ECLI:NL:RBAMS:2023:830

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
17 februari 2023
Zaaknummer
13/317582-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een persoon aan het Verenigd Koninkrijk in verband met een strafrechtelijk onderzoek en detentieomstandigheden

Op 16 februari 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk. De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie en betrof een aanhoudingsbevel dat was uitgevaardigd door de Greater Manchester Magistrates Court. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in de Britse gevangenis HMP Bedford beoordeeld. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon voerde aan dat er een reëel gevaar bestond voor onmenselijke behandeling in de gevangenis, maar de rechtbank oordeelde dat de verbeteringen in de detentieomstandigheden voldoende waren om de overlevering toe te staan. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de opgeëiste persoon een reëel risico liep op onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank heeft ook de levenslange gevangenisstraf beoordeeld en vastgesteld dat de Britse autoriteiten voldoende garanties bieden voor herziening van de straf. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, omdat er geen weigeringsgronden waren op basis van de relevante wetgeving.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/317582-22
RK nummer: 22/5029
Datum uitspraak: 16 februari 2023
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
EU – VK Justitie en Veiligheid (Uitvoeringswet) juncto artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 6 december 2022 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Aanhoudingsbevel (AB) als bedoeld in artikel 598 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (HSO).
Dit AB is uitgevaardigd op 30 april 2022 door
the District Judge sitting at Greater Manchester Magistrates Court(Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] (Portugal) op [geboortedag] 1977,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 2 februari 2023. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. N.R. Bakkenes. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. Y. Nieboer, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Portugese taal.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Portugese nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het AB

In het AB wordt melding gemaakt van een
warrant of arrest at first instance issued at Greater Manchester Magistrates Court on 20th July 2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van het Verenigde Koninkrijk ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het AB.

4.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

Het Verenigd Koninkrijk heeft de kennisgeving als bedoeld in artikel 599, vierde lid, van de HSO niet gedaan. [1] Toetsing van de dubbele strafbaarheid conform artikel 599, tweede lid, HSO kan dus niet achterwege blijven.
Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 599, eerste en tweede lid, HSO zijn opgenomen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
verkrachting.

5.Detentieomstandigheden (artikel 604, aanhef en onder c, HSO)

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft betoogd dat de zaak om twee redenen moet worden aangehouden. Ten eerste is de detentiegarantie afgegeven op naam van [naam] en dat is niet de naam van de opgeëiste persoon. De tweede reden voor aanhouding is dat uit nieuwsberichten van januari 2023 en het rapport van
His Majesty’s Inspectorate of Prisonsvan 31 mei 2022 volgt dat in HMP Forest Bank sprake is van overbevolking, dat er geen compenserende factoren aanwezig zijn en dat de veiligheid een probleem is. Het is daarom aannemelijk dat er een
strong presumptionis van een mogelijke mensenrechtenschending zoals bedoeld in het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van Mens in de zaak Muršić t. Kroatie [2] , dan wel dat onderzocht moet worden of sprake is van die presumptie en dat er een detentiegarantie moet worden afgegeven.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het duidelijk is dat de detentiegarantie op de opgeëiste persoon ziet, omdat deze is gegeven in reactie op de vraag om een detentiegarantie ten aanzien van de opgeëiste persoon, waarbij is verwezen naar het als bijlage bijgevoegde AB. In het AB worden bovendien meerdere aliassen van de opgeëiste persoon genoemd, waaronder die van [naam] .
Ten aanzien van de detentieomstandigheden heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat op basis van het door de raadsvrouw genoemde rapport en de nieuwsberichten niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een reëel algemeen gevaar in [P.I.] , omdat niet kan worden vastgesteld dat aan de criteria in het arrest Muršić t. Kroatie is voldaan. Ten slotte heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om zich uit te laten over de vraag of er nog een algemeen gevaar in HMP Bedford bestaat. In de detentiegarantie is namelijk aangegeven dat de omstandigheden in HMP Bedford zijn verbeterd.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 7 september 2022, [3] in het bijzonder naar de overwegingen over het toetsingskader bij de beoordeling van detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk. Ook in deze zaak is de rechtbank van oordeel dat in het midden kan blijven welk toetsingskader wordt toegepast omdat zowel bij toetsing aan het Unierecht, inclusief het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) en de uitleg van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna Hof van Justitie), als bij een beoordeling op basis van de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM), de conclusie is dat niet gebleken is dat de opgeëiste persoon een reëel gevaar loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat er nog steeds een reëel gevaar op een onmenselijke behandeling bestaat in HMP Bedford. Uit het
Report on an unannounced inspection of HMP Bedford by HM Chief Inspector of Prisons 10 January and 21-24 February 2022blijkt weliswaar dat op een fors aantal punten vooruitgang is geboekt, maar dat qua
ratingdeze gebieden van
‘poor’naar
‘not sufficiëntly good’zijn gegaan. Zo is in het rapport onder meer het volgende te lezen:
“Safety:
While fewer prisoners than at the last inspection told us they felt unsafe, recorded violence was still very high and violent incidents were not fully investigated. (…) Use of force was lower than at the last inspection but still high compared to similar prisons. Reviews of baton use lacked detail and did not give assurance of proportionality. Not all use of special accommodation had been recorded or was justified. (…) There had been some concerning examples of staff violence towards prisoners, which were dealt with robustly when discovered. However, body-worn cameras were not routinely worn or turned on by staff and not all planned incidents were recorded.”
“Respect:
While there had been improvements in staff-prisoner relationships, too many officers were dismissive of prisoners’ concerns and lacked a focus on prisoner care. In our survey, many staff reported poor morale and said they did not feel that they had the time or skills to perform their roles effectively. Despite refurbishment of some cells, accommodation on A and C wings provided a poor living environment, particularly in overcrowded cells. Toilets were inadequately screened and cell furniture was often in poor repair. (…) About a third of emergency cell bells were not answered promptly.”
“Purposeful activity
Time out of cell remained limited. Prisoners who were in education, training or work activity usually had just under six hours out of their cell each day. About 40% of prisoners were not occupied in any purposeful activity and spent nearly 22 hours locked in their cell. Very few prisoners said they were able to exercise outside or associate together for at least five days a week. Prisoners could attend the gym at least twice weekly, but until recently their ability to use the gym had been severely affected by regular closures and redeployment of PE staff. (…) Attendance at education and training sessions remained too low and punctuality was variable.”
De rechtbank heeft in haar oordeel ook betrokken het bericht van
the Independent Monitoring Boards van 13 december 2022(met als titel: “
Despite high levels of violence and unmet mental health needs, HMP Bedford is showing improvement”) waarin wordt gemeld dat overbevolking nog steeds een probleem is: “(…) Overcrowding remained a concern, with many prisoners sharing a cell designed for one (…)”
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verbeteringen in HMP Bedford niet dusdanig zijn dat daardoor het algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in deze detentie-instelling is weggenomen.
De Britse autoriteiten hebben op 23 januari 2023 meegedeeld dat de opgeëiste persoon hoogstwaarschijnlijk zal worden geplaatst in [P.I.] . De rechtbank gaat er vanuit dat deze garantie betrekking heeft op de opgeëiste persoon, ondanks dat zijn volledige naam niet in de garantie wordt genoemd. De detentiegarantie is namelijk afgegeven na vragen van het IRC betreffende het onderhavige AB en daarbij worden in het AB meerdere aliassen van de opgeëiste persoon genoemd. De rechtbank heeft geen aanleiding om te veronderstellen dat deze detentiegarantie niet ten behoeve van de opgeëiste persoon is afgegeven of niet zal worden nageleefd in zijn zaak. Gelet hierop ziet de rechtbank geen aanleiding om de zaak aan te houden.
Dit betekent dat het vastgestelde reële gevaar dat gedetineerden lopen in de penitentiaire inrichting HMP Bedford niet in de weg staat aan de overlevering van de opgeëiste persoon en dat de rechtbank in deze zaak (alleen) de detentieomstandigheden in de penitentiaire inrichting [P.I.] dient te onderzoeken.
Hoewel het door de raadsvrouw aangehaalde rapport een verontrustend beeld schetst van de omstandigheden in HMP Forest Bank, blijkt hier niet uit dat wordt voldaan aan criteria om een algemeen reëel gevaar aan te nemen, zoals opgenomen in het EHRM-arrest Muršić t. Kroatie en het arrest van het Hof van Justitie van 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:857 (Dorobantu).
De rechtbank concludeert ten aanzien van de nieuwsberichten dat er – afgezet tegen de jurisprudentie van het Hof van Justitie [4] – geen sprake is van objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens op grond waarvan kan worden geoordeeld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat dat personen die in de penitentiaire inrichting [P.I.] zijn gedetineerd, onmenselijk of vernederend worden behandeld.
Dit betekent dat er geen aanleiding is om de tweede stap te zetten – zoals bedoeld in de voorgeschreven twee-stappen toets die volgt uit de jurisprudentie van het Hof van Justitie – en er dus geen ruimte is voor een beoordeling van het individuele risico.
De conclusie is dan ook dat niet is gebleken dat de opgeëiste persoon een reëel risico loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling.
Ook een beoordeling van het risico dat de opgeëiste persoon loopt op een onmenselijke of vernederende behandeling op basis van de jurisprudentie van het EHRM [5] leidt tot de conclusie dat niet is gebleken dat van een dergelijk reëel risico. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de detentieomstandigheden niet in de weg staan aan overlevering.

6.Levenslange gevangenisstraf (artikel 604, aanhef en onder a, HSO)

Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft verzocht om de zaak aan te houden, opdat er een garantie in het kader van artikel 604 aanhef en onder a HSO kan worden afgegeven. Er bestaat namelijk een discrepantie tussen de tekst in het AB en de tekst uit de HSO. In het AB is bij onderdeel h) enkel aangevinkt dat er een review van de straf of maatregel zal zijn, op verzoek dan wel na minimaal 20 jaren (“at least”). In art 604 aanhef en onder a staat dat er voldoende garantie moet zijn dat dat de opgelegde straf of maatregel op verzoek of uiterlijk na 20 jaar zal worden herzien.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank in meerdere zaken [6] het systeem van herziening bij levenslange gevangenissen in het Verenigd Koninkrijk heeft getoetst, zowel voor de Brexit als erna. Levenslang als een maximumstraf levert geen schending van mensenrechten op.
Oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het feit waarvan de opgeëiste persoon wordt verdacht, kan blijkens het AB naar het recht van het Verenigd Koninkrijk een levenslange gevangenisstraf worden opgelegd.
De uitvaardigende autoriteit heeft de herzieningsmogelijkheden bij veroordeling tot een levenslange gevangenisstraf uiteengezet in onderdeel h) van het AB. De rechtbank verwijst naar haar uitspraak van 2 november 2021, waarin zij deze mogelijkheden beoordeeld heeft. [7] De rechtsorde van het Verenigd Koninkrijk voorziet in de herziening van de opgelegde straf of maatregel – op verzoek of ten minste na twintig jaar – strekkende tot niet-uitvoering van de straf of maatregel. Gelet daarop ziet de rechtbank geen aanleiding de overlevering afhankelijk te maken van een garantie als bedoeld in artikel 604 aanhef en onder a, HSO. De rechtbank ziet geen aanleiding om nadere vragen te stellen over de herzieningsmogelijkheden.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het AB voldoet aan de eisen van artikel 606 HSO en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 242 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet en 604 en 606 HSO.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Judge sitting at Greater Manchester Magistrates Court(Verenigd Koninkrijk).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en A. Pahladsingh, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 16 februari 2023.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet juncto artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie rechtbank Amsterdam, 2 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6353
2.Muršić vs Croatia EHRM 20 oktober 2017, 7334/13, ECLI:CE:ECHR:2016:1020JUD000733413.
3.Zie Rb. Amsterdam van 7 september 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:5751.
4.Zie het arrest van het Hof van Justitie van 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (Aranyosi en Căldăraru).
5.Muršić vs Croatia EHRM 20 oktober 2017, 7334/13, ECLI:CE:ECHR:2016:1020JUD000733413.
6.Rb. Amsterdam 26 april 2022 (ELCI:NL:RBAMS: 2022:2587 en 2022:2586) en Rb Amsterdam 2 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6353.
7.Rb Amsterdam 18 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6074, punt 9.