30 juni 2020 tot aan de voordeur moeten zijn gelegd en de raamdecoratie uiterlijk op 17 juli 2020 moet hangen.
2.5
Op 30 mei 2020 heeft [geïntimeerde] een orderbevestiging aan De Bosk gezonden,
met daarin een totaalprijs van € 72.000,- (inclusief btw) en de vermelding dat de vloeren droog en bezemschoon dienen te worden opgeleverd.
2.6
[geïntimeerde] kon niet op 15 juni 2020 met de werkzaamheden starten, omdat de cementdekvloeren niet voldoende droog door de aannemer, Bouwbedrijf Cornel B.V., zijn opgeleverd.
2.7
Op 24 juni 2020 en 2 juli 2020 heeft [geïntimeerde] door Uzin Utz Nederland B.V. vochtmetingen laten uitvoeren. Uzin Utz heeft hieromtrent op 25 juni 2020 en 6 juli 2020 gerapporteerd.
2.8
In een e-mail van 6 juli 2020 laat [geïntimeerde] De Bosk weten dat er verscheidene vochtmetingen zijn gedaan waaruit blijkt dat de cementdekvloeren te nat zijn en dat er, om geen schade aan de vloeren op te lopen, steeds een tweecomponentenvochtscherm aangebracht dient te worden alvorens de pvc-vloer wordt gelegd. [geïntimeerde] heeft De Bosk gevraagd om voor dit meerwerk haar goedkeuring te geven, zodat de pvc-vloeren nog voor de bouwvak gelegd kunnen worden.
2.9
De Bosk is akkoord gegaan met een tweecomponentenvochtscherm voor de vloer op de begane grond. Wat betreft de eerste en tweede verdieping hebben De Bosk en [geïntimeerde] afgesproken dat er voor aanvang vochtgemeten zal worden en alsdan zal worden beslist wat er zal worden gedaan. [geïntimeerde] heeft daarop vanaf 8 juli 2020 legwerkzaamheden verricht op de begane grond-vloer.
2.1
In een e-mail van 8 juli 2020 laat [geïntimeerde] aan De Bosk weten dat de kostprijs voor het tweecomponentenvochtscherm voor alle vloeren € 19.500,- (exclusief btw) bedraagt, welk bedrag één op één aan De Bosk zal worden doorberekend.
2.11
De Bosk heeft op 13 juli 2020 door Droogspecialist B.V. een second opinion laten verrichten ten aanzien van het vochtgehalte van de vloeren op de eerste en tweede verdieping.
2.12
Op 13 juli 2020 laat [geïntimeerde] aan De Bosk weten dat uit de vochtmeting van Droogspecialist blijkt dat er voor de tweede en derde verdiepingsvloeren geen tweecomponentenvochtscherm meer nodig is, maar dat er nog wel een vochtscherm (primer) nodig is omdat de waarden nog ruim boven de 2,5% zitten. [geïntimeerde] geeft aan dat de prijs voor een dergelijk vochtscherm voor beide verdiepingen € 4.000,- bedraagt. [geïntimeerde] verzoekt De Bosk om hier haar akkoord op te geven.
2.13
In een e-mail van 13 juli 2020 geeft De Bosk richting [geïntimeerde] aan dat er bouwdrogers en ventilatoren in twee kamers geplaatst zullen worden en dat de andere kamers minder vochtig zijn.
2.14
In een e-mail van 13 juli 2020 laat [geïntimeerde] weten dat dit niet in overeenstemming is met wat Droogspecialist heeft uitgelegd. [geïntimeerde] geeft aan dat er óf met een vochtscherm moet worden gewerkt ten bedrage van € 4.000,- voor beide verdiepingen óf met bouwdrogers, en dat er in dat laatste geval waarschijnlijk pas na de bouwvak op een droge vloer kan worden gelegd zonder meerkosten.
2.15
De Bosk geeft in een e-mail van 13 juli 2020 aan zich gechanteerd te voelen, geen keuze te hebben en dus akkoord te geven om te gaan leggen.
2.16
[geïntimeerde] heeft daarop bij e-mail van 13 juli 2020 als volgt gereageerd:
"Vandaag heeft een vochtmeting plaatsgevonden door firma Droogspecialist.nl. U hebt dit bedrijf ingeschakeld voor een second opinion. [naam2] , de vertegenwoordiger van dit bedrijf, heeft de metingen uitgevoerd middels een carbit meting. Voor de 1e en 2e etage kwam het restvochtpercentage uit op 3.4%. De vloer is droger geworden, maar niet droog genoeg om geen vochtscherm te gebruiken. Met een percentage tussen 2.5 en 4.0 dient een 1componentenvochtscherm te worden gebruikt om problemen te voorkomen. Ik heb u vandaag middels een app gemeld dat de meerprijs voor deze twee verdiepingen uitkomt op totaal € 4.000,00 exclusief btw.
Voor wat betreft het drogen van de ruimte klopt uw verhaal, zoals u schrijft in uw mail van vandaag, niet. Het verhaal van [naam2] is: per appartement een absorptiedroger met twee ventilatoren. In de gangen twee ventilatoren. Dit betekent 40 eenheden. Deze moeten dan een week 24 uur per dag aanstaan in de omstandigheden die het droogbedrijf voorschrijven. Dan zou het
mogelijkzijn dat het restvochtpercentage onder de 2.5% zit.
U geeft in uw mail van vandaag met tijdstip 16.13 uur aan dat we moeten gaan leggen. Met dit akkoord gaan wij door met de werkzaamheden en werken we met het 1componentenvochtscherm.
Ik ben wel klaar met deze hele gang van zaken. U schuift mij allerhande zaken in de schoenen die niet mijn verantwoordelijkheid zijn. Wij hebben in de afgelopen weken u vele malen duidelijk proberen te maken wat de juiste weg is, daar de vloer veel te nat is om te leggen.
Ik wil niet meewerken aan een garantiebrief door u opgesteld. Wij zouden dan bij klachten geen aansprakelijkheid hebben, zegt u. Een rechtsgang was al helemaal uitgesloten, middels deze brief. Heer [naam3] , zo werkt het niet. Er is al jurisprudentie waarbij stoffeerders, ondanks dit soort briefjes toch voor de rechter moesten verschijnen en de rechtszaak hebben verloren. Wij zijn immers deskundig en mogen ons niet laten leiden door dit soort onrechtmatige afspraken. Dit is nu precies de kern van het verhaal! Wij zijn deskundig en professioneel. Wij doen ons werk professioneel en denken mee waar kan.
Zo heb ik een groep stoffeerders gevonden die in twee weken tijd het hele gebouw konden stofferen. Zij wilden 's avonds werken en in het weekend om zo voor u voor de bouwvak alles klaar te krijgen. In de mail van 6 juli die ik gestuurd heb aan Bouwbedrijf Cornel en die u weer gekregen heeft van [naam4] , heb ik aangegeven dat wij een akkoord van u nodig hebben voor de meerprijs van de tweecomponentenprimer, om zo op de enige juiste manier de vloer te leggen, zodat wij voor de bouwvak alles klaar hebben. Afgelopen dinsdag zijn ze gestart. Ik dacht na een goed gesprek tussen tweeën dat we op één lijn zaten en daarbij het belang en goede gezondheid en leefomgeving van u cliënten goed in acht hebben genomen. Sindsdien echter alleen maar weer vertragingen van uw kant. Elke keer trekt u onze deskundigheid in twijfel. Het hoogtepunt van alles is wel dat u tegen mij zegt dat ik u chanteer (mail 13 juli 2020).
Ik pik dit niet langer. U wilt horen wat u wilt horen en luistert niet. Wij doen het vanaf nu dan ook op mijn manier, de spelregels zijn veranderd:
1. Zoals ik al heb aangegeven kunnen wij dit werk niet meer klaar krijgen voor de bouwvak, zeker niet na de vertraging als gevolg van uw twijfel aan onze vochtmeting van vorige week en deze week. Steek de hand in eigen boezem. Voor de bouwvak kunnen wij één etage stofferen. Etage twee ligt voor de hand, omdat die leeg is. Na de bouwvak volgt dan de andere etage.
2. Er staat nog 70% open aan facturatie. Per etage dient 35% vooraf betaald te worden. Te weten € 25.200,00 inclusief btw per etage. U heeft mijn rekeningnummer, factuur volgt achteraf. Ik heb er geen vertrouwen in dat u mij het volledige bedrag achteraf betaald. Dit betekent dat u morgen 14 juli het bedrag over hebt gemaakt voor 10 uur in de ochtend. Zo niet, dan wordt er woensdag niet gestart.
3. U maakt tevens op 14 juli het bedrag over voor het in de tweecomponentenprimer zetten van de begane vloer te weten € 7.078,50 inclusief btw, zoals overeengekomen in de mail van 9 juli jl. Factuur volgt achteraf. Ook hiervoor geldt als u deze nota niet voor 10 uur in de ochtend heeft betaald, starten we woensdag niet.
4. Van factuur 21341 d.d. 9 juli 2020 betreffende termijn 2 krijgt u een credit.
5. Alle communicatie gaat vanaf nu via mail of app. Ik heb geen behoefte meer aan telefoongesprekken of werkoverleggen.
Alleen onder deze voorwaarden gaan we verder."
2.17
Op 14 juli 2020 sommeert (de gemachtigde van) De Bosk [geïntimeerde] de werkzaamheden met onmiddellijke ingang te hervatten en verzoekt om per omgaande aan De Bosk te bevestigen dat de werkzaamheden op alle drie verdiepingen uiterlijk op dinsdag 21 juli 2020 voltooid zullen worden. Voorts geeft (de gemachtigde van) De Bosk aan dat, indien nakoming binnen de gestelde termijn uitblijft, zij [geïntimeerde] hierbij reeds aansprakelijk stelt voor alle schade die het gevolg is van de tekortkoming in de nakoming in de zin van artikel 6:74 BW.
2.18
In een e-mail van 16 juli 2020 wijst (de gemachtigde van) De Bosk [geïntimeerde] erop dat hij tot en met 22 juli 2020 de tijd heeft om het werk op de drie etages af te ronden.
2.19
In reactie daarop laat [geïntimeerde] bij e-mail van 16 juli 2020 aan (de gemachtigde van) De Bosk weten dat de reden voor de vertraging niet te wijten is aan [geïntimeerde] , maar aan het te laat storten van de cementdekvloeren door de aannemer en de trage besluitvorming aan de zijde van De Bosk na de gedane vochtmetingen. [geïntimeerde] geeft aan zoveel mogelijk voor de bouwvak te zullen afmaken en na de bouwvak de draad weer op te pakken.
2.2
In een e-mail van 17 juli 2020 geeft (de gemachtigde van) De Bosk nogmaals aan dat de werkzaamheden uiterlijk 21 juli 2020 afgerond moeten zijn en het acceptabel te vinden, indien het [geïntimeerde] lukt om de werkzaamheden in de (te verhuren) kamers uiterlijk op 21 juli 2020 af te ronden, dat de vloeren in de gangen van de eerste en tweede verdieping na de bouwvak van pvc-vloeren worden voorzien.
2.21
Bij e-mail van 17 juli 2020 geeft [geïntimeerde] aan dat hij zijn uiterste best heeft gedaan om ook tijdens de bouwvak mensen te regelen, dat op 23 en 24 juli 2020 geëgaliseerd zal worden, de week erna nog appartementen gestoffeerd zullen worden en dat de overige werkzaamheden na de bouwvak zullen worden verricht.
2.22
In een e-mail van 3 augustus 2020 laat (de gemachtigde van) De Bosk aan [geïntimeerde] weten dat de door [geïntimeerde] bij e-mail van 17 juli 2020 gedane toezeggingen niet volledig zijn nagekomen en de werkzaamheden op de eerste, tweede en derde verdieping bij lange na niet zijn afgerond. Voorts stelt De Bosk [geïntimeerde] aansprakelijk te houden voor de door haar geleden schade aan inkomstenderving ter hoogte van € 1.250,- per dag.
2.23
In een e-mail van 5 augustus 2020 geeft [geïntimeerde] aan dat hij niet verantwoordelijk is voor de eerder ontstane vertraging, zijn uiterste best te doen om het werk zo spoedig mogelijk af te ronden en aanstaande maandag de werkzaamheden weer te hervatten.
2.24
In een e-mail van 25 september 2020 laat (de gemachtigde van) De Bosk aan [geïntimeerde] weten dat de werkzaamheden 28 dagen na de gestelde deadline zijn afgerond, waardoor zij een totaalbedrag van € 49.650,- aan schade heeft geleden. De Bosk stelt voor de kwestie op een bedrag van € 37.500,- buitengerechtelijk af te doen.
2.25
In een e-mail van 2 oktober 2020 reageert (de gemachtigde van) [geïntimeerde] hierop en verzoekt (de gemachtigde van) De Bosk om een nadere onderbouwing te geven van de toerekenbaarheid van de door haar gestelde (vertragings)schade aan [geïntimeerde] .
2.26
In een e-mail van 6 oktober 2020 geeft (de gemachtigde van) De Bosk aan dat de vertraging aan [geïntimeerde] is toe te rekenen omdat i) [geïntimeerde] heeft geweigerd de pvc-vloeren te leggen op de deels te natte cementdekvloeren terwijl de aannemer en de opdrachtgever aangeboden hadden om [geïntimeerde] te vrijwaren van eventuele schade aan de vloeren, ii) [geïntimeerde] vanaf 14 juli 2020 te weinig mankracht heeft ingezet, waardoor er in de week voor de bouwvak vrijwel geen werkzaamheden zijn verricht en iii) [geïntimeerde] zijn toezegging om een volledige verdieping van pvc-vloeren te voorzien indien De Bosk uiterlijk op 14 juli 2020 voor 10.00 uur een deel van de aanneemsom zou betalen, niet is nagekomen.
2.27
In een e-mail van 13 oktober 2020 geeft (de gemachtigde van) [geïntimeerde] aan niet aansprakelijk te zijn voor de door De Bosk gestelde schade, omdat de oorzaak van de vertraging duidelijk gezocht moet worden in de late en te vochtige oplevering van de vloer en [geïntimeerde] als deskundige niet kon overgaan tot uitvoering van de werkzaamheden onder deze omstandigheden.
3.
De vorderingen van De Bosk en haar grieven
3.1
De Bosk heeft - zakelijk weergegeven - de kantonrechter gevraagd om [geïntimeerde] te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 24.250,-, te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding.
3.2
[geïntimeerde] heeft op zijn beurt in reconventie een achterstallig bedrag gevorderd van
€ 840,-, te vermeerderen met wettelijke rente, € 22.500,- (inclusief btw) aan omzetderving
en € 900,- aan schade (management fee), een en ander met veroordeling van De Bosk in de kosten van het geding, nakosten daaronder mede begrepen.
3.3
De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 12 oktober 2021 (hierna: het eindvonnis) de vorderingen van De Bosk afgewezen, die van [geïntimeerde] tot een bedrag van € 840,- toegewezen en De Bosk in de proceskosten in conventie en reconventie veroordeeld.
3.4
De Bosk is in hoger beroep gekomen van het comparitievonnis en het eindvonnis en heeft in dat verband vijf bezwaren (grieven) geformuleerd, die ertoe moeten leiden dat haar vorderingen alsnog worden toegewezen en die van [geïntimeerde] alsnog worden afgewezen. De grieven worden hierna zo veel mogelijk in onderlinge samenhang alsmede thematisch besproken.

4.Het oordeel van het hof

Ontvankelijkheid
4.1
Tegen het comparitievonnis van 9 februari 2021 staat op grond van artikel 131 Rv geen hoger beroep open. Het hof zal De Bosk in zoverre niet-ontvankelijk verklaren.
Eiswijziging
4.2
De Bosk heeft in haar memorie van grieven haar eis gewijzigd. Daartegen is door [geïntimeerde] bezwaar gemaakt. Dat bezwaar is echter niet terecht. De eisvermeerdering door De Bosk is tijdig, namelijk bij haar memorie van grieven, gedaan en is in dit geval niet in strijd met de eisen van een goede procesorde, als bedoeld in artikel 130 lid 1 Rv. De verdediging van [geïntimeerde] is door deze eiswijziging niet bemoeilijkt, noch is sprake van een onredelijke vertraging van de procedure als gevolg van de eisvermeerdering. Dit oordeel wordt niet anders in het licht van de eerdere beperking van haar vordering door De Bosk tot onder de € 25.000,- in eerste aanleg. Ook als een vordering om proceseconomische redenen in eerste aanleg wordt beperkt tot (onder) de competentiegrens, staat dat niet in de weg aan een vermeerdering van die vordering in beroep tot boven die grens. [1] Dat is anders indien De Bosk het meerdere van haar vordering tot boven de competentiegrens zou hebben prijsgegeven, maar dat is gesteld noch gebleken. Het hof zal daarom met inachtneming van de eisvermeerdering beslissen.
Verzuim, inspanningsverplichting
4.3
Grief 1 en grief 2 keren zich beide, kort gezegd, tegen het oordeel van de kantonrechter dat partijen geen fatale termijn zijn overeengekomen. Deze grieven behoeven echter geen behandeling, omdat ook indien het hof veronderstellenderwijs tot uitgangspunt zou nemen dat wel een fatale termijn door partijen zou zijn overeengekomen, om de hierna genoemde reden - kort gezegd: het ontbreken van toerekenbaarheid - [geïntimeerde] niet schadeplichtig is geworden. Om dezelfde reden kan ook de in eerste aanleg door De Bosk ingenomen en door [geïntimeerde] betwiste stelling dat het verzuim van [geïntimeerde] na ingebrekestelling is ontstaan, hier onbesproken blijven.
4.4
De subsidiaire stelling in de toelichting op grief 2 houdt in dat [geïntimeerde] zich onvoldoende heeft ingespannen om zo spoedig de vloeren te leggen en te blijven communiceren met De Bosk. Op vragen van het hof heeft de heer [naam3] tijdens de mondelinge behandeling voor De Bosk verklaard dat het verwijt dat [geïntimeerde] hier treft, er in de kern uit bestaat dat hij de afspraak heeft geschonden om voor de bouwvak klaar te zijn met het leggen van de vloeren. Zoals hierna zal blijken, is het hof, ook als een dergelijke afspraak gemaakt mocht zijn (wat het hof hier in het midden laat), niet van oordeel dat [geïntimeerde] een verwijt kan worden gemaakt van het feit dat de werkzaamheden niet vóór maar eerst na afloop van de bouwvak zijn voltooid.
Toerekenbaarheid
4.5
Het hof is van oordeel dat de kantonrechter terecht - en op gronden die het hof hier overneemt en tot de zijne maakt - heeft geoordeeld dat, voor zover al sprake is geweest van enig tekortschieten aan de kant van [geïntimeerde] bij de uitvoering van zijn werkzaamheden, een en ander niet in redelijkheid aan hem kan worden toegerekend. Daaraan voegt het hof nog het volgende toe. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting in hoger beroep komt naar voren dat [geïntimeerde] duidelijk van te voren aan De Bosk te kennen heeft gegeven in welke conditie de vloeren dienden te zijn bij aanvang van de werkzaamheden en dat de vloeren op het moment dat [geïntimeerde] met zijn werk wilde beginnen niet in de vereiste conditie verkeerden, omdat zij (nog veel) te nat waren. Verder is van belang dat, zoals de heer [naam3] voor De Bosk ter zitting bij het hof niet heeft weersproken, [geïntimeerde] als eenmanszaak opereerde en dat voor het kunnen uitvoeren van de werkzaamheden voor De Bosk het noodzakelijk was om bijtijds derden in te schakelen en deze voor een bepaalde tijdsperiode vooraf ‘vast te leggen’. De niet op het conto van [geïntimeerde] te brengen, steeds opspelende problematiek van de te natte vloeren heeft, naar het hof verder begrijpt, ervoor gezorgd dat het leggen van de vloeren in tijd steeds meer naar achteren is geschoven, mede als gevolg van de tijd die gepaard ging met de over de conditie van de vloeren ontstane discussies met De Bosk en het inlassen van een second opinion. Door het optreden van deze niet aan hemzelf te wijten vertragingsoorzaken werd [geïntimeerde] ten slotte geconfronteerd met de inmiddels voor de deur staande bouwvak, waardoor hij op dat moment niet meer in staat was op korte termijn nog voldoende menskracht te vinden om het project op verantwoorde wijze binnen de door De Bosk gewenste termijn uit te voeren en af te ronden. Het kan [geïntimeerde] in deze omstandigheden niet worden tegengeworpen dat dit eerst na afloop van de bouwvak kon worden gedaan. Het hof is het verder ook met [geïntimeerde] eens dat hij, mede gelet op zijn verplichtingen als goed opdrachtnemer niet gehouden kon worden om concessies te doen aan de gebruikelijke kwaliteit van zijn werk in ruil voor het ontvangen van een vrijwaring. Gelet op het voorgaande kan [geïntimeerde] geen verwijt worden gemaakt van de met het leggen van de vloeren opgelopen vertraging, waardoor - als er al zijnerzijds van een tekortschieten sprake is geweest - dit geen toerekenbaar tekortschieten betreft. Omdat zodoende een noodzakelijk vereiste voor verschuldigdheid van schadevergoeding ontbreekt, is [geïntimeerde] niet schadeplichtig jegens De Bosk geworden.
Restant vordering [geïntimeerde] , geen verrekening
4.6
Blijkens de toelichting op de vierde grief stelt De Bosk zich op het standpunt niet tot betaling van het in eerste aanleg toegewezen btw-bedrag van € 840,- gehouden te zijn en, mocht dat anders zijn, dit bedrag te hebben mogen verrekenen met haar vordering tot schadevergoeding op [geïntimeerde] . Nu in het voorgaande al is gebleken dat [geïntimeerde] niet schadeplichtig jegens De Bosk is geworden, kan van verrekening door De Bosk geen sprake zijn. Ook overigens treft de grief geen doel. Nu het hier enkel de btw-component van een overigens niet betwist factuurbedrag voor meerwerk betreft en ook naar zeggen van De Bosk [geïntimeerde] zijn werkzaamheden heeft afgerond, valt niet in te zien waarom hem betaling van (specifiek) dit bedrag zou mogen worden onthouden. De betwisting van verschuldigdheid door De Bosk mist derhalve een deugdelijke grond en wordt daarom door het hof gepasseerd.
Overige grieven
4.7
Grief 3 heeft geen zelfstandige betekenis en moet het lot van de hiervoor behandelde grieven delen.
4.8
In de toelichting op grief 5 betoogt De Bosk dat zij ten onrechte in de proceskosten in reconventie van € 124,- is veroordeeld, nu [geïntimeerde] in reconventie een vordering heeft ingesteld ter hoogte van totaal € 24.240,-, waarvan slechts € 840,- is toegewezen. Het hof is dat niet met De Bosk eens, nu de reconventie niet vergeefs is ingesteld en het toegewezen bedrag aan proceskosten past bij het toegewezen bedrag in reconventie. De grief faalt derhalve.
4.9
Wat verder nog door partijen is aangevoerd kan, gelet op het voorgaande, onbesproken blijven.
De slotsom: het hoger beroep slaagt niet
4.1
De conclusie van het voorgaande is dat het hoger beroep van De Bosk niet slaagt en dat het eindvonnis zal worden bekrachtigd. De Bosk zal als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld (tariefgroep IV, 2 punten). Onder die kosten vallen ook de nakosten en de wettelijke rente daarover, zonder dat het hof deze kosten in het dictum hoeft te specificeren. De rente is verschuldigd vanaf veertien dagen na betekening. [2]

5.De beslissing

Het hof:
verklaart De Bosk niet-ontvankelijk in haar hoger beroep gericht tegen het tussenvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 9 februari 2021;
bekrachtigt het eindvonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden van 12 oktober 2021;
veroordeelt De Bosk tot betaling van de volgende proceskosten van [geïntimeerde] in hoger beroep:
€ 783,- aan procedurele kosten (griffierecht)
€ 4.314,- aan salaris van de advocaat van [geïntimeerde] (2 procespunten x appeltarief IV), te vermeerderen met nakosten;
bepaalt dat de hiervoor bepaalde proceskosten moeten worden betaald binnen 14 dagen na vandaag. Als niet op tijd wordt betaald, dan worden die kosten verhoogd met de wettelijke rente;
verklaart dit arrest wat betreft bovengenoemde veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. P.S. Bakker, M.M.A. Wind en W.F. Boele en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
21 februari 2023.

Voetnoten

1.Hof Arnhem-Leeuwarden 15 juni 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:5823.
2.HR van 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853