ECLI:NL:RBAMS:2023:8225

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
18 december 2023
Zaaknummer
13/259823-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel van Bulgarije met betrekking tot opgeëiste persoon

Op 13 december 2023 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Bulgaarse onderdaan op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Arrondissementsparket van Targovishte, Bulgarije. De zaak betreft de tenuitvoerlegging van een vonnis van de Districtsrechtbank in Targovishte van 24 november 2021, waarin de opgeëiste persoon was veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon, geboren in 1979, zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, momenteel gedetineerd is in een Nederlandse penitentiaire inrichting.

De behandeling van het EAB vond plaats op 29 november 2023, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd. De officier van justitie stelde dat de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet niet van toepassing was, terwijl de raadsman betoogde dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de inhoud van het Belgische vonnis dat aan hem was betekend.

De rechtbank oordeelde dat de detentiegarantie van de Bulgaarse autoriteiten voldoende was om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet het risico liep op onmenselijke of vernederende behandeling in de Bulgaarse detentie. De rechtbank concludeerde dat er geen weigeringsgronden waren die de overlevering in de weg stonden en heeft de overlevering toegestaan. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/259823-23
Datum uitspraak: 13 december 2023
UITSPRAAK
op de vordering van 10 oktober 2023 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 12 april 2022 door het Arrondissementsparket van Targovishte, Bulgarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting in [plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 29 november 2023, in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en bijgestaan door zijn raadsman, mr. Z. Yiral, advocaat in Roosendaal en door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van de Districtsrechtbank in Targovishte (Bulgarije) van 24 november 2021 met nummer 165/24.11.2021.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 2 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering kan worden toegestaan en dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is.
Het vonnis van de Districtsrechtbank in Targovishte van 24 november 2021 betreft een beslissing tot tenuitvoerlegging en omzetting van twee Belgische vonnissen, beide van de rechtbank Antwerpen, van respectievelijk 26 april 2018 (2018/2056) en 10 april 2020 (2020/624). De opgeëiste persoon is in de Bulgaarse procedure in persoon gedagvaard en op de zitting vertegenwoordigd door een gemachtigd raadsman. Ten aanzien van het Belgische vonnis van 26 april 2018 is een verzetgarantie gegeven zoals bedoeld in artikel 12 onder d OLW. Nu de opgeëiste persoon in een eerdere procedure in Bulgarije bij de districtsrechtbank in Ruse (die geleid heeft tot de uitspraak van 27 juli 2021) uitdrukkelijk heeft verklaard afstand te doen van zijn recht op verzet en hoger beroep in de Belgische procedures, dient van toepassing van deze weigeringsgrond te worden afgezien. Ten aanzien van het Belgische vonnis van 10 april 2020 is sprake van een situatie zoals genoemd in artikel 12 onder c OLW: de opgeëiste persoon is niet bij de procedure aanwezig geweest, maar de beslissing is volgens het EAB aan hem betekend en hij heeft niet binnen de daarvoor gestelde termijn hoger beroep ingesteld.
Het standpunt van de raadsman
Ten aanzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW heeft de raadsman opgemerkt dat het Belgische vonnis van 10 april 2020 aan de opgeëiste persoon zou zijn betekend, maar dat de opgeëiste persoon de inhoud daarvan niet kon lezen.
Het oordeel van de rechtbank
Op basis van het EAB en de aanvullende informatie van de Bulgaarse autoriteiten van 26 oktober, 16 november en 23 november 2023 stelt de rechtbank het volgende vast.
Bij vonnissen van respectievelijk 26 april 2018 en 10 april 2020 is de opgeëiste persoon in België veroordeeld tot gevangenisstraffen van respectievelijk 2 jaar en 24 maanden. Op 5 juli 2021 hebben de Belgische autoriteiten een EAB uitgevaardigd op grond waarvan de opgeëiste persoon op 20 juli 2021 bij de Roemeens-Bulgaarse grens is aangehouden. Bij beslissing van 27 juli 2021 (99/27.07.2021) heeft de Districtsrechtbank van Ruse de in België opgelegde vrijheidsstraffen erkend. De opgeëiste persoon was bij deze procedure met zijn advocaat aanwezig en heeft aldaar nadrukkelijk verklaard dat hij geen gebruik wil maken van zijn recht op verzet of hoger beroep in België en dat hij de straffen in Bulgarije wil uitzitten. Na de beslissing van de Districtsrechtbank van Ruse is de zaak doorgestuurd naar de Districtsrechtbank in Targovishte.
Op 24 november 2021 heeft de Districtsrechtbank van Targovisthe uitspraak gedaan. Dit vonnis ligt ten grondslag aan het huidige EAB. De door België opgelegde vrijheidsstraffen zijn bij deze beslissing samengevoegd en omgezet in een gevangenisstraf van twee jaar.
Uit de aanvullende informatie van de Bulgaarse autoriteiten van 26 oktober 2023 volgt dat aan de Districtsrechtbank van Targovisthe bij de omzetting van de in België opgelegde vrijheidsstraffen beoordelingsruimte (“
freedom of opinion”) toekwam. De rechtbank is daarom van oordeel dat zowel de Belgische vonnissen waarbij in laatste instantie over de schuld is geoordeeld, als het Bulgaarse vonnis van 24 november 2021, waarbij in laatste instantie over de straf is geoordeeld, moeten worden getoetst aan artikel 12 OLW. Dat geldt niet voor de beslissing tot erkenning van de Belgische vonnissen van de Districtsrechtbank van Ruse van 27 juli 2021, nu in die procedure geen oordeel over schuld en straf is gegeven. [4]
Belgische vonnis van 26 april 2018
Ten aanzien van het Belgische vonnis van 26 april 2018 stelt de rechtbank op basis van het Belgische EAB van 5 juli 2021 vast dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de procedure die tot deze beslissing heeft geleid, maar dat hem een verzetgarantie is gegeven. Niet duidelijk is op welke datum dit vonnis aan hem is betekend. Deze verzetgarantie kan echter feitelijk niet worden geëffectueerd, omdat de verzet termijn vijftien dagen nadat hij in Bulgarije in vrijheid werd gesteld (in augustus 2021) is verstreken. Dit blijkt uit de tekst van de Belgische wet die in het EAB is opgenomen. Bovendien in Bulgarije al een aanvang gemaakt met de ten uitvoerlegging van de straf. De rechtbank is daarom van oordeel dat deze verzetgarantie niet voldoet aan de eisen van artikel 12 onder d OLW en dat daarmee de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet echter aanleiding om van weigering van de overlevering voor dit vonnis af te zien, nu de opgeëiste persoon in de procedure bij de Districtsrechtbank van Ruse voorzien van bijstand van een advocaat uitdrukkelijk afstand heeft gedaan van enig recht op verzet of beroep.
Belgische vonnis van 10 april 2020
Ook ten aanzien van het vonnis van 10 april 2020 stelt de rechtbank op basis van het Belgische EAB vast dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de procedure die tot deze beslissing heeft geleid. Over deze procedure is in het Belgische EAB vermeld dat deze beslissing op 19 januari 2021 in persoon aan de opgeëiste persoon is betekend en dat hij niet binnen de daartoe voorgeschreven termijn verzet of hoger beroep heeft ingesteld. Daarmee is sprake van een situatie zoals omschreven in artikel 12 onder c OLW en doet de weigeringsgrond van artikel 12 OLW zich niet voor. Dat aan opgeëiste persoon schriftelijke stukken zouden zijn betekend waarvan hij de inhoud niet begreep, doet daar niet aan af. Het was de eigen verantwoordelijkheid van de opgeëiste persoon om inspanningen te verrichten om van de inhoud van de door hem aangenomen stukken op de hoogte te raken.
Vonnis van de Districtsrechtbank in Targovisthe van 24 november 2021
Ten slotte vermeldt de aanvullende informatie van 1 november 2023 dat de opgeëiste persoon eveneens niet aanwezig was bij de procedure die tot de beslissing van de Districtsrechtbank in Targovisthe heeft geleid. Wel was hij – zo blijkt eveneens uit die informatie - op 21 oktober 2021 in persoon gedagvaard en is hij daarbij geïnformeerd over de mogelijkheid dat de strafzaak in zijn afwezigheid zou worden afgedaan als hij niet zou verschijnen. Daarmee is sprake van een situatie als bedoeld in artikel 12 onder a OLW. De weigeringsgrond zoals bedoeld in artikel 12 OLW doet zich ook ten aanzien van dit vonnis niet voor.

4.Strafbaarheid

4.1
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst een deel van de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Deze feiten vallen op deze lijst onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Bulgarije een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van deze feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de overige feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW in verbinding met artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: medeplegen van diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

5.Weigeringsgrond artikel 11 OLW: detentieomstandigheden Bulgarije

Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat een gevaar bestaat voor een onmenselijke en vernederende behandeling van de opgeëiste persoon als hij in Bulgarije gedetineerd wordt. De detentiegarantie die is verstrekt, is onvoldoende om dat gevaar weg te nemen, nu de raadsman van meerdere overgeleverde personen heeft vernomen dat deze garanties niet altijd worden nageleefd. Dit gevaar is voor de opgeëiste persoon nog groter gelet op zijn gezondheidsproblemen waarvoor hij dagelijks medicatie en medische behandeling ontvangt. De raadsman heeft overzichten hiervan uit de PI in [plaats] overgelegd.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verstrekte individuele detentiegarantie voldoende waarborgen biedt om het reële gevaar van een onmenselijke en vernederende behandeling van de opgeëiste persoon in de detentie-instelling van Pleven weg te nemen.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft op grond van het
Public statementvan het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 26 maart 2015 geoordeeld dat in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat personen die in Bulgarije zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld, in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). [5] Bij uitspraak van 11 februari 2020 heeft de rechtbank geoordeeld dat het CPT-rapport van 4 mei 2018, naar aanleiding van bezoeken tussen 25 september 2017 en 6 oktober 2017, niet tot een ander oordeel leidt. [6] Dit geldt eveneens ten aanzien van het CPT-rapport van 18 oktober 2022. [7]
Bij brief van 26 oktober 2023 heeft de
Deputy District Prosecutorvan de
District Prosecutor’s Officevan Targovisthe (Bulgarije) de volgende detentiegarantie ten behoeve van de opgeëiste persoon verstrekt:
“Proceeding from your request concerning the issued on 12.04.2022 European Arrest Warrant No. 1/2022 under File No. 14/2022 against [opgeëiste persoon] (…) We provide you with the following information:
(…)
Mr. [opgeëiste persoon] will serve the punishment imposed on him in the prison in the town of Pleven, Pleven district in the Republic of Bulgaria.
(…)
Mr. [opgeëiste persoon] will have at his disposal much more than 4 sq.m. of personal space /except for the sanitary facilities/, as the occupation rate of the sleeping facilities is continuously being monitored, (…).
In every sleeping room there is a sanitary niche with washbasin, toilet and constant supply of running water. The furniture includes beds, lockers, small tables for meals and chairs. Sleeping rooms are equipped with electrical system including a wall power outlet and a lighting fixture with appropriate brightness and luminance·, in order not to irritate and preserve the eyes. Heat is provided by the local heating system (…).
(…)
Medical centre functions in the prison, and it is manned by two medical paramedic practitioners and two general practitioners. If required, the inmates and the detained individuals are referred by the medical practitioners for consultations with specialist physicians.
(…)
The inmates and the people detained in custody accommodated in the prison in the town of Pleven are provided with the opportunity to practice sports every day during their time for stay in the open air, and in the workdays and according to a schedule - even beyond the time for their outdoor stay.(…)”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [8] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Bulgaarse autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Bulgaarse penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garantie immers uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon.
De gezondheidsproblemen van de opgeëiste persoon maken dat niet anders. Zoals in de detentiegarantie is vermeld, beschikt de gevangenis van Pleven over een medische unit met twee praktijkverpleegkundigen en twee huisartsen die de opgeëiste persoon van zijn benodigde medicatie en medische zorg kunnen voorzien. Indien nodig kan in detentie ook een gespecialiseerde arts worden geraadpleegd.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 van het Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Arrondissementsparket van Targovishte (Bulgarije) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. L. Sanders en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 december 2023.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie Rb. Amsterdam 24 november 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:6176.
5.Zie HvJ EU 5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198, punten 88-90 en o.a. Rechtbank Amsterdam 28 november 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:1269.
6.Rechtbank Amsterdam, 11 februari 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:1097.
7.Rechtbank Amsterdam, 27 oktober 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:6217.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.