Beoordeling door de rechtbank
10. De rechtbank beoordeelt in dit beroep of de minister in redelijkheid heeft kunnen besluiten de Wbr-vergunning aan Fastned te verlenen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van Shell .
11. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Was sprake van een lopende aanvraag als bedoeld in de Kennisgeving 2017?
12. Shell voert aan dat het meenemen van de onvolledige Wbr-aanvraag niet strookt met het eind 2011 geïntroduceerde verdeelsysteem van een onderlinge gelijktijdige beoordeling en rangschikking van alle ingediende Wbr-aanvragen voor de realisatie van basisvoorzieningen energielaadpunten. Volgens Shell had Fastned direct een volledige aanvraag moeten indienen vóór de uiterste indieningsdatum van 16 januari 2012. De onvolledige aanvraag van Fastned kan daarom niet worden gekwalificeerd als een lopende aanvraag. De overgangsregeling is dus ten onrechte toegepast, aldus Shell .
13. De rechtbank overweegt dat niet is betwist dat de aanvraag van Fastned op 23 december 2011 is ontvangen en dat de leges zijn betaald. Deze aanvraag is niet ingetrokken en evenmin geweigerd. Dat de aanvraag niet volledig was, maakt niet dat geen sprake is van een aanvraag die is ingediend. Verder geldt dat in de Kennisgeving 2017 niet is bepaald dat onder ‘lopende aanvragen’ slechts aanvragen worden begrepen die van meet af aan volledig waren. Als dat anders was geweest, dan zou dat de in artikel 4:5 van de Awb neergelegde mogelijkheid om een onvolledige aanvraag aan te vullen illusoir maken. Bepalend is of de aanvraag tijdig was ingediend, namelijk uiterlijk op 16 januari 2012. Gelet op het voorgaande heeft de minister de aanvraag van Fastned terecht aangemerkt als een lopende aanvraag als bedoeld in de Kennisgeving 2017.Omdat de aanvraag was gedaan voor de inwerkingtreding van de Kennisgeving 2017 viel die aanvraag dus onder de overgangsregeling. De beroepsgrond slaagt niet.
Moet de overgangsregeling in de Kennisgeving 2017 buiten toepassing worden gelaten?
14. Shell voert – samengevat – aan dat de overgangsregeling in de Kennisgeving 2017 in strijd is met artikel 3 van de Wbr en het motiverings-, zorgvuldigheids- en evenredigheidsbeginsel. Shell wijst op de toelichting bij de wijziging, waarin staat dat “
voortschrijdend inzicht tot de vaststelling leidt dat een doelmatige inrichting van de schaarse grond op een verzorgingsplaats zich niet verdraagt met de aanwezigheid van een tweede exploitant. Daarbij is eveneens overwogen dat een verkeersveilige inrichting van de verzorgingsplaats die recht doet aan de doorstroming van het verkeer niet is gediend met meer dan één basisvoorziening van een elektrisch laadpunt.”Volgens Shell behelst artikel 3, eerste lid, van de Wbr een eng en absoluut geformuleerde vergunningsgrondslag, namelijk dat het doelmatig en veilig gebruik op een verzorgingsplaats altijd verzekerd moet zijn, ongeacht de datum waarop Wbr-aanvragen zijn ingediend. Onderscheid naar aanvraagdatum, zoals besloten in de overgangsregeling, is niet toegestaan en in strijd met artikel 3, eerste lid, van de Wbr. De minister heeft niet gemotiveerd waarom een eerder aangevraagde tweede basisvoorziening doelmatig en veilig is. Ook heeft de minister zonder kenbare belangenafweging het individuele belang van Fastned zwaarder laten wegen dan het algemeen belang van doelmatigheid en veiligheid. Volgens Shell had de minister de overgangsregeling dan ook buiten toepassing moeten laten.
14. De bestuursrechter kan de rechtmatigheid van een beleidsregel toetsen aan hogere regelgeving of aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur (exceptieve toetsing). Indien de beleidsregel in strijd is met hogere regelgeving of met algemene beginselen van behoorlijk bestuur, kan de bestuursrechter de beleidsregel onverbindend verklaren of buiten toepassing laten.
16. De rechtbank zietgeen aanleiding de overgangsregeling buiten toepassing te laten wegens strijd met hogere regelgeving of algemene beginselen van behoorlijk bestuur. In de toelichting op de wijziging van de Kennisgeving 2017 wordt tot uitdrukking gebracht dat met het oog op een veilig en doelmatig gebruik van de verzorgingsplaats, een tweede basisvoorziening laden niet langer wenselijk wordt geacht. Er wordt evenwel een zwaarder belang gehecht aan ‘verkregen rechten’ die samenhangen met aanvragen voor een tweede basisvoorziening die voorafgaand aan de wijziging zijn ingediend. De minister heeft op zitting toegelicht dat hierbij moet worden betrokken dat de keuze om voortaan slechts één basisvoorziening laden toe te staan, niet betekent dat een tweede basisvoorziening laden altijd onveilig en ondoelmatig is. Een vergunning voor een tweede basisvoorziening op grond van de overgangsregeling uit de Kennisgeving 2017 wordt nooit zonder nadere toetsing verleend. Ook de vóór de gewijzigde Kennisgeving ingediende aanvragen worden getoetst aan veiligheid en doelmatigheid zoals bedoeld in artikel 3 van de Wbr. De feitelijke situatie op een verzorgingsplaats is hierbij van belang. Gelet op het voorgaande is de overgangsregeling naar het oordeel van de rechtbank niet in strijd met artikel 3 van de Wbr of met algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Er is dan ook geen reden de overgangsregeling buiten toepassing te laten. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Moest de minister in dit geval afwijken van de overgangsregeling op grond van artikel 4:84 van de Awb?
17. Shell voert aan dat de minister had moeten afzien van toepassing van de overgangsregeling op grond van artikel 4:84 van de Awb. De minister had artikel 3, derde lid, van de Tijdelijke beleidsregel moeten toepassen, omdat daarmee de overgangsregeling uit de Kennisgeving 2017 in feite weer is afgeschaft. Het stond bij vergunningverlening op 14 februari 2023 al meerdere jaren vast dat de minister een tweede basisvoorziening laden als zodanig niet vindt stroken met een doelmatig en veilig gebruik van een verzorgingsplaats. Fastned was hiervan op de hoogte sinds medio 2017, maar heeft stil gezeten en de Wbr-aanvraag niet aangevuld met het risico dat beleid in de tussentijd - in haar nadeel - zou wijzigen. Shell heeft bovendien een zwaarwegend belang bij een doelmatig en veilig gebruik van de verzorgingsplaats, wat bij de aanleg van een tweede basisvoorziening juist niet verzekerd is. Vanwege voorgaande samenloop van omstandigheden is een dusdanig bijzondere situatie ontstaan dat de vergunningverlening op 14 februari 2023 aan Fastned onevenredig is jegens Shell .
18. In de Tijdelijke beleidsregel is (onder meer) opgenomen dat geen vergunning wordt verleend voor een elektrisch laadpunt als basisvoorziening als de aanvraag, naar aanleiding van de openstelling in 2012, uiterlijk 16 januari 2012 is ingediend, indien op het tijdstip, onmiddellijk voorafgaand aan de bekendmaking van deze beleidsregel geen nadere op concrete omstandigheden van de verzorgingsplaats betrekking hebbende gegevens en bescheiden als bedoeld in artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, zijn verschaft, die ten minste een beschrijving bevatten van de te realiseren werken, de inpassing van die werken en de te realiseren ligging op de verzorgingsplaats.
19. De minister heeft de aanvraag beoordeeld overeenkomstig de ten tijde van het bestreden besluit geldende Kennisgeving. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat de minister op grond van artikel 4:84 van de Awb had moeten afwijken van die Kennisgeving, meer specifiek de daarin opgenomen overgangsregeling. Dat de overgangsregeling in het nieuwe beleid later is herzien, maakt op zichzelf niet dat toepassing van het eerdere beleid tot onevenredige gevolgen leidt voor Shell . Verder is de rechtbank niet gebleken dat de belangen van Shell , namelijk een doelmatige en veilige verzorgingsplaats, door de toepassing van de overgangsregeling in dit concrete geval onevenredig worden geschaad of aangetast. Zoals de rechtbank in rechtsoverweging 16. al heeft geoordeeld, maakt de keuze om voortaan slechts één basisvoorziening laden toe te staan op een verzorgingsplaats, een verzorgingsplaats met twee basisvoorzieningen laden niet per definitie onveilig of ondoelmatig. Sterker nog, de verkeersveiligheid en doelmatigheid is op grond van artikel 3 van de Wbr juist expliciet beoordeeld in het licht van de vergunningaanvraag. Deze beroepsgrond slaagt niet.
Veilig en doelmatig gebruik van de verzorgingsplaats
20. In het wijzigingsbesluit van 11 juli 2023 heeft de minister de verkeersveiligheidssituatie herbeoordeeld en geconcludeerd dat het ontwerp gewijzigd moet worden zodat een verkeersveilige en voorspelbare situatie ontstaat. Kort gezegd komt het erop neer dat de in- en uitrit van de basisvoorziening energielaadpunt is omgedraaid, waardoor er geen ‘loopingroute’ meer is. De rechtbank zal de gronden die zijn gericht tegen de ‘loopingroute’ daarom verder buiten beschouwing laten.
21. Shell heeft tegen het wijzigingsbesluit geen nieuwe gronden aangevoerd.
21. Voor zover Shell aanvoert dat het toestaan van een tweede basisvoorziening laden altijd in strijd is met het doelmatig en veilig gebruik van de verzorgingsplaats, verwijst de rechtbank naar hetgeen zij hiervoor heeft geoordeeld onder 16. en 19. Verder is in de verkeerskundige beoordeling van 3 juli 2023 geconcludeerd dat de basisvoorziening geen reëel verkeersveiligheidsrisico met zich brengt. Shell heeft dit rapport verder niet betwist, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om te twijfelen aan de verkeerskundige beoordeling.
23. Omdat de minister een gewijzigd besluit heeft genomen mede naar aanleiding van dit beroep van Shell zal de rechtbank de minister opdragen het griffierecht aan Shell te vergoeden. Ook zal de minister veroordeeld worden in de proceskosten van Shell .